Recensie: De Franse geschiedenis in chansons

19 november 2012 , door Martin Smit
| | |

Op het Waterlooplein of op een rommelmarkt vind je ze nog wel eens: Franse epeetjes en singletjes, in van die stevige kartonnen hoesjes. Van Charles Aznavour, Françoise Hardy of Gilbert Becaud, van Joe Dassin, Jacques Dutronc, Hughes Aufray of Dalida, vaak briljant in hun eenvoudige maar doeltreffende, aandachttrekkende vormgeving. De paar euro die je er dan voor moet neertellen zijn een minimale compensatie voor de nostalgie of de verzamelwoede die de plaatjes oproepen. En dan thuis de vondsten schoonmaken en dan op je oude platenspeler, genieten van die soms knetterende grammofoonplaatjes. Door martin smit.

 

Die hele collectie platen kan nu weer uit de kast gehaald worden en op de draaitafel worden afgespeeld. Dat ter aanvulling en illustratie van het boek Chanson Illustrée, waarin de Vlaamse auteur Bart van Loo niet alleen honderden Franse chansons weet te bundelen tot een veelomvattend verhaal over de Franse geschiedenis, maar er ook een leerzame wandeling door Parijs van weet te maken.

Iedere straathoek, ieder plein, misschien wel iedere straatsteen in Parijs, heeft een geschiedenis. Het op het eerste gezicht losjes geschreven Chanson Illustrée van Van Loo, ontpopt zich van een simpele toeristisch lijkende wandeling tot een in chansons gevangen of beschreven petite histoire van plekken en de gebeurtenissen die er plaatsvonden. De geschiedenis van Frankrijk is vooral de geschiedenis van Parijs, zo blijkt. Daarom begint Van Loo zijn verhandeling op het Ile de la Cité, het eiland in de Seine waar de oorsprong van Parijs ligt. Op de Pont Neuf, die als het ware het eiland overkruist, ontstond ooit het Franse chanson, vertelt Van Loo: straatzangers op de brug lieten in de zeventiende eeuw de lange middeleeuwse ballades achter zich en zongen in plaats daarvan korte op de actualiteit gerichte liederen. Door de eeuwen heen, tot op de dag van vandaag, ontplooide deze vorm van expressie zich tot een kunstvorm die allerlei maatschappelijke en historische thema's aansneed.

 

Mijmerend door Parijse straten

In honderden chansons zijn personen en gebeurtenissen uit de geschiedenis van Frankrijk beschreven, van literaire figuren tot koningen, en van brute misdadigers en presidenten tot revoluties en oorlogen, zo schetst Van Loo. Hij doet dat op een nonchalant lijkende wijze, al wandelend en mijmerend door Parijse straten, maar hij blijkt juist in zijn beschrijvingen nauwkeurig een chronologische volgorde in de geschiedenis te hanteren. Zijn verhaal begint bij koning Clovis I in de vijfde eeuw en eindigt bij het presidentschap van Sarkozy.
Chansons hoeven niet per se gemaakt te zijn in de periode waarover ze gaan, dus kan Van Loo met het noemen en beschrijven van liederen en artiesten, heen en weer springen in de tijd. Dat resulteert in een even bonte als verrassende opeenvolging van historische feiten: van de Franse Revolutie, de Commune van Parijs, de bouw van de Eiffeltoren, la belle époque, de Eerste Wereldoorlog, de opkomst van het existentialisme, tot de presidenten François Mitterand en Jacques Chirac. Van Loo traceert daarbij chansons die het betreffende tijdperk beschrijven of er anekdotisch of kritisch verslag van doen.

Marseillaise

Met de chansons die hij beschrijft en waarvan hij vaak tekstgedeeltes afdrukt - zo nu en dan met Nederlandse vertaling - komen niet alleen artiesten als Charles Aznavour, Eddy Mitchell, Serge Gainsbourg, Edith Piaf, Jacques Brel, Leo Ferré of Yves Montand opnieuw over het voetlicht, maar weet hij ook minder bekende goden en godinnen van het Franse lied uit de vergetelheid te ontrukken, zoals jaren zeventig-artiesten als Marc Lavoine, Jean-Jacques Goldman, Sheila, Barbara, Marcel Amont (ooit van gehoord?) en zelfs Dave - van Nederlandse afkomst - bekend van zijn hit Dansez maintenant, al krijgt niet iedereen evenveel aandacht.
Van Loo beperkt zich niet tot elitair verantwoorde nummers, maar stort zich op een breed scala aan chansons: kritisch, politiek zowel links als rechts, satire, pure kitsch en plat vertier.

Zijn verhaal legt niet alleen de historie achter het ontstaan van bepaalde chansons bloot, hij weet bij veel nummers iets onverwachts te onthullen of een opmerkelijk feit boven water te halen. Zo blijkt de melodie van het Franse volkslied, la Marseillaise, gebaseerd te zijn op een oud Engels volksdeuntje. Van de 'vader' van het moderne chanson, de bijna vergeten Aristide Bruant (1851-1925), schetst hij een mooi portret en hij combineert dat met de ontwikkeling van de chansoncultuur in cafés als Le Chat Noir en Le Lapin Agile op Montmartre en met andere kunstuitingen die zich in het vooroorlogse Parijs ontwikkelen. Of hoe na jaren gesteggel, voor de door de Franse regering in 1917 gefusilleerde muitende soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog, pas aan het eind van de vorige eeuw, nadat dankzij een lied deze affaire in de aandacht was gekomen, rehabilitatie volgde.

Een vercommercialiseerde poppenkast

Oorlog en vrede zijn de centrale thema's in de geschiedenis die Van Loo schetst. Dat komt natuurlijk omdat de geschiedenis van Frankrijk daar onlosmakelijk mee verbonden is: van de Frans-Duitse oorlog van 1870, via La Grande Guerre en de Tweede Wereldoorlog tot de oorlogen in Algerije en Vietnam.
Chansonniers als Maurice Chevalier, Juliette Gréco, Georges Brassens, Brel en tientallen anderen, schreven de geschiedenis van het Franse chanson en bezongen daarmee facetten van de Franse geschiedenis. Maar gelukkig is Van Loo ook kritisch over die geschiedenis en de chansons die hij beschrijft. Veel chansons, van literair tot plat amusement, van protestsong tot met het Franse nationalisme dwepende nummers, zijn in deze tijd niet altijd meer het aanhoren waard. En volgens Van Loo is de ware Franse chanson in de jaren tachtig, mede door buitenlandse invloeden, ten onder gegaan.
Zijn kritiek is heel breed. Hij trekt van leer wanneer hij constateert hoe de vertolking van het Franse chanson tegenwoordig vaak is vervallen tot een vercommercialiseerde poppenkast in toeristische cafés op Montmartre. Maar hij kan ook in een bijzin een lichte tirade houden over de bril en jurk van Nana Mouskouri. Misschien ook wel terecht.

 

Platenhoezen

Van Loo is zonder twijfel een liefhebber en zeker een kenner van Franse chansons. Zijn lijst met namen is eindeloos: Johnny Halliday, Jean Ferrat, Jane Birkin, Michel Polnareff en de verongelukte ster Claude François. Maar zijn verhaal zou niet compleet zijn zonder de tientallen schitterende, in het boek afgedrukte hoesjes van epee's, elpee's en singles. Uit diverse collecties van verzamelaars selecteerde hij prachtige voorbeelden van hoezen van grammofoonplaatjes uit de jaren dertig tot en met tachtig, soms zeldzame beduimelde of beschadigde exemplaren. Soms zijn ze curieus om de simpele vormgeving, of juist vanwege de kitschachtige lelijkheid. Maar misschien zijn ze daarom eigenlijk wel weer mooi. De hoezen maken de lezer en luisteraar nieuwsgierig en laten het hart van de verzamelaar sneller kloppen.
Chanson Illustrée is een prachtige, enthousiast door Van Loo gebrachte soundtrack van de geschiedenis van Frankrijk. Maar ja, daar hebben de Fransen dan weer geen goed Frans woord voor.

Martin Smit is redacteur van het tijdschrift De As, publiceerde artikelen in De As, De Parelduiker en En Route, is redacteur van Uitgeverij De Vooruitgang en medewerker van Athenaeum Nieuwscentrum.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum