Recensie: Praatjes vullen geen plaatjes

30 november 2015 , door Martin Smit
| | |

Wat is er geworden van Jopo de Pojo? Is hij na al zijn vruchteloze pogingen om als muzikant of striptekenaar roem te vergaren, uiteindelijk toch goed terecht gekomen? Of is hij blijven hangen in een uitzichtloos bestaan, en uiteindelijk gemangeld in de machinaties van louche zakenmannen, boze winkeliers en geïrriteerde buren?
We zullen het nooit weten, want sinds zijn geestelijk vader Joost Swarte – striptekenaar, industrieel ontwerper, illustrator en vormgever – enige jaren geleden het maken van strips op een laag pitje heeft gezet, is er van stripfiguur Jopo de Pojo niets meer vernomen. Dat is jammer, maar gelukkig biedt de bundeling Bijna compleet van Joost Swarte (1947), in ieder geval de mogelijkheid alle avonturen van deze antiheld opnieuw te lezen. Door martin smit.

N.B. 4 maart signeert Swarte in Haarlem.

Een hernieuwde kennismaking

Deze langverwachte uitgave is ook een hernieuwde kennismaking met andere illustere stripfiguren, ontsproten aan het brein en de tekenpen van Joost Swarte, zoals Fred Fallo en Anton Makassar. Hun opmerkelijke, soms vreemde belevenissen en avonturen, zijn dikwijks spannend en intrigerend, vaak grappig, dan weer uiterst komisch, en in het geval van Jopo menigmaal ontroerend. Arme Jopo!

Uit: Joost Swarte, Bijna compleet.

Bijna compleet is nooit compleet: een volledig overzicht van het werk van Joost Swarte zou tientallen delen vullen. De uitgave Bijna compleet beperkt zich tot zijn stripverhalen, met name daterend uit de jaren zeventig en tachtig. Met Swartes omslagontwerpen voor boeken en tijdschriften, zou bijvoorbeeld ook al gauw een boek te vullen zijn. Swarte maakte daarnaast tientallen ontwerpen voor platen- en cd-hoezen, hij illustreerde boeken, kreeg opdrachten voor postzegels, ontwierp meubels (o.a. een prachtige tafel met enorme wortels als tafelpoten) en maakte het ontwerp voor het nieuwe gebouw van De Toneelschuur in Haarlem.

Quick en Flupke

Joost Swarte wordt vaak genoemd als een exponent van de ‘klare lijn’: het exact, haarscherp in beeld brengen van een situatie, met een door de tekenpen gemaakte duidelijke omlijning van alle objecten en personen, waarvan Hergé, de tekenaar van Kuifje, de grondlegger is. Tekenaars als E.P. Jacobs (Blake en Mortimer) en Jacques Martin (Alex) komen uit dezelfde school. De term ‘klare lijn’ is overigens door Swarte bedacht en voor het eerst gedefinieerd. Striptekenaar Chris Ware, met zijn strip Jimmy Corrigan een hedendaagse klare lijn-adept, schrijft in zijn inleiding in Bijna compleet dat hij eens in zijn jeugd dacht een verhaal van Hergé te lezen, terwijl het van Joost Swarte bleek te zijn.

De verhalen van Swarte mogen dan in stijl veel lijken op die van Hergé, met diens held Kuifje hebben ze weinig affiniteit. Eerder doen de vaak korte verhalen van Swarte denken aan afleveringen van de gagstrip Quick en Flupke, eveneens van Hergé, over de streken en avonturen van twee Belgische dorpsjongens. In die strip is het gesproken woord minimaal, soms ontbreekt tekst helemaal. Bij Joost Swarte zal tekst nooit de overhand krijgen. In een begeleidend artikel bij een strip, laat hij zijn alter ego Cesar Soda zeggen: ‘Praatjes vullen geen plaatjes.’ Dat is precies het motto waar Joost Swarte zich continu aan houdt.

Jaren vijftig

Joost Swartes destijds in diverse - internationale - (strip)tijdschriften als Raw Magazine, Tante Leny Presenteert, Furore, Metal Hurlant, Charlie Mensuel en Modern Papier verschenen strips blijken nu bij bundeling een opmerkelijk geheel te vormen. Hoewel ieder verhaal op zichzelf staat en apart te lezen valt, zorgt Swartes consequent zorgvuldige aandacht voor interieurs, straatbeeld, auto’s, winkel- en reclameopschriften en gebouwen - getekend met een uiterst secuur oog voor detail - voor een decor dat een stevige nostalgie naar de jaren vijftig verraadt. Bij Swarte kan een plaatje gerust voor driekwart gevuld worden met de ronde vormen en de grille van een Cadillac uit de vijftiger jaren, een straatwand of een opmerkelijk gebouw - zoals de in het geheim gebouwde Toren van Babel in Een Tweede Babel. Voor het openingsplaatje van dat verhaal neemt Swarte eenvoudigweg een halve pagina.

Uit: Joost Swarte, Bijna compleet.

Bij Swarte vervullen niet alleen de stripfuren een hoofdrol. De entourage en ambiance van steden als Parijs of New York zijn voor hem minstens zo belangrijk. Soms zelfs lijken de achtergronden het overwicht te krijgen en worden de stripfiguren nietige poppetjes in een overweldigend decor.

Cameratechniek

Joost Swarte houdt van architectuur, industriële vormgeving, oude auto’s, oude vliegtuigen (op een tekening van een Parijs’ vliegveld in de jaren vijftig staat - alsof het heel alledaags is - gewoon een Duitse Junkers Ju 52 uit 1934 geparkeerd) en van de belettering van muurreclames en winkelruiten. Bijna ieder verhaal in dit boek is daar een bewijs van. Erg veel werk maakt Swarte van zijn getekende verhaaltitels en openingsscènes. Soms lijkt het alsof het verhaal een goed excuus is om vooral pontificale straatbeelden in het leven te roepen.

Dat aan zijn verhalen om die reden af en toe een duidelijke climax, plot of pointe ontbreekt, is geen enkel bezwaar. De tekenaar creëert een situatie en daar moet de lezer het mee doen, maar juist die situatie is bij Joost Swarte vaak zo verrassend. Hij neemt bij zijn shots van interieurs en straatbeelden, vaak ongewone ‘camerastandpunten’ in, laag vanaf de grond of juist merkwaardig scheef vanuit de hoogte. Het zijn perspectieven die doen denken aan de revolutionaire cameratechnieken van Orson Welles in Citizen Kane (de eerste film waarin plafonds in beeld kwamen) of het vernieuwende craneshot in diens Touch of Evil. Ook Hitchcock gebruikte dergelijke technieken, bijvoorbeeld in Psycho.

Makassar

De favoriete film echter van Swarte is Playtime (1967) van de Franse regisseur Jacques Tati, zo meldt Chris Ware in zijn inleiding. Niet geheel onverwacht, want Tati schetst in deze film een samenleving waarin de mens als individu verloren raakt in een wereld die zich buiten ons lijkt af te spelen. Het individu kan het eigen handelen niet meer sturen, maar moet zich noodgedwongen aanpassen aan situaties die hem of haar overkomen. De strippersonages van Joost Swarte overkomt vaak hetzelfde: per toeval raken ze verzeild in een gebeurtenis of situatie waarin het eigen optreden ondergeschikt lijkt te worden. Jopo de Pojo is daarvan het beste voorbeeld.

Het is prettig dat diens belevenissen nu bij elkaar gevoegd zijn, samen met inmiddels bijna klassieke verhalen als Slaven van de naald (tekst van de tekenaar Willem), Modern Art met Anton Makassar - die nog meer dan Jopo de Pojo het slachtoffer van ongewilde situaties lijkt te zijn - en Het rubberparadijs. Een uitgebreidere bronvermelding van de originele publicaties zou overigens niet misstaan hebben.

De verhalen in Bijna compleet vullen elkaar aan en vormen een eenheid. Het kan zijn dat Joost Swarte bij het maken van de selectie voor dit boek bewust zijn allervroegste werk buiten beschouwing heeft gelaten, omdat die de eenheid zouden kunnen doorbreken. Misschien dat daar dan nog eens een apart boekje van samengesteld kan worden.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum