Recensie: Gevangen in een droomwereld waarin we geloven wakker te zijn

05 januari 2015 , door Fleur Speet
| |

Denis Johnson neemt iedereen in het ootje. Niet alleen omdat hij steeds andersoortige boeken schrijft, zodat hij nooit binnen één hoofdstuk van de literatuur past, maar ook omdat hij de lezer in zijn romans vaak ontzettend slim een loer draait. De lezer weet aan het einde vaak niet meer wat echt is, of wat nou precies de bedoeling van Johnson was. Zo ook in zijn nieuwste roman De lachende monsters (The Laughing Monsters, vertaald door Peter Bergsma), die daardoor zelfs komisch wordt.

Zootje vol clichés

Naar eigen zeggen schrijft Johnson (1949) omdat het leven een zootje ongeregeld is. Hij probeert daar met zijn werk (poëzie, korte verhalen, romans, non-fictie en toneelstukken) enige ordening in aan te brengen. Johnson koos er dit keer voor een thriller te schrijven, in tegenstelling tot het eerder van hem vertaalde Treindromen, waarin hij een eenvoudige Amerikaan volgde die eenzaam in de bossen woonde (een beetje een John Irving-achtig verhaal dat de shortlist van de Pulitzerprijs haalde). Maar het is de vraag of Johnson de thriller als genre niet belachelijk maakt.

Zijn hoofdpersonen, de dertigers Ronald Nair en Michael Adriko, beide spionnen, zijn boertig stoer en over the top. Ze zijn erop uit de rijkdom van het Afrikaanse continent te gelde te maken, behandelen vrouwen als hoeren, rijden achteloos een Afrikaanse dood en zijn voortdurend dronken ('zonder de drank lijken de vrouwen van hun aantrekkingskracht beroofd'). 'Ik kon echt niet ontspannen of me mezelf voelen in deze regio zonder dat ik me ergens mee op m'n hoofd sloeg,' aldus Nair. Ja, dit is het neusje van de zalm. Voor subtiliteit hoef je bij Johnson deze keer niet te zijn, en ook al niet voor een genuanceerd beeld van zuidwestelijk Afrika: Sierra Leone, Ghana en Congo. Johnson grossiert in botte clichés en zet ze het liefst nog wat vetter aan. Zijn hoofdpersonen voelen zich in hun onaanraakbaarheid 'bijna als Afrikanen'.

De plot

Nair zit in een hotel in Sierra Leone. Adriko heeft hem daarheen gelokt, 'in een van zijn onbegrijpelijke pogingen om lollig te zijn'. Nair, Deens legerkapitein met een Amerikaans paspoort, is attaché van de Special Forces van de NIIA (onderdeel van de NAVO) en heeft als opdracht Adriko, die is overgelopen, te volgen. Via schuilstations waar Nair kan internetten mailt hij zijn baas dat Adriko rondloopt met verrijkt uranium en vervolgt daarna af en toe met 'NTM' (niets te melden). Wel stuurt hij uitvoerige mails naar zijn Londense vriendin.

Adriko is van zins in zijn geboortedorp in Ghana te trouwen, hij heeft zijn verloofde al bij zich, en Nair moet mee als zijn getuige. Eenmaal onderweg krijgt de roman road novel-achtige trekken. Het is reuze spannend en avontuurlijk wanneer ze zich gedrieën naar de berg van 'de lachende monsters' begeven, aan de voet waarvan het geboortedorp van Adriko ligt. Nair wordt uiteraard verliefd op Adriko's vriendin, aan wie hij ook begint te schrijven. Dat vertroebelt zijn visie danig.

Hoogconjunctuur in verklikker

Johnson geeft een schets van onze nieuwe wereld, waarin terrorisme welig tiert en rechten nauwelijks gelden. De wereld is sinds de val van de Twin Towers behoorlijk veranderd, misschien nog wel het meeste bij de inlichtingendiensten, beveiliging en defensie.

'De wereldmachten stortten hun brandkasten leeg in een uitgebreide versie van de Grote Oosterse Kwestie. Het geld kan gewoon niet op, en een heleboel wordt besteed aan verklikken en spioneren. Op dat gebied is er geen recessie.'

Zo legt Nair het uit aan de vriendin van Adriko, die de heren verbijsterd gadeslaat. Adriko en Nair proberen de vruchten te plukken van deze hoogconjunctuur, ze onderhandelen zelfs met de Mossad. Dat levert pure slapstick op. Ze doen dat met zoveel aplomb dat het een wonder is dat ze er genadig vanaf komen ('it's only a flesh wound' zeggen ze bij Monty Python).

Humor en ernst

Er is veel te lachen in deze roman, juist door de overdrijvingen weet Johnson het verhaal heel geestig te maken. Maar de komische scènes zijn soms juist serieus. Een of andere Ghanese 'idioot', die lurkt aan een lange purperen suikerrietstengel beweert dat we in deze wereld allemaal gevangenen zijn van onze beperkte visie. 'We zijn gestolen terwijl we sliepen en we zijn hierheen gebracht, en nu worden we gevangengehouden in deze droomwereld, waar we geloven dat we wakker zijn.' Hoe jolig het zinnetje van deze mallotige tovenaar ook lijkt, Johnson bedoelt er iets belangrijks mee.

Volgens mij verwijst hij hier losjes naar Plato's verhaal van de grot. In die grot zitten gevangenen rond een vuur. De vlammen zien ze niet, wel hun schaduwen die door het vuur op de muur geworpen worden. De gevangenen houden die schaduwen voor de realiteit. Zou een van hen naar buiten worden gevoerd, naar het zonlicht, dan zou hij een werkelijkheid waarnemen die de gevangenen binnen nooit zouden kunnen begrijpen. Sterker, ze zouden de raaskallende gevangene bedreigend vinden. Het zijn moderne tijden, de Ghanese tovenaar wordt enkel de rug toegekeerd, maar even later maaien andere Ghanezen opeens met AK-47's in het rond. Overigens vond Plato net als Johnson dat de oppervlakkig waarneembare wereld een volstrekte chaos is.

Loer

De chaos dringt zich dan ook meer en meer op in de roman. Nair stuurt mails naar zijn vriendin, maar wanneer hij gevangen zit, zijn het met potlood geschreven aantekeningen op kleine velletjes ontstolen papier. Hoe komen die dan bij de Londense vriendin, zo vraag je je als lezer af. Ergens klopt iets niet. Bovendien wordt Nair door iedereen voor leugenaar uitgemaakt, dus wat zit hij hier eigenlijk te vertellen? Dist hij soms gewoon vanuit z'n luie stoel een verhaal op? Heeft hij op een of andere manier last van zijn geweten en poetst hij dat nu schoon, is dit een mea culpa van de liefde? Je gaat haast geloven dat Nair ons wat op de mouw spelt. Tja, wie is hier nu eigenlijk het lachende monster? Is dat Johnson niet?

Fleur Speet is literair recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum