Recensie: Paniek in crisistijd is met Nico en Elephant overbodig

30 november 2015 , door Joost Divendal
| | | |

Het Luxemburgse halfjaarlijkse tijdschrift Nico voor ‘interviews & fashion’, bestaat sinds 2007, maar heeft al wel een eigen plaats veroverd in de creatieve industrie door de nadruk te leggen op het scheppingsproces. Nico ontkomt niet aan de kredietcrisis en verschijnt in 2010 maar één keer (met verlenging voor de abonnees, en natuurlijk in de losse verkoop bij Athenaeum Nieuwscentrum). De inhoud wekt echter allerminst crisisgevoelens op, net als nieuwkomer en geestverwante Elephant. Door joost divendal.

Het Luxemburgse karakter van Nico is betrekkelijk: internationaal verspreide gastmedewerkers uit journalistiek en kunsten (mode, fotografie, design) berichten over cultuur in brede zin, van pop tot fashion shootings, aangevuld met een gezelschap dat uiteenloopt van illustratoren tot straatartiesten. De uitgever staat open voor portfolio’s van kunstenaars die, prachtig vormgegeven en gedrukt, werelwijd verspreid willen worden onder het Nico-logo. Insturen dus maar naar Mike Koedinger, de Luxemburgse uitgever en het designbedrijf achter onder meer het prestigieuze tijdschriftensymposium Colophon en het boek We love magazines. Van buiten is de nieuwe Nico is een boekdik blad van een kleine 200 pagina’s met een uitzonderlijk aandeel grafische vormgeving en tekeningen. Bij de medewerkers zien we onder meer de Nederlandse fotografe Aimée Hoving en haar Iraanse kunstpartner Anoush Abrar, die breed publiceren, van het oversized foto- en fashiontijdschrift W Magazine en mode-tijdschrift Vogue tot Libération. Merel Kokhuis, de vrouw achter het architectuur- en designblad Frame, en Boyd van Hoeij, journalist voor onder meer de Filmkrant, zijn andere bekende namen.

Een reportage over ‘sexy filigrain’, niet van zilverdraad of kleine diamantjes maar van papier, illustreert de onverwachte trend van covers en logo’s in een bijna flower-power-achtige stijl, voor uiteenlopende media als The New Scientist en het Nederlandse vrouwenblad Libelle. Boertiger zijn de mode-fotoshoots door Abrar en Hoving van modellen met pony’s en paarden tussen hun benen. Vrolijk shockerend (althans ontregelend) zijn de tekeningen van de in Barcelona levende Duitse Boris Hoppek van zijn Bimbo Dolls, die spelen met absurditeit en seksualiteit — ze doen ergens denken aan het werk van de Nederlandse tekenaar Yrrah, pseudoniem van de in 1996 overleden Harry Lammertink die met zijn cartoons vele jaren smoel gaf aan Vrij Nederland.

Van de werkvloer komt het interview met de nieuwe baas van de in Europa toonaangevende Design Academy in Eindhoven, Anne Mieke Eggenkamp, opvolgster van Lidewij Edelkoort, die het liefst met haar poten in de modder zit: ‘In tegenstelling tot collega’s geef ik de voorkeur aan een droog content management system of een database boven een excentriek magazine,’ zegt ze in het Engels. Geen misverstand: achter industrieel ontwerpen gaan ondanks de functionele verschijningsvorm designers met interessante verhalen schuil, zegt ze. Eggenkamp is een liefhebber van ‘the process’ en wil de ‘soul’ van de maker in de opleiding en de producten die daaruit voortkomen centraal stellen. Over de ziel gesproken: een van de kunstenaars in Nico haalt Calvin aan, van de krantenstrip Calvin & Hobbes — ‘Creativity is last-minute panic’. Die paniek lijkt nergens voor nodig in Nico, maar in de interviews is voelbaar wat er bij de kunstenaars allemaal voor nodig was.

Een jongere geestverwant is het eerste nummer van Elephant voor ‘art & visual culture’ dat zich op dezelfde markt begeeft en in opzet en omvang niet voor Nico onderdoet. Het initiatief, afkomstig van de uitgever van Frame in Amsterdam maakt de redactieformule vooralsnog waar: ‘grander, more artistic, up-to-date’, inclusief een agenda van trends en onverwachte presentaties.

Interessant in dit eerste kwartaalnummer is een interview met de Spaans-Britse ontwerper Fernando Guttiérez over zijn aanpak en keuzes. Hij is de man achter de immense expositie-aankondigingen op de gevel van het Prado in Madrid, maar ook achter wijn-etiketten, het tijdschrift Colors van Benetton, of het omslag van het kunsthistorische handboek A World History of Art van Honour & Fleming — bekend voor velen van de grote stapel op de kunstafdeling boven in Athenaeum Boekhandel waar het permanent beschikbaar is voor de huidige generatie van studenten kunstgeschiedenis.

Peter Saville is zo’n andere grootheid, bekend van o.a. de Pulp-covers. Met kunst uit Japan en Brazilië kijkt Elephant bovendien verder dan de neus (van vele andere Europese art-bladen) lang is. In de komende nummers moet blijken of het magazine overeenkomstig zijn missie een plaats wordt voor ‘dialogue, questioning, experimenting, arguing’. Wat zich zal uitkristalliseren is of het inderdaad zo is dat in Elephant ‘the girls will be prettier, younger, slimmer, the photos slicker, the make-up thicker, the clothes more daring and colourful and the styling more adventurous’. Nieuwsgierig maakt het zeker.

Joost Divendal is journalist en schrijver over onder meer kunst in Venetië en de rest van de wereld. De doge van Venetië is zijn nieuwste boek.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum