Recensie: Boos en bezopen: Roth in de Lage Landen

07 april 2014 , door Jerker Spits
| | | |

Joseph Roth ging als nostalgicus van het teloorgegane Habsburgse rijk en als legendarische drinker de geschiedenis in. De schrijver van Radetzkymars en De legende van de heilige drinker behoort tot de meest gewaardeerde Duitstalige auteurs van de twintigste eeuw. In de jaren dertig en nu: Ter Braak, Coetzee, en Grunberg bewonderen hem. In Waar het me slecht gaat is mijn vaderland geeft vertaalster Els Snick een levendig portret van de schrijver die zich de dood indronk, en van de literaire wereld in de Lage Landen.

Drankneus

Snick pakt de draad van Roths leven op in 1936. ‘Zoals andere mannen thuiskomen bij haard, bij vrouwe en kind, zo kom ik terug bij licht en hal, bij kamermeisje en portier,’ schreef Roth. Ze vertelt over het leven van Roth en andere gevluchte schrijvers, over de Amsterdamse roman Biecht van een moordenaar, en over hoe de goedgelovige schrijver in Hotel Eden in de Warmoesstraat (thans: Hunter’s Coffeeshop) wordt bestolen door de chef de réception.

Ze staat daarbij ook stil bij de vele mythes die herinneren aan Roths novelle De legende van de heilige drinker. Roth was een voorname, beleefde man. Als hij ergens binnenkwam begroette hij zijn vrienden met een luid ‘Servus!’ en een buiginkje. De dames kregen een handkus. Maar zijn doorschijnende drankneus was zelden een meter ver van een jeneverkruik.

Geldnood

Maar bovenal roept Snick als biograaf van Roth in de lage landen een boeiend hoofdstuk uit de Nederlandse en Duitse cultuurgeschiedenis in herinnering. Met de kuststad Oostende, die werd overspoeld door vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk, waar de nazi’s de macht overnamen. Met de oprichting van de Exil-fondsen van de uitgeverijen Querido en Allert de Lange. En met  Nederlandse critici die al snel een bijzondere belangstelling voor Roth hadden, en hem graag wilden ontmoeten.

Duits was in Nederland de tweede taal, voor Hitler gevluchte schrijvers konden op bijzondere belangstelling rekenen en de reputatie van Roth als drinker en hoogbegaafd spreker snelde hem vooruit. Critici als Menno ter Braak en Anton van Duinkerken vonden het soms ook lastig zijn nieuw verschenen werk langs de literaire meetlat te leggen. Roth begon uit geldnood veel en snel te schrijven, wat de literaire kwaliteit van zijn werk niet ten goede kwam. Maar je moet wel lef hebben om het werk van een voor Hitler gevluchte joodse schrijver hard aan te pakken – vooral als hij zo’n tragisch leven lijdt. In zijn ‘In memorium amici Joseph Roth’ dichtte Anton van Duinkerken:

Ja, Joseph Roth was een lijder aan drankzucht, een stakker
In ’t oog der fatsoenlijken, weinig geschikt voor den omgang met lieden,
Die zich en hun soort adoreeren. Bezopen en boos, maar klaarwakker
Kwam hij alléén in de kerk en de herberg.

Europa

Roth raakte twee keer zijn vaderland kwijt: na het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie was Roth geen Oostenrijks staatsburger meer. Zijn geboorteplaats Brody in Galicië kwam in Polen te liggen. Met de Anschluss van Oostenrijk bij Hitler-Duitsland verloor Roth voor de tweede keer zijn vaderland. Het is dan ook geen toeval dat Geert Mak, een groot fan van Roth, de schrijver herhaaldelijk aanhaalt in zijn historische overzicht In Europa.

Ook uit Waar het me slecht gaat is mijn vaderland blijkt hoe nauw verweven Roths leven is met de geschiedenis van Europa. Snick, germaniste en docente aan de Hogeschool Gent, staat stil bij de plaatsen waar Joseph Roth verbleef – Oostende, Brussel, Amsterdam – en de geschiedenis van die steden, waarin veel gevluchte Duitse auteurs verbleven. Zo is een levendig beeld ontstaan van de schrijver en zijn zoektocht naar een vaste woon- of verblijfplaats. Dat Snick ook literair vertaalster is, draagt bij aan de soepele weergave van uit het Duits vertaalde ambtelijke documenten, ansichtkaarten en brieven.

In zijn jonge jaren was Roth een links georiënteerd auteur. Later noemde hij zich conservatief, katholiek en een aanhanger van de Oostenrijkse monarchie. Die verschuiving in zijn denken, en vooral hoe zijn Amsterdamse kunstbroeders en mededrinkers haar beoordeelden, had bij Snick wat meer aandacht mogen krijgen. Hoe viel het bijvoorbeeld dat Roth in 1934 protesteerde ‘tegen elke vorm van medewerking door iemand met linkse sympathiën aan mijn vrome boek’? Dat hij, die een gloeiende hekel had aan links, de nazi’s en de communisten over een kam scheerde (‘Communisme of nationaalsocialisme maakt weinig verschil; in de grond zijn ze elkander gelijk’)? Maar dat was dan ten koste gegaan van alle documenten die Snick tevoorschijn heeft gehaald, de levendige anekdotes en – met de oprichting van de Amsterdamse exiluitgeverijen – een boeiend hoofdstuk gedeelde Europese geschiedenis.

Jerker Spits is germanist

 

Rond het boek vinden in Nederland en België enkele manifestaties plaats:
17 maart 11.00 Oostende (http://www.vrijstaat-o.be) met Els Snick en Mark Schaevers
24 maart 11.00 Brussel, Passa Porta Festival (www.passaporta.be) met Els Snick en Geert Mak
24 maart 16.30 Amsterdam, Castrum Peregrini met Els Snick, Geert Mak en Pierre Bokma
14 april 17.00 Gent, boekhandel Limerick met Els Snick en Gene Bervoets

pro-mbooks1 : athenaeum