Recensie: Een monument van eruditie, met kanttekeningen

30 november 2015 , door Ugur Ümit Üngör
| | | |

De Eerste Wereldoorlog is met recht de Urkatastrophe van de twintigste eeuw genoemd. Zeventig miljoen militair personeel werd gemobiliseerd, zestien miljoen mensen werden gedood, en nog eenentwintig miljoen raakten gewond. Historicus Koen Koch, auteur van het prachtige en tegelijkertijd onthutsende Ooggetuigen van de Eerste Wereldoorlog, heeft nu een toegankelijke studie geschreven van de Eerste Wereldoorlog: Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog. Hij heeft zich in dit boek de taak gesteld om de gehele Eerste Wereldoorlog te bestrijken, en dat is hem aardig gelukt – al gaat hij aan een genocide voorbij. Door ugur ümit üngör.

Reikwijdte en structuur

Een kleine geschiedenis is niet gebaseerd op nieuw bronnenonderzoek en biedt geen fundamentele revisie van de gangbare theorieën en benaderingen, maar primair een synthetisch overzicht in vogelvlucht. Nochtans is dit boek een magnum opus te noemen. Het is meeslepend geschreven, uitstekend gestructureerd, en gepassioneerd bediscussiëerd; geenszins een kleine geschiedenis (473 pagina's!), maar een monument van eruditie en zware arbeid. Ondanks het feit dat het een zeer empirische studie betreft, houdt Koch overzicht als een dirigent en weet zijn compositie goed in balans te houden voor de lezer. De vijf kernhoofdstukken behandelen elk een jaar uit de oorlog en bieden een soepel relaas. Het boek bevat nuttige landkaarten, een overzichtelijke chronologie, en enkele mooie foto’s. Door de kwaliteit en verzorgdheid van het boek is het in één adem uit te lezen.

Het boek kenmerkt zich niet alleen door de reikwijdte, maar vooral door de karakteristieke gevoeligheid voor menselijk leed en tragedie. Koch dreunt niet zozeer statistieken en gevechtsmanoeuvres op, maar vertelt een menselijk verhaal. Dat is bij vlagen ontroerend, maar soms ook wrang. Zo behandelt hij het pijnlijke mislukken van het internationalisme in juli 1914, toen Europese socialisten zich na initiële tegenstribbelingen schoorvoetend aansloten bij de oorlog. Als puntje bij paaltje kwam, was het cosmopoliete transnationalisme niet opgewassen tegen de dwang van de natiestaat. De moord op de Franse pacifist Jean Jaurès symboliseerde de tragische machteloosheid van de enkeling en de onstuitbaarheid van de oorlog. Koch heeft ook een scherp oog voor de onbedoelde gevolgen van politieke ideeën, internationale verdragen, en hooghartige machtspolitiek. Zo concludeert hij dat president Woodrow Wilsons goedbedoelde concept van ‘nationale zelfbeschikking’ tot etnische zuiveringen leidde in het hart van Europa.

Uitbraak, continuïteit en context

In zijn behandeling van de uitbraak van de oorlog legt Koch een sterke nadruk op wat in het Engels ‘agency’ wordt genoemd, individuele of persoonlijke verantwoordelijkheid. Zo schrijft hij over de politieke elites: ‘Telkens hadden ze andere keuzen, met andere uitkomsten, kunnen maken.’ Maar in hoeverre was dat eigenlijk zo? Misschien had hij meer aandacht moeten schenken aan de tegenhanger van agency, structuur. Politieke besluitvormingsprocessen, met name in ernstige tussenstatelijke crises, spelen zich niet af in een onbeperkte speelruimte. ‘De consequenties van vandaag zijn de condities van morgen,’ schreef Johan Goudsblom eens treffend. De beslissingen, ultimatums, en bevelen die de premiers en ministers van Buitenlandse Zaken namen en gaven, leverden onbedoelde gevolgen waardoor de krappe speelruimte nog verder kromp.

Koch analyseert enkele structurele oorzaken, stelt kritische vragen bij hun vaak teleologische aard, maar houdt het toch bij zijn agency-model. Hier komt het boek enigszins monocausaal over en is het tevens wat achterhaald door recent onderzoek. De Ierse historicus William Mulligan heeft bijvoorbeeld in een voortreffelijke studie (The Origins of the First World War) aangetoond dat oorlog door alle partijen werd gezien als een laatste redmiddel dat enorme risico’s met zich meedroeg. Structurele oorzaken waren in zijn woorden de ‘vital interests’, voornamelijk de staatsveiligheid en de collectieve identiteit als grootmacht. (Overigens is angst voor het verlies van deze belangen tegenwoordig ook nog aanwezig in enkele staten, waaronder Rusland – hetgeen niet veel goeds voorspelt.) Ook de zwakte van de ‘bonds of peace’ kan worden gezien als een structurele factor die oorlog niet ondenkbaar maakte.

In continuïteit en context laat het boek hier en daar te wensen over. Zo begint het met een grimmige lijst feiten die als bewijs dienen voor de veronderstelde ongekende destructiviteit van de Grote Oorlog. Vreselijk als het was, met het comfort van retrospectie kunnen we achteraf stellen dat geen enkele grote stad integraal werd vernietigd (in de Tweede Wereldoorlog waren dit o.a. Coventry, Dresden, Warschau, Kiev, Stalingrad, Nagasaki), en dat het aantal burgerslachtoffers in de Tweede Wereldoorlog een factor vier hoger was.

Ook in het sterftecijfer van soldaten kan een continuïteit bespeurd worden met eerdere oorlogen. Zo sneuvelden tijdens de Frans-Pruissische oorlog van 1870-’71 jaarlijks 30 van de 1000 Duitse soldaten; tijdens de Eerste Wereldoorlog was dit getal opgelopen tot 34. Vreselijk, maar geen verveelvoudiging die tot verregaande conclusies dwingt. Het bekende postulaat dat de grote oorlog een cesuur heeft veroorzaakt lijkt niet overal en altijd even geldig. Een andere leemte in het boek is dat het abrupt eindigt met de wapenstilstandsovereenkomst van november 1918. Jammer, want de lezer smacht na het lange verhaal naar een krachtige conclusie of een reflectie over de nasleep van de oorlog.

Eurocentrisme

Koch geeft in het voorwoord toe dat het boek de oorlog Eurocentrisch zal benaderen en geen aandacht zal schenken aan de oorlog buiten Europa. Zijn actoren zijn dan ook de usual suspects, intellectuelen en schrijvers als Siegfried Sassoon, Rupert Brooke, Rudyard Kipling, H.G. Wells, Wilfred Owen... In het Engels vertaalde Ottomaanse of Russische schrijvers zoals Halide Edib of Viktor Shklovskii hebben boeiende stukken geschreven over de oorlog, maar worden niet aan het woord gelaten. Er wordt voorbijgegaan aan het Midden-Oosten: de executie van Arabisch-nationalistische intellectuelen in Damascus, de deels door de Britse zeeblokkade veroorzaakte hongersnood in Libanon, en ook de avonturen van Lawrence of Arabia tijdens de Mesopotamië-veldtocht worden niet behandeld. Er kan ook een methodologisch Eurocentrisme ontwaard worden: de uitstekende paragraaf over de Slag om Gallipoli wordt bijvoorbeeld vrijwel uitsluitend vanuit Brits perspectief belicht.

Teleurstellend (en onvergeeflijk) is met name dat Koch de Armeense genocide nagenoeg negeert, ondanks uitstekend nieuw onderzoek waar hij zich op had kunnen baseren, zoals Donald Bloxhams The Great Game of Genocide, Raymond Kévorkians Le Génocide Arménien, Taner Akçams De Armeense Genocide, of Ryan Gingeras’ Sorrowful Shores. Hij wijdt welgeteld één zin en één voetnoot aan de eerste grote genocide van de twintigste eeuw, waarin een miljoen weerloze burgers werden vermoord, miljarden Turkse Lira’s aan bezit werd geroofd, en circa 2900 Armeense nederzettingen werden ontvolkt of met de grond gelijk werden gemaakt. Voorbijgaan aan vernietiging op deze schaal heeft consequenties voor Kochs conceptualisering van de destructiviteit van de Eerste Wereldoorlog. Een nieuwe generatie historici heeft in het afgelopen decennium deze massamoord een centralere rol toegekend in de geschiedsschrijving.

Geen totale oorlog zonder Armeense genocide

Zo betoogt Alan Kramer in zijn ijzersterke boek Dynamic of Destruction dat het verloop van de Armeense genocide ons veel kan leren over hoe en waarom de Eerste Wereldoorlog een ‘totale oorlog’ was. De Amerikaanse historicus Benjamin Lieberman beargumenteert in zijn studie van etnische zuiveringen rondom de wereldoorlogen (Terrible Fate) dat misdaden tegen de menselijkheid al tijdens de Balkanoorlogen werden gezien als manier om etnisch homogene gebieden te scheppen – een politiek die ook tijdens de Eerste Wereldoorlog tot uiting kwam. Ook Jay Winter, autoriteit op het gebied van de Eerste Wereldoorlog, erkende in zijn America and the Armenian Genocide dat de genocide in de VS geenszins werd afgedaan als het zoveelste voorbeeld van onbeduidende exotisch volkjes die elkaars kop insloegen in de Oriënt. Integendeel, Winter toonde aan dat de beeldvorming van die genocide richting gaf aan hoe de Amerikanen zich hun mensenrechtenpolitiek voorstelden, zowel noodhulp als humanitaire interventie. Maar deze boeken worden niet eens geciteerd.

Deze veronachtzaming is niet kenmerkend voor Kochs anderszins gevoelige luisterend oor. Voor de bekende Amerikaanse ambassadeur Henry Morgenthau of de Duitse missionaris en mensenrechtenactivist Johannes Lepsius is geen plaats. Ook wordt er met geen zin gerept over de recent in het Engels gepubliceerde memoires van de vlijmscherpe Armeense satiricus Yervant Odian (Accursed Years 1914-1919), of die van de Armeense priester en polymath Grigoris Balakian (Armenian Golgotha). Beide zijn verpletterende kronieken van de Eerste Wereldoorlog vanuit het perspectief van een belangrijke minderheid. Hun afgrijselijke ervaringen kunnen ons begrip van de oorlog verrijken en kleur geven aan de menselijke tragedie van de Eerste Wereldoorlog.

Ook voor de langetermijnerfenis van de grote oorlog is die genocide van belang. Haar nasleep galmt immers tot op de dag van vandaag door op globaal niveau: Turkije riep onlangs zijn ambassadeur terug als represaille tegen mogelijke genocide-erkenning van het Amerikaanse Congress, en zelfs enkele Nederlandse politici hebben zich er in oktober 2006 lelijk aan gestoten. De Eerste Wereldoorlog kon in Nederland recentelijk niet op zulke aandacht rekenen. Het is te hopen dat die trend met dit boek gepareerd kan worden, en ondanks deze op- en aanmerkingen, is dit boek een uitstekende synthese van en inleiding in de Eerste Wereldoorlog.

Ugur Ümit Üngör is historicus met als specialisme genocide, in het bijzonder de Rwandese en Armeense genocides. Hij schreef eerder Vervolging, Onteigening en Vernietiging. Zijn proefschrift Mass Violence and the Nation State in Eastern Turkey, 1913-1950 verschijnt komend jaar in handelseditie bij Oxford University Press.

pro-mbooks1 : athenaeum