Recensie: De aloude discrepantie tussen wet en werkelijkheid

10 juni 2010 , door Lodewijk Brunt
| | | |

Kun je de aard van een volk afleiden uit de geschiedenis? Een jaar of wat geleden had deze vraag een zekere actualiteit: de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - Maria van der Hoeven - vroeg om een canon van het nationale verleden. Er ging een commissie aan het werk en het resultaat was de ‘vijftig vensters’, waarin de veronderstelde hoogtepunten van de vaderlandse geschiedenis aan bod kwamen. Dat werd de aanzet tot een verwarde discussie en tot het opstellen van steeds weer andere canons - de ‘bètacanon’ was de bekendste. De canondiscussie lijkt achter de rug, ingehaald door nieuwe wanen van de dag. Maar in een korte beschouwing komen Josip Kesic en Jan Willem Duyvendak nog eens op de kwestie terug. Hun bijdrage is te vinden in het nieuwste nummer van het tijdschrift Eutopia, dat aan Nederland is gewijd - dat suggereert althans de aanduiding van het themanummer: Nedertopia.

Een centrale vraag bij de canondiscussie was in hoeverre de kennis van de nationale geschiedenis aanwijzingen zou verschaffen voor de manier waarop de inwoners van Nederland zich gedroegen of zouden moeten gedragen. Ongetwijfeld ingegeven door het besef dat Nederland zich onder invloed van grootschalige immigratie, mondialisering en secularisering heeft ontwikkeld tot een sociaal en cultureel pluriforme samenleving. Kesic en Duyvendak laten zien dat de woordvoerders van de commissie aanvankelijk waarschuwden tegen het karakter van hun canon. ‘Het is van belang dat er voorzichtig wordt omgesprongen met termen als “Nederland”, “Nederlandse cultuur” en “Nederlandse geschiedenis”’, schreef de commissie, ‘immers, tot in de negentiende eeuw is het begrip “Nederland” een anachronisme, en ook het adjectief “Nederlands” blijft voor die vroegere geschiedenis problematisch’. Maar de voorzitter van de commissie liet deze slagen om de arm vallen en drukte zich tijdens interviews net zo ongenuanceerd uit als de eerste de beste politicus; de canon zou iedereen behoren te kennen bij het optreden als ‘Nederlander’. Kesic en Duyvendak stellen vast dat we geen flauw idee hebben hoe kennis van de canon zou kunnen worden getransformeerd tot daadwerkelijk gedrag. Om het simpel te zeggen: kun je in de Kalverstraat op een willekeurige zaterdagmiddag iemand die de canon wél heeft gelezen, onderscheiden van iemand die er nog nooit van heeft gehoord? Een canon is een richtsnoer en net als bij alle andere regels moeten we rekening houden met de aloude discrepantie tussen wet en werkelijkheid - les 1 voor iedere beoefenaar van de sociale wetenschappen.

Mooi dat we zoveel jaar na dato nog eens te horen krijgen dat een canon écht een canon is. Of deze constatering veel bijdraagt aan inzicht in Nedertopia is de vraag. Het plaatje op het omslag van het themanummer van Eutopia doet vermoeden dat we iets te horen krijgen over de verkiezingen in Nederland - onder een bordje met het wapen van de Tweede Kamer der Staten Generaal is een waarschuwing aangebracht: ‘Let op! Scherpe bocht naar rechts!’. Maar slechts in een enkele bijdrage is iets te vinden dat direct slaat op de achtergronden van 9 juni 2010.

Shervin Nekuee vraagt zich af waarom er in de Nederlandse politiek zoveel ‘striphelden’ rondlopen. Hij doelt op figuren als Rita Verdonk, Ayaan Hirsi Ali, Pim Fortuijn en, natuurlijk, Geert Wilders. De vraag naar zulke striphelden is volgens de auteur niet te stillen. Wat een politieke stripheld precies is blijft helaas wat vaag. Gemeenschappelijk is ‘... dat ze kortaf, heldhaftig en met pathos over Nederland spreken’. Tja, zo weet ik er nog wel een paar. De politiek trekt vreemde kostgangers aan, van Hadjememaar tot Boer Koekoek, maar waarom dat nou meer zou zijn in Nederland dan in andere landen blijft onbesproken, net als de vraag of Wilders nou zoveel potsierlijker is dan Balkenende, Rutte of Rouvoet. In een andere bijdrage wordt beweerd dat de Nederlandse politiek is gemodelleerd naar tv-series als De Gouden Kooi of Big Brother. De auteur gaat er blijkbaar vanuit dat iedereen zulke series kent, want enige toelichting wordt niet verschaft.

Je zou zeggen: borrelpraat. Maar Eutopia heeft grote pretenties. Het gaat om een ‘internationaal venster op politiek, cultuur en kunst’ en aan het door de Nederlandse overheid gesubsidieerde blad wordt volgens de redactionele verklaring meegewerkt door intellectuelen en kunstenaars. In de raad van toezicht worden acht van de twaalf leden als professor aangeduid, maar de kwaliteit van de bijdragen is deerniswekkend. Het begrip ‘eutopia’ betekent een plaats waar de omstandigheden zodanig perfect zijn dat er volkomen harmonie en sereniteit heerst - zonder elementaire schrijfcursussen en strakke redactionele leiding zal deze gelukzalige staat nog even op zich moeten laten wachten.

Lodewijk Brunt is emeritus hoogleraar stadssociologie.

 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum