Recensie: Psychoanalyse en kunst als verlossing

14 april 2011 , door Esther Wils

Darian Leader is een van de bestrijders van de schadelijke vereenvoudiging die de om zich heen grijpende diagnose ‘depressie’ veelal inhoudt. Met Freuds essay over ‘Rouw en melancholie’ uit 1915 als uitgangspunt verkent hij de betekenis van verlies voor een mens en houdt hij een fascinerend en overtuigend pleidooi voor een grotere alertheid op de (geblokkeerde) werking van rouw, waardoor de symptomen die we met de verzamelnaam depressie benoemen hun scherpte en dominantie duurzaam kunnen verliezen. Hij deelt die houding met onder anderen Paul Verhaeghe, schrijver van onder andere Het einde van de psychotherapie en Liefde in tijden van eenzaamheid, met wie hij bij gelegenheid van het verschijnen van de vertaling (door René van de Weijer en Stanneke Wagenaar) van Het nieuwe zwart vanavond bij Spui25 (helaas al volgereserveerd) in gesprek gaat. Door esther wils.

Een ridder voor de psychoanalyse

Ieder die met een eigen hoofd te maken heeft, weet dat het daar vreemd kan toegaan. Maar al te graag zou hij soms de onberekenbaarheid en de eigen wil van de gedachten en beelden intomen, (zelf)destructieve neigingen remmen, de machine af en toe stilzetten. Dat biochemie geen sluitende oplossing biedt en vaak zelfs een negatieve uitwerking heeft, is inmiddels genoegzaam bekend, en toch heeft de psychoanalyse of de psychoanalytisch geïnspireerde psychotherapie harder dan ooit zijn ridders nodig om niet compleet uit het zadel gewipt te worden.

Darian Leader is als ridder bepaald geen diplomaat; in de conclusie van Het nieuwe zwart noemt hij de Culturele Revolutie in China als voorbeeld van grootschalig toegepaste cognitieve therapie: er werd ‘mensen geleerd dat depressie louter een verkeerde manier van denken was’. Toch is hij ook beslist geen houwdegen: het vitale, zoekende, breed georiënteerde karakter van zijn aanpak, in combinatie met diepgaande kennis van de psychoanalytische school en zijn eigen praktijkervaring, maakt het lezen van zijn werk een stimulerend en aangrijpend avontuur.

Rouw en melancholie en onbewuste haat

Het nieuwe zwart staat bomvol opmerkelijke passages en wendingen die hier onmogelijk gereconstrueerd kunnen worden – en sommige gedeelten vergen zeker voor de leek herhaaldelijk overlezen –, maar de inzet kan ongeveer worden samengevat: het is hem te doen om het aanwijzen van de fenomenen rouw en melancholie zoals Freud die onderscheidde, op het nuanceren en aanvullen van die nog zeer vruchtbare visie.

‘Als we rouwen, laten we de herinneringen en verwachtingen die verbonden zijn met degene die we verloren hebben de revue passeren en confronteren ze stuk voor stuk met het vonnis dat hij of zij er niet meer is. Dit onderzoeken en herschikken van gedachten en beelden loopt vanzelf ten einde, waarna de rouwende het leven boven de dood verkiest. Bij pathologische of gecompliceerde rouw komt dit proces tot stilstand, voornamelijk door de sterke haatgevoelens waarmee onze liefde voor de overledene gemengd is. Bij melancholie slaat die onbewuste haat op overweldigende wijze op onszelf terug: door onze onbewuste identificatie met de ander varen we tegen onszelf uit zoals we ooit tegen de ander deden. We zijn geworden wat we zo moeilijk konden opgeven.’

Het gaat daarbij ook om mensen die we op andere wijze dan aan de dood hebben verloren, of zelfs een politiek of religieus ideaal; de gemankeerde verhouding met de ouders is de oorspronkelijke vorm waarin het gemis ontstaat, een leegte die als diepe echoput werkt bij ieder volgend verlies of scheiding. Melancholie krijgt als term van Freud een specifieke binding met verlies, wat voorheen niet het geval was; Leader legt uit dat men ‘in het verleden dikwijls een band [legde] met manische buien of perioden van creativiteit. (Een studie van de historische fases van het begrip en een aantal fascinerende portretten van ‘melancholici’ – vaak kunstenaars of denkers – zijn terug te vinden in het knappe Kamers van de melancholie van Karin Johannisson.) Hij doet dat zelf ook; een van de sporen in het boek is de parallelle taak of functie – zij het niet per se in die zin beleefd door de maker – van dromen en kunst, in het bijzonder poëzie.

Opmerkelijk is dat Leader er met Freud voor pleit bij droomduiding niet de afzonderlijke beelden in hun betekenis te analyseren:

‘… waarom zou je ze, in plaats van op zoek te gaan naar een verborgen symboliek achter deze vreemde verzinsels, niet zien als zinnebeelden van kunstmatigheid? Door naar hun eigen kunstmatigheid te verwijzen, laten ze zien dat iets niet kan worden doorgrond of gesymboliseerd. […] Deze onmogelijkheid om te doorgronden en symboliseren zien we terug in veel vormen van artistieke creatie.’

Rituelen, Hamlet enzovoort

Bij rouw komt de hele innerlijke constellatie in beweging; als bij een fobie – zegt Leader – komt alles in het teken van het verlies of de verlorene te staan. Om los te raken van die min of meer obsessieve binding – wat zeker in het geval van melancholie, waarbij de lijder komt samen te vallen met zijn verlies, nooit lukt – is het noodzakelijk dat het verloren ‘object’ wordt bevrijd van het web van beelden waarin de ander hem had gesponnen, waarin ook die ander zelf aanwezig is: die verliest ook het beeld van zichzelf dat de ontvallene bezat en vertegenwoordigde. Het/de verlorene moet worden gezien als op zichzelf staand, in wezen vreemd en niet samenvallend met de fundamentele leegte die op de bodem van ieder bestaan ligt. Voor de ontwarring zijn heel wat kunstgrepen nodig, die onder meer in de rituelen van bepaalde Afrikaanse stammen zijn terug te vinden:

‘… daar worden de rouwenden beledigd, geslagen en vernederd. Als een dierbaar persoon sterft, wordt de rouwende zonder vorm van proces veroordeeld. De gemeenschap gedraagt zich alsof de betrokkene schuldig is om te voorkomen dat deze zelf verstrikt raakt in zijn eigen onbewuste schuldgevoel. De sociale groep bestraft rouwenden voor ze de kans krijgen zichzelf te straffen.’

Behalve de sterk geritualiseerde omgang met de dood door bevolkingsgroepen in Afrika en Azië en de verknipte, soms bagatelliserende, soms obsessieve omgang met de dood in de westerse samenleving en in de media, voert Leader de aanvankelijk door zijn verlies verlamde Hamlet op, het hartverscheurende liefdespaar Ennis en Jack uit Brokeback Mountain, de schrijfster Patricia Highsmith, Freuds Kleiner Hans, mythologische figuren, Aristoteles, en vakgenoten als Klein en Lacan. Het levert een diepgravende maar ook panoramische studie op die zeer te denken geeft.

Esther Wils is redactiesecretaris van De Gids.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum