Recensie: Plechtige excentriciteit

02 januari 2010 , door Gustaaf Peek
| | |

Versal is de naam van een jaarlijks verschijnend Engelstalig literair tijdschrift dat vanuit Amsterdam wordt gepubliceerd. Het heeft wel iets, een blad opzetten in den vreemde, The Paris Review is er een duidelijk voorbeeld van; jonge honden die in het altijd hippere buitenland een podium willen bieden aan nieuwe stemmen. De redactie bevestigt hiermee haar ongebonden intellectuele status en de gaststad wint door dergelijke initiatieven weer aan internationale geloofwaardigheid. De uitgever van Versal is wordsinhere, volgens hun website opgericht in 2002 'to help build and sustain a translocal literary community and transnational networks through which writers here can develop and continue their writing practices.' Stichtelijke taal, bedoeld om niemand uit te sluiten, maar ook toepasbaar op de scherpe keuzes die een redacteur vaak moet maken om zijn blad op peil te houden? Door gustaaf peek

Op diezelfde website, wordsinhere.com, maakt de redactie duidelijk waar ze naar zoekt: ‘We look for work that is urgent, involved, and unexpected. Innovative forms are encouraged (e.g. flash fiction, prose poetry)’. Kort en krachtig, de beginnende schrijver weet waar hij aan toe is. Deze enthousiasmerende criteria worden door hoofdredacteur Megan Garr in haar inleiding van het inmiddels achtste nummer helaas weer wat getemperd, wanneer ze zich in al te nadrukkelijke artspeak tot de lezer richt (‘... any act of art is an act of translocation’). Haar vage en overbodige betoog over grensoverschrijding lijkt voort te komen uit een verlangen literaire keuzes te rechtvaardigen. Literaire tijdschriften, zelfs met de strengste programma's, zijn altijd mixed bags, en ook het achtste nummer van Versal ontkomt daar niet aan, maar dat is niet erg. Er valt een respectabele selectie uit het tijdschrift te zeven.

Het is ironisch dat de genres waar de redactie het meest op inzet, flash fiction en prose poetry, het minst succesvol zijn in dit nummer. Makkelijk leesbaar door hun lengte en opmaak, makkelijk plaatsbaar ook, maar vaak vrijblijvend en obscuur van inhoud. ‘When the inner elastic of the architecture snapped, it was madness’, schrijft Selah Saterstrom in haar A Cabinet Of. ‘The hammerblow of the mother brings together what is farthest apart’: nog een heldere en krachtige zin die de lezer toch in het donker laat. Saterstroms werk, maar ook de bijdragen van Brenda Sieczkowski, Amy McNamara en Laura Mullen vertegenwoordigen het topzware poëtisch proza dat de redactie voorstaat.

Versal is overwegend serieus van toon, zwaar op de hand zelfs. ‘The ants in unison raise their blades to the sky / and stab themselves in the neck’, luidt de afsluiter van Chung Ho-Seungs gedicht 'Ant'. Het tijdschrift schijnt niet te willen overkomen als een lichtgewicht en zet zwaar geschut in, zoals in de schetsen Here is a Photograph of the City van Colleen Hollister: ‘Here, there are dangerous things. Yellings and remonstrances.’

Naast alle grimmigheden is er in Versal gelukkig ook ruimte voor aangenamere vormen van gravitas. 'Crib Biting' van Stacey Swann, bijvoorbeeld, is een somber maar succesvol verhaal over een depressieve vrouw, haar man en een ziek paard. In een fijne nuchtere en beschrijvende stijl weet Swann een gevoel van dreiging vast te houden tot het aangrijpende einde. De personages zijn intrigerend, hun handelingen fris en onverwacht, Swann heeft het duidelijk in de vingers. Haar korte biografie achterin het blad vermeldt dat haar verhalen vooralsnog alleen in literaire tijdschriften zijn verschenen, haar eerste bundel is iets om naar uit te kijken.

Een ander geslaagd verhaal is het toepasselijk getitelde 'Campfire Yarn', van Elizabeth O’Brien. Een zonderlinge jongen genaamd Ray verbaast zijn familie door oude spullen en lampen uit huis te ontvreemden. Later blijkt hij in de schuur een soort raket te hebben gebouwd die hij op een dag onder grote belangstelling lanceert. Het eindigt ermee dat de jongen het hele geval weer demonteert en zijn zwijgzame rol binnen het gezin herneemt. ‘Ray don’t say nothing about the machine. He don’t say a word to nobody.’ Het is een spannende en uiteindelijk ontroerende geschiedenis, het knappe is dat O’Brien nergens uit haar rol van kampvuurverteller valt. Met een strak gezicht een raar verhaal uit de doeken doen, Paul Auster is daar een meester in, maar O’Brien kan er ook wat van. Ze dist de buitenissigheden vlot en zelfverzekerd op, waardoor ze de werkelijkheid moeiteloos in haar richting plooit.

Versal moet het dus vooral hebben van zijn meer conventionele bijdragen. Maar het meest sympathieke aan het tijdschrift is de hang naar nostalgie die geregeld opduikt. ‘Our mothers are brunettes that barely survived 1972.’ Prachtige zin uit 'The Sociology of Containers' van Stacey Elaine Dacheux, en net zoals die moeders dragen veel van de andere verhalen en gedichten sporen van voorgaande decennia, vooral van de jaren zestig en zeventig. Zo is 'Jugni' van Kuzhali Manickavel, in al zijn plechtige excentriciteit, proza uit de tijd van Lucy in the Sky with Diamonds. En wat te denken van de anachronistische titel van het gedicht van Siobhán Webb: 'When the Collective Raped-Feminine B/Comes Strictly Carnivorous'.

Een vindplaats voor onbekend talent: verzorgd, consciëntieus, een beetje zwaar op de hand maar ook verrassend, met een snufje beeldende kunst en alles gedrukt op duurzaam papier. Versal heeft een sterke basis en verdient publiek. Amsterdam mag meer van dit soort initiatieven aantrekken.

Gustaaf Peek is de schrijver van de romans Armin (2006), Dover (2008) en Ik was Amerika (najaar 2010). Hij is redactielid van De Revisor.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum