Recensie: De kracht van een bedreigde kennissoort

30 november 2015 , door Esther Wils
| | | |

Hoe geef je in dit korte bestek een goed beeld van een zeldzaam rijk boek? Het einde van de psychotherapie van de Vlaamse klinisch psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe, hoogleraar aan de Universiteit van Gent, is dusdanig knap en bevat zo veel passages die erom vragen geciteerd te worden dat de recensent met de handen in het haar zit. Misschien is het handig meteen te stellen dat de titel de lading bij lange na niet dekt; hij is ongetwijfeld gekozen als waarschuwingskreet, maar als Verhaeghe iets aantoont is het wel dat het belang van psychotherapie en de nalatenschap van Freud, Lacan en anderen nog lang niet is achterhaald, schrijft esther wils.

DSMbilisering

Een aanzienlijk deel van het betoog van Verhaeghe richt zich tegen de huidige tendens van medicalisering en standaardisering van de geestelijke gezondheidszorg. Hij duidt die in hoofdzaak als tegenreactie op de antipsychiatrie van de jaren '70, toen de oorzaak voor psychische problemen exclusief werd gezocht bij de ('repressieve!') opvoeding en omstandigheden, en als een gevolg van physics envie, de behoefte om de geesteswetenschappen eenzelfde wetenschappelijke 'hardheid' te verlenen als de exacte wetenschappen. Het zijn desastreuze ontwikkelingen die de psychotherapie vanwege de geringe of kortdurende effectiviteit van dit type behandeling ook nog eens in diskrediet brengen. Op basis van gezaghebbend onderzoek laat Verhaeghe zien dat de werking van medicijnen lang niet zo universeel is als de aanbieders claimen maar per cliënt zeer zorgvuldig moet worden nagegaan - voorzover medicijnen überhaupt een duurzame oplossing bieden en niet juist schade toebrengen.

De patiënt wordt in de huidige praktijk maar al te vaak gescand op de 'stoornissen' zoals beschreven in wat Verhaeghe de Bijbel - 'je gelooft erin of niet maar eraan ontsnappen is onmogelijk' - van de hedendaagse psychiatrie noemt: DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). In dat systeem van definities, tegenwoordig langs twee assen uitgezet (physics envie!), vinden ook allerlei afwijkende gedragingen een plaats, die ten onrechte als psychiatrisch worden geclassificeerd, met de (ook commercieel gestuurde) suggestie dat ze een neurobiologische grond hebben en dat er een medische oplossing voor is of komt.

Helaas beantwoordt geen enkele patiënt aan het model van die gefixeerde afwijkingen en kan een behandeling die niet ingaat op de noden van het individu, zijn specifieke fysiek, zijn particuliere omstandigheden en zeker ook de samenleving waarin hij zich staande houdt, niet anders dan frustratie opleveren voor behandelaar en behandelde, aldus Verhaeghe. Therapeuten van de jongere generatie, die meer en meer in deze lijn worden geschoold - aan de UvA is recentelijk een zeer gewilde opleiding biologische psychologie opgezet - en niet de relativerende ervaring uit een op klassieke leest geschoeide praktijk opdoen, dreigen ontheemd te raken in hun vak, de weg naar diepgravender (en veeleisender) contact met de cliënt mis te lopen. In die zin raakt het voortbestaan van de psychotherapie daadwerkelijk in gevaar.

Oprukkende leegte

Het verschuiven van de oorzaak van psychische problemen naar een kwestie van aanleg en chemie, los van zijn persoonlijke context, lijkt in eerste instantie comfortabel voor de cliënt (en zijn ouders, en de samenleving) die hierdoor schuld noch verplichting draagt. Het bijbehorende slikken van pillen of drankjes beantwoordt perfect aan de onuitroeibare behoefte aan onmiddellijke bevrediging en de verwachting dat de oplossing van buiten wordt aangedragen die dateren uit de vroegste jeugd. Deze houding past volgens Verhaeghe in onze tijd waarin het belang van kennis en ervaring daalt, kortetermijnwinst centraal staat en iedereen geacht wordt constant en optimaal te genieten.

Maar een werkelijke oplossing vraagt meer van de cliënt, en zeker ook van de therapeut die dezer dagen te maken krijgt met een overdaad aan een nieuw en vaak lastig soort hulpvragers - niet langer de klassieke Yarvis-cliënt (young, attractive, rich, verbal, intelligent, social), veelal lijders aan psychoneurosen, maar de zogenaamde Fine-cliënt (fucked up, insecure, neurotic, emotional), mensen met 'actuaalneurosen' die zich vaak afspelen op lichamelijk vlak - denk aan verslaving, anorexia, automutilatie. Als gevolg van de relatieve vormeloosheid van de hedendaagse samenleving, waarin de autoriteitsfiguren op de verschillende niveaus van gezin, onderwijs, geloof, werkkring en landbestuur goeddeels zijn vervallen of onzichtbaar zijn geworden, ontberen zij een uitgewerkte identiteit en zingevend kader in hun leven, ze lijden aan een gemankeerde ontwikkeling van hun driften- en affectenhuishouding.

Die vorming zou op de sofa nog eens overgedaan moeten worden, maar dat is een moeizaam proces en de noodzaak ervan wordt vaak niet als zodanig herkend. Vanwege het onvermogen van de cliënt om zijn klachten te beschrijven, het gebrek aan inzicht en creativiteit van de therapeut en de ontoereikendheid van de (door verzekeraars) voorgeschreven korte serie ontmoetingen, stranden veel therapieën voordat ook maar het begin van een oplossing kan worden gevonden. Verhaeghe ziet hier voor de psychoanalyticus een nieuw terrein dat veel meer actieve bemoeienis vraagt; hij kan niet werken met de aloude vrije associatie, omdat er domweg niet valt te associëren in een vrijwel lege geest. Interessant is dat Freud deze 'groep', die hij wel heeft beschreven, niet met psychoanalyse te behandelen achtte. Hij heeft in Verhaeghe een goede discipel die voortbouwt op de terminologie en kernideeën van de meester en er een nieuwe toepassing aan geeft.

Ook in het klassieke domein van de psychoanalyse blijft de therapievorm vruchtbaar; Verhaeghe geeft een fascinerend voorbeeld van iemand met obsessieve dwanggedachten - met medicijnen niet of nauwelijks te behandelen -, die zich daar door middel van analyse en grote toewijding van beide partijen van bevrijdt.

Lezen!

Tussen de bedrijven door brengt Verhaeghe de lezer in heldere bewoordingen ook nog de belangrijkste principes van de psychoanalytische theorie bij, vat hij de ontwikkelingen in zijn vak over anderhalve eeuw globaal samen, ontvouwt hij een fascinerende eigen kijk op de evolutietheorie en treft en vermaakt hij zijn publiek met verbazende, scherpzinnige observaties en literaire citaten die van een brede belezenheid getuigen. Verhaeghe is een man om van te houden en zijn boek zou verplichte lectuur moeten zijn voor ieder verstandig mens. Pluk deze bitterzoete vrucht van een rijpe geest! Je kunt er lang op voort.

Esther Wils studeerde Italiaanse taal- en letterkunde aan de UvA en is redactiesecretaris van algemeen cultureel en literair tijdschrift De Gids.

Paul Verhaeghe ging vorige week zondag in gesprek met Wim Brands bij Boeken.

pro-mbooks1 : athenaeum