Recensie: Een fantastische scharrelaar

17 maart 2011 , door Lodewijk Brunt
| | | |

Sergej Diaghilev was een kunstpaus - niet de bestuurder die het best leuk vindt om wat belastingcentjes uit te delen aan arme artiesten, maar iemand die op eigen kracht de grenzen van de kunst heeft verlegd. Hij wist rijkaards te interesseren om geld te stoppen in opzienbarende opera- en balletproducties. Hij had een grondige kennis van zaken en wist precies wat hij wilde. Diaghilev was het brandpunt in een omvangrijk netwerk van toonaangevende kunstenaars die hij langdurig aan zich wist te binden, niet alleen dansers en zangers, maar ook schilders, kledingontwerpers en componisten. Van jeugdtalenten als Nijinsky en Balanchine wist hij wereldsterren te maken over wie vandaag de dag nog steeds gesproken wordt. Hij betrok kunstenaars als Picasso, Coco Chanel, Debussy, Prokofjev, Bakst en Cocteau bij zijn werk en hij was de stuwende kracht achter Stravinksy’s muzikale genie. In de succesvolle Diaghilev-biografie van Sjeng Scheijen, waarvan inmiddels een vierde druk verschenen is, wordt niet beknibbeld op de mythische proporties van deze ongeëvenaarde impresario.

Het vertrek van de behaagziekte

Over wat er precies op de avond van de 29ste mei 1913 in het Théâtre des Champs-Elysées te Parijs gebeurde, lopen de meningen sterk uiteen. De première van Le Sacre du Printemps was een splijtende gebeurtenis. De speelfilm over Igor Stravinsky en Coco Chanel begint ermee. Je ziet Pierre Monteux het orkest dirigeren, terwijl choreograaf Vaslav Nijinsky in de coulissen hardop staat te tellen om de dansers in de maat te houden.

Niemand hoort hem, want in de zaal is een pandemonium losgebarsten. Een scheldend en tierend publiek. Terwijl de muziek en de dans voortgaan, vliegen heethoofden elkaar in de haren; dit alles in chique uitgaanskledij en met hoge hoed. De politie stormt het theater binnen om de meute te kalmeren. Sjeng Scheijen betwijfelt of er ook écht politie was, maar er is wel degelijk gevochten. Stravinsky zei later:

‘Na de voorstelling waren we opgewonden, boos, misselijk, en... gelukkig. Samen met Diaghilev en Nijinsky ging ik naar een restaurant. Diaghilevs enige commentaar was: “Dit is precies wat ik heb gewild”.’

Scheijen meent dat deze première een belangrijke omslag was in de loopbaan van Diaghilev. Zijn Ballets Russes sloeg aan bij een publiek in Parijs en Londen omdat het programma altijd iets behaagzieks had. ’Exotisme, erotiek en glamour,’ zoals de biograaf zegt, naaktdansen, copulatiescènes en verwijzingen naar een onbekende, uitheemse cultuur uit het oosten. Onder die noemer kon het gezelschap experimenteren met muziek en choreografie. Maar Le Sacre du Printemps, merkt Scheijen op, ‘deed geen enkele poging meer om het publiek te verleiden; het was overduidelijk serieus in zijn pretentie’.

De onterving van de geniale zoon

In de overlevering geldt Sergej Diaghilev als een onuitstaanbare snob, die zijn dansers beestachtig exploiteerde en van zijn gezelschap een financiële puinhoop maakte, maar Scheijen laat een andere kant zien. Diaghilev was gepokt en gemazeld in de muziek en de kunst. Hij was een briljante leerling op het gymnasium en maakte als jonge twintiger een opzienbare studie van de Russische portretkunst. Hij kende iedereen die ertoe deed en had uitstekende connecties met het Russische hof. Een fantastische scharrelaar, met veel smaak en een scherp oog voor kwaliteit. Maar hij was veeleisend en maakte daarmee vijanden. In Rusland kon hij zich niet voldoende ontplooien en steeds meer verbleef hij in West-Europa, als ambassadeur van een experimentele Russische kunst in het algemeen, het nieuwe Russische ballet in het bijzonder. Dat had hij zo’n beetje zelf uitgevonden en ontwikkeld.

Tragisch dat iemand die zó innig verbonden was met Rusland, werd ‘onterfd’ door de communistische revolutie. Hij kwam op den duur zijn geboorteland niet meer in en heeft in het buitenland moeten horen dat een flink deel van zijn familie naar kampen is afgevoerd en afgeslacht. Scheijen maakt duidelijk dat dit aan Diaghilev gevreten heeft; hij had een warme band met zijn (stief-)moeder, maar kon niet aan haar sterfbed zitten.

De biografie maakt nu ook furore in Amerika, na lovende besprekingen in de New Yorker en New York Times. Gerechtigheid, want de auteur heeft een levenswerk verricht. Zie de omvangrijke biblografie, maar vooral ook de studie in meer dan tien archieven, verspreid over St. Petersburg, Moskou, Parijs, Washington en New York. Er zijn bezwaren tegen het werk in te brengen, zoals de chronologische opzet, hier en daar de slordigheid van het Nederlands en met name de sterke, maar niet altijd gerechtvaardigde, voorkeuren en oordelen over personen en gebeurtenissen die Scheijen aan de dag legt. Maar dat laat natuurlijk ook zien dat de auteur nauw betrokken was bij zijn onderwerp, een onderwerp dat in 1913 al, en nog steeds sterke controverses oplevert.

Lodewijk Brunt is stadssocioloog.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum