Recensie: Hopen op verandering

30 november 2015 , door Pieter Wybenga
| | | | |

Te weinig ervaring met buitenlands beleid. Het was een van de weinige speldeprikjes waarmee John McCain de Obama-opmars poogde te temperen. Inmiddels heeft de hoophysterie plaats gemaakt voor de rationaliteit van elke dag en staat Obama, nu hij zijn eerste echte State of the Union mag uitspreken, op een dieptepunt in de populariteitpolls. Hoewel dat vooral te maken heeft met de nog steeds lege portomonnees van doorsnee teleurgestelde Amerikaanse burgers, leert één blik in de Foreign Affairs die 2009 afsloot dat een mogelijke 8 jaar Obama ook in het buitenland weinig radicale ‘change’ kan brengen, maar des te meer ervaring. Door pieter wybenga.

Het tijdschrift schotelt lezers een greep uit de oeverloze problematiek die de wereld eigen is voor: patstellingen in Noord-Korea, falend beleid in Somalië, te grote buitenlandse schulden, de noodzaak van atoombommen, zich steeds meer roerende islamisten in Zuidoost Azië en een Turkije dat langzaam tornt aan haar seculier bestaan en naar het oosten kijkt. Hoewel Foreign Affairs ‘will not devote itself to the support of any one cause’, aldus de website, lijkt de meerderheid van de auteurs blij te zijn met Obama’s afstand nemen van 'de bom erop'- en 'olie eruit'-politiek die Bush voerde onder de dekmantel van het verspreiden van westerse democratische waarden.

‘Giving up on a bad strategy is not admitting defeat,’ betoogt Bronwyn Bruton in haar bijdrage ‘In the Quicksands of Somalia’. ‘It is simply the wise, if counterintuitive, response to the realization that sometimes, as in Somalia, doing less is better. Ze maakt zich sterk voor een benaderingswijze waarin door de VS niet gepoogd wordt met man en vooral macht een democratische regering te implementeren in een verscheurd land als Somalië. De simplistische war on terror van Bush ‘has both severely undermined the capacity of U.S. [...] to relate to the Somali public and allowed al Shabab to unify otherwise diverse array of actors into a motivated armed opposition’.

Ook Christopher S. Bond en Lewis M. Simons, dringen in hun artikel over Zuidoost-Azië aan op een terughoudende politiek die mensen niet vervreemdt van de V.S. ‘Americans need to understand [...] that their cultural exports and their presumption that the rest of the world wants U.S.-style liberal democracy give Muslims everywhere the clear impression that the United States is invading their space,’ zo citeren ze een lid van ASEAN. Ze pleitten voor een politiek van ‘smart power’, waarbij militaire kracht (die nooit helemaal afwezig kan blijven) wordt aangevuld met ‘diplomacy, private investment, free trade, financial aid, and, above all, education’.

Hoewel het een compleet ander hoofdpijndossier betreft, lijkt voor Noord-Korea een vergelijkbare remedie van terughoudendheid en de tijd die haar werk doet de enige echte oplossing, aldus Andrei Lankov. Naast duidelijke overeenkomsten vormt zijn pleidooi echter ook een aardige paradox met de andere genoemde artikelen. Als er één plek op aarde is waar het niet een vergaand contact met het vrije westen is, dat de zaken op scherp gezet heeft, dan is het Noord-Korea wel. Internet, om maar iets te noemen, is er verboden. Lankov ziet juist in het langzaam doorbreken van die communicatiebarrière de enige mogelijkheid om Kim Jong Il van zijn troon te stoten. Alleen als de burgers van Noord-Korea gaan beseffen dat het beter kan, zullen zij, zoals het elders gebeurde in 1989, de legitimiteit en daarmee het bestaan van het regime kunnen aantasten.

Het overbruggen van verschillen door (wederzijds) begrip te kweken, of het nu in het geval van Noord-Korea gaat om kennis van hoe het ook kan, of zoals bij Bruton, Bond en Simons, om te voorkomen dat potentiële islamisten zich een gevaarlijke identiteit aanmeten door zich af te zetten tegen een dominant aanwezig en arrogant Amerika, de dialoog en een lange adem zijn vereist. Verandering kost tijd en dat verkoopt slecht in de politieke arena waarin naar zichtbaar resultaat snakkende kiezers de dienst uit maken, merkt ook Obama. Voor Foreign Affairs hoeft nuance gelukkig niet in pakkende slogans geserveerd te worden, zodat het ongestoord kan blijven werken aan hun doel: ‘improving the understanding of U.S. foreign policy and international affairs through the free exchange of ideas’. En dat is precies wat het doet.

Pieter Wybenga is historicus. Hij is werkzaam als subsidieadviseur voor het onderwijs en bespreekt literatuur voor Recensieweb.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum