Recensie: Kijken naar dieren sterft uit

30 november 2015 , door Godeke Donner
| | | | |

Het lijkt wel een trend. Boeken over onze relatie met de natuur zijn niet aan te slepen. Van Rob Bijlsma’s en John Videlers vogelboeken tot Caspar Janssens Ontpopt, Bram van de Klunderts Expeditie wildernis en Koos van Zomerens Naar de natuur, allemaal gaan de heren op onderzoek uit naar de plaats die de natuur in het leven van de mens anno 2012 inneemt. En dat is precies 300 jaar nadat Jean-Jacques Rousseau werd geboren. Als er één is die de natuur verheerlijkte en het de meest ideale omgeving vond waarin de mens kon verkeren was hij het.
John Berger is vooral bekend als schrijver van romans (G. werd bekroond met de Booker Prize) en essays. Ook maakte hij documentaires over beeldende kunst zoals de televisieserie Anders zien. In Waarom naar dieren kijken (Why Look at Animals, vertaald door Peter Bergsma) zijn de stukken verzameld die hij schreef over de dierenwereld en hoe wij als mensen die dieren langzamerhand in hetzelfde hoekje drukken waar we ook de kunst plegen op te bergen. ‘Overal verdwijnen dieren. In dierentuinen zijn ze de levende monumenten van hun eigen verdwijning.’ Door godeke donner.

Waarom naar dieren kijken is samengesteld uit essays over dieren met tot slot een gedicht over dieren met de veelzeggende titel ‘Zij zijn de laatsten’. Maar in het titelessay beweert Berger dat dieren tot aan de industrialisatie een eerste kring vormden om de mens heen. De mens bleef afhankelijk van dieren voor voedsel, werk, transport en kleding. Tot ver in de negentiende eeuw was het dier bovendien een in menselijke eigenschappen uitgedrukt wezen.

‘Antropomorfisme was een integraal onderdeel van de relatie tussen mens en dier en een uiting van hun verbondenheid. Het antropomorfisme was het bezinksel van het voortdurende gebruik van de dierenmetafoor. In de afgelopen twee eeuwen zijn de dieren geleidelijk verdwenen. Vandaag de dag leven we zonder hen.’

Dierenwereld als museum

Huisdieren ja, die zijn alom aanwezig. In de Verenigde Staten zijn er minstens veertig miljoen honden en evenzoveel katten. Maar dat zijn gemarginaliseerde dieren; ze hebben geen nut meer, zijn aangewezen op kunstmatig voedsel en verstoken van hun natuurlijke habitat waarin ze omringd zijn door soortgenoten. De boeken van Beatrix Potter, de films van Walt Disney: het zijn maar twee voorbeelden die Berger noemt om aan te tonen hoe dieren in de twintigste  eeuw zijn getransformeerd tot menselijke marionetten.

Het dieptepunt in onze verstandhouding met dieren noemt Berger de dierentuin. Het instituut stamt uit het begin van denegentiende eeuw, toen Parijs, Londen en Berlijn met hun dierencollecties niet alleen hun prestige oppoetsten maar ook hun koloniale macht bevestigden. De dieren werden immers uit alle werelddelen betrokken. Ontdekkingsreizigers stuurden een olifant of tijger naar huis. De gereproduceerde dierenwereld werd een museum. Met de kooi als lijst die om het dier heen zit.

‘Hoe je ook naar deze dieren kijkt, zelfs als het dier tegen de tralies op staat, minder dan dertig centimeter van je vandaan, en naar buiten kijkt in de richting van het publiek, kijk je naar iets wat volstrekt gemarginaliseerd is; en alle concentratie waartoe je in staat bent zal nooit voldoende zijn om het in één punt samen te brengen. Waarom is dat zo?’

Esthetische blik

Dit is de kernvraag van John Berger. Zijn antwoord? De gewone kijk op dieren, zoals die van boeren voordat zíj werden gemarginaliseerd, staat op uitsterven. Wat overblijft is de esthetische blik. Die neemt de plaats in van het nutbeginsel. Als we de dieren dan niet meer nodig hebben, kunnen we er in elk geval nog ontroerd door raken. Of we kunnen de hele natuur inclusief de dieren herscheppen in de kunst. ‘Kunst is een georganiseerde respons op waar de natuur ons zo nu en dan een glimp van gunt.’

John Berger weet goed de emoties op te roepen die gepaard gaan met ons kijken naar dieren. ‘Een muizenverhaal’ is een soort van sprookje waarmee de bundel opent. ‘Er was eens een man’ en die probeerde muizen te vangen in een val die hij als de muis er eenmaal in gevangen was buiten in het weiland weer opende. De ene muis stoof dan weg, de andere bleef rustig wachten en één sprong als ware het een kangoeroe zijn vrijheid tegemoet. Met al die muizen heeft de man een band gekregen, hij geeft er één zelfs een naam en hij weet zeker dat hij elke muis afzonderlijk zou herkennen mocht die ooit weer in zijn val belanden.

De positie van God

Waarom naar dieren kijken geeft prachtige inkijkjes in hoe wij als verstedelijkte mensen de natuur benaderen. Al heeft de titel geen vraagteken, toch lees ik hem als “waarom zouden we naar dieren kijken?” Heeft dat nut, is het belangrijk voor het dier of mijzelf? Een antwoord geeft Berger in deze kernachtige alinea. Als hij bepaalde constanten opsomt die alle culturen ‘mooi’ hebben gevonden, zoals bloemen, rotsvormen, de maan, stromend water, zegt hij:

‘We zijn verplicht een coïncidentie of misschien een congruentie te erkennen. De evolutie van natuurvormen en de evolutie van de menselijke waarneming hebben samen het verschijnsel van een mogelijke herkenning bewerkstelligd: wat “is” en wat wij kunnen zien (en door te zien ook voelen) komen soms samen op een bevestigingspunt. Dit punt, deze coïncidentie, is tweeledig: wat is gezien wordt herkend en bevestigd en tegelijkertijd wordt degene die ziet bevestigd door wat hij ziet. Gedurende een kort moment bevindt men zich – zonder de pretenties van een schepper – in de positie van God in het eerste hoofdstuk van Genesis… En hij zag dat “het” goed ‘was’. De esthetische emotie bij het zien van de natuur is volgens mij te herleiden tot deze dubbele bevestiging.’

John Berger is zeker niet optimistisch, getuige ook het slotgedicht waarin langzamerhand alle dieren uitsterven en alleen de huisdieren overblijven. Daarbij citeert hij een wetenschapper die het voor mogelijk houdt om specifiek een dier voor de hamburger te ontwerpen.

Berger de kunsthistoricus en Berger de dierenliefhebber hebben samen een scherpe en vruchtbare dialoog opgezet om de vraag te beantwoorden waarom we naar dieren kijken. En waarom dat anders is dan kijken naar een wolk, een boom of een rivier.

Godeke Donner studeerde Letterkunde in Amsterdam en Parijs.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum