Recensie: Slavenhandel aan de Goudkust

30 november 2015 , door Joop Hopster
| | |

Slavenhandel was niet alleen een zaak van blanke mannen die zwarte Afrikaanse slaven gruwelijk behandelden, betoogt Marcel van Engelen. In zijn Het kasteel van Elmina vergoelijkt hij het aandeel dat Nederlanders en andere Europeanen in de slavenhandel hadden niet, maar hij laat wel zien dat de zaak ingewikkelder ligt: zo bestond er ook een uitgebreide Afrikaanse slavenhandel. Het maakt zijn boek een informatief en genuanceerd portret van de slavenhandel aan de Goudkust en de rol van de Nederlanders daarin. Door joop hopster.

In 2008 was Marcel van Engelen in Elmina, een voormalige Nederlandse handelspost aan de Goudkust (het huidige Ghana). Hiervandaan verscheepten Nederlandse slavenhandelaren eeuwenlang slaven naar de Nieuwe Wereld. In het boekwinkeltje bij het kasteel van Elmina vond Van Engelen allerlei boeken over de slavenhandel in het algemeen, maar geen enkel boek specifiek over Elmina. Hij besloot zelf op onderzoek uit te gaan en 'het boek te maken dat ik zelf had willen vinden toen ik in het boekwinkeltje stond'.

Het resultaat is letterlijk een verslag van zijn eigen zoektocht naar de geschiedenis van de slavenhandel in Elmina. Van Engelen reisde lang allerlei plekken (vooral in Ghana) die tastbare herinneringen aan de slavenhandel vormen, en gebruikte de vragen die die bezoeken bij hem opriepen als uitgangspunt voor Het kasteel van Elmina. Hij mengt zijn eigen indrukken en vragen met ooggetuigenverslagen, wetenschappelijke literatuur, oral history en interviews met kenners en andere betrokkenen. Zijn boek is grotendeels chronologisch opgebouwd, maar springt vrolijk heen en weer tussen al deze bronnen, vragen en indrukken. Je leest er bedrieglijk snel doorheen om achteraf te ontdekken dat het boek toch ook ontzettend informatief is - een compliment voor de auteur.

Het fort van Elmina

In 1637 veroverden de Nederlanders het fort van Elmina op de Portugezen, die er een handelspost hadden. Tot 1872 zou Elmina in Nederlandse handen blijven. De West-Indische Compagnie (WIC) kwam daarnaartoe vanwege goud (vandaar de naam Goudkust) en later steeds meer voor de lucratieve slavenhandel. In 1872 werden Elmina en de andere Nederlandse forten in de regio gedwongen overgedragen aan de Britten. In die kleine drie eeuwen verhandelden de Nederlanders vanuit Elmina enorme aantallen slaven (wellicht zo'n 100.000) naar vooral de Nieuwe Wereld, waar de suikerrietplantages een permanente behoefte aan nieuwe slaven hadden.

'De kolonisatie van Afrika heeft het beeld van de Afrikaans-Europese relatie sterk bepaald,' schrijft Van Engelen. Maar deze inname van het continent heeft er niet altijd hetzelfde uitgezien: 'Tot aan het einde van de negentiende eeuw beperkte de Europese aanwezigheid zich tot de kuststreken.' De Europeanen verbleven in handelsposten aan de kust, waar ze bij bosjes stierven. De Europese arts Samuel Brun, die vanaf 1617 drie jaar in Goudkust verbleef, schatte dat slechts tien procent van alle Europeanen die aan de Goudkust dienden, levend terugkeerde naar Europa. Van Engelen: 'De Goudkust was een plaats om snel fortuin te maken, mits je bereid was je leven te wagen.' West-Afrika stond dan ook bekend onder de namen 'het Duytse kerkhof' en 'White Man's Grave'.

Slavenhandel

Hoe konden al die zieke en stervende blanke mannen zoveel slaven verhandelen? Al voor de komst van de Europeanen bestond er een levendige Afrikaanse slavenhandel, waar de Europeanen op inhaakten. Slaven werden doorgaans buitgemaakt in oorlogen en de handel in gevangen genomen tegenstanders was gebruikelijk. Voor Afrikaanse slavenhandelaars waren de Europeanen dan ook een extra manier om slaven te kunnen verhandelen. Omdat de Europeanen hun handelsposten nauwelijks verlieten en het binnenland zelf niet kenden, konden Afrikaanse slavenhandelaren de verschillende Europese handelaren tegen elkaars uitspelen. De Afrikaanse handelaren waren dus actieve partners, en de handel vond grotendeels plaats op hun voorwaarden. Van Engelen:

'Veel meer dan ik me van tevoren had voorgesteld bepaalden Afrikanen hoe de slavenhandel hier verliep. […] De Afrikaanse betrokkenheid doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de Europeanen of het immorele karakter van hun daden. […] Maar deze geschiedenis is wel minder zwart-wit, en dus gecompliceerder, dan zij vaak wordt voorgesteld.'

Hoewel er dus al een Afrikaanse slavenhandel bestond, zorgde de komst van de Europeanen wel degelijk voor een significante verandering. Ergens in de loop van de zeventiende eeuw werden slaven niet langer een bijproduct, maar steeds vaker het doel van oorlogvoering. De handel werd steeds grootschaliger en commerciëler, en er onstond een massale trans-Atlantische slavenhandel. Tussen 1544 en 1866 zijn ongeveer 12,5 miljoen Afrikaanse slaven uit Afrika vervoerd naar (voornamelijk) de Nieuwe Wereld. De meeste slaven vertrokken niet naar Noord-Amerika, zoals soms gedacht, maar naar Brazilië en naar Britse eilanden in het Caribisch gebied. Zelfs het aantal slaven dat naar Suriname en Curaçao vervoerd werd was groter dan het aantal dat naar Noord-Amerika ging.

Morele bezwaren

Hadden de Nederlanders in Elmina dan geen morele bezwaren tegen de slavenhandel? Voor zover Van Engelen kon nagaan uit archieven is het antwoord kortweg: nee. Hoe is dat mogelijk, als we weten dat de Nederlanders slavernij in de Republiek niet tolereerden? Van Engelen: 'Om de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij te relativeren, wordt wel eens gezegd dat dit plaats vond in een tijd waarin andere normen dan de onze golden. Maar het was niet zozeer een andere tijd die de slavenhandel mogelijk maakte; het was veeleer een andere plaats.' Met andere woorden: 'Wat thuis niet mocht, mocht elders wel.'

Van Engelen merkte tijdens zijn onderzoek dat de slavenhandel van destijds nog altijd een rol speelt in het Ghana van nu. Nog steeds zien veel Ashanti, die veel slaven uit het noorden van Ghana haalden, Noord-Ghanezen als inferieur. Menig Ashanti wil bijvoorbeeld nog steeds liever niet trouwen met een noorderling. Omgekeerd hebben de Ashanti in het noorden een kwalijke reputatie als slavenhandelaars.

Van Engelens keuze voor een breed perspectief is risicovol: zijn keuze voor verschillende benaderingswijzen én een groot tijdspanne had tot een chaotisch boek kunnen leiden. Maar het Het kasteel van Elmina is een bijzonder informatieve studie geworden, dat een complex en beladen verhaal op een toegankelijke manier vertelt. Wie graag meer over de Nederlandse slavenhandel te weten wil komen, doet er goed aan Het kasteel van Elmina te lezen.

Joop Hopster is werkzaam bij Athenaeum Boekhandel als rubrieksbeheerder Geschiedenis en Politiek.

pro-mbooks1 : athenaeum