Leesfragment: Samaritaan

27 november 2015 , door A.H.J. Dautzenberg

8 april verschijnt het romandebuut van A.H.J. Dautzenberg, Samaritaan. Dit weekend kunt u al het eerste hoofdstuk lezen en uw exemplaar bestellen.

Een man besluit een nier af te staan aan een onbekende. Belangstellend en geamuseerd beweegt hij zich door de bureaucratie van de medische zorg. De mensen in zijn omgeving maken het hem een stuk moeilijker: is hij niet goed bij zijn hoofd? Gaandeweg krijgt de man meer en meer inzicht in zijn drijfveren. Zijn motieven zouden wel eens minder zuiver kunnen zijn dan hij aanvankelijk dacht. In deze autobiografische roman neemt A.H.J. Dautzenberg met zijn nietsontziende en dwingende stijl de lezer mee in de genadeloze zelfanalyse van een man met een missie.

Deel I
Pater

1
Eén op de drieduizend

(de coördinator)

donderdag 19 maart 2009, 10.15 uur

‘De kans op overlijden is één op de drieduizend.’
Oké.
‘Daar schrik je niet van?’
Aan elke operatie zijn toch risico’s verbonden?
‘Ik vraag het omdat je instemt met een operatie die geen medische noodzaak heeft.’
Excuseer dat ik u tegenspreek, mevrouw, maar de medische noodzaak lijkt mij overduidelijk.
‘Is dat zo?’
Er staan genoeg patiënten op de wachtlijst die dreigen te sterven als ze niet snel een donornier krijgen...
‘Ik bedoel dat de operatie voor jóú geen medische noodzaak heeft... We zijn uiteraard hartstikke blij met je voornemen. Zoals je misschien weet, overlijdt bijna een kwart van de patiënten die op een donornier wachten.’
Het is overigens nog maar de vraag of er voor mij geen medische noodzaak bestaat... De relatie tussen lichaam en geest is grotendeels nog een onontgonnen terrein.
‘Wat bedoel je precies?’
Wanneer ik geen gehoor geef aan mijn gevoel, dan kan dat een negatief effect hebben op mijn fysieke gesteldheid. Ik kan hartklachten krijgen, een maagzweer, hoge bloeddruk, noem maar op. Toch?
‘Uit je woorden begrijp ik dat het afstaan van een nier belangrijk voor je is. Kun je daar iets meer over vertellen?’
Wat wilt u precies weten?
‘Om te beginnen, waarom wacht je met doneren niet tot je dood bent?’
De kans dat een nier van een levende donor aanslaat is 97%. Een postmortale nier wordt veel sneller afgestoten. Bovendien gaat een levende nier twee keer zo lang mee als een dode.
‘Je hebt je goed voorbereid... Maar waarom wil jíj een nier afstaan, wat is je motivatie daarbij?’
Zoals ik al zei, ik wil mijn gevoel volgen... Weet u, ik loop al jaren rond met het idee om een nier af te staan en–
‘Sorry dat ik je onderbreek, maar sta je ingeschreven in het landelijk donorregister?’
Uiteraard.
‘Ga door.’
De Grote Donorshow van bnn maakte destijds veel indruk op me. Wat een vondst om met acteurs te werken; miljoenen kijkers trapten erin – ik ook hoor. De boodschap hakte er bij mij behoorlijk in. Ik voelde meteen: ik moet iets doen. Maar ik wist niet precies wat... Totdat ik maanden later tijdens het zappen op een tv-programma stuitte waarin werd gediscussieerd over nierdonatie. Een wetenschapper benadrukte dat je heel goed kunt leven met één nier, de reservecapaciteit is enorm – dat was nieuw voor mij... Antoine Bodar was een van de gasten en hij zei serieus te overwegen om een nier af te staan – prikkelend, ik zat op het puntje van mijn stoel. Vervolgens haalde de presentator de christelijke moraal erbij – het evangelie dit, God dat –, en toen haakte ik af.
‘Met die wetenschapper spreek je zo meteen. En wat die christelijke moraal betreft, ook wij worstelen daarmee. Ons niertransplantatieprogramma is genoemd naar een nieuwtestamentische parabel.’
Dat was me al opgevallen.
‘Wat vind je van die naam?’
‘U gebruikt een christelijke boodschap om voldoende nierdonoren te vinden, terwijl de christelijke partijen fatsoenlijke wetgeving over donatie alsmaar tegenhouden. Dat is gek. Bovendien gaat de parabel in essentie niet over naastenliefde, maar over de lafheid van de priesters.
‘Wij twijfelen ook over de naam, maar we hebben nog geen geschikt alternatief gevonden. Als je een betere benaming weet dan houden wij ons aanbevolen... Praat daar zo dadelijk maar eens over met professor Brocken, hij is het vast en zeker helemaal met je eens.’
Zal ik doen.
‘Door die tv-discussie werd je uiteindelijk getriggerd om daadwerkelijk een nier af te staan. Fijn om te horen, want we hebben veel energie gestoken in die uitzending.’
Door die tv-discussie én door de ziekte van mijn vader. Hij heeft kanker. Genoeg mensen die ziek zijn, zijn nog wél te genezen. Daar wil ik een rol bij spelen.
‘Je vader is dus niet meer te genezen?’
Helaas niet. De melanoom is naar binnen gegroeid en uitgezaaid naar alle uithoeken van zijn lijf. De tumoren ploppen als paddenstoelen tevoorschijn. Je staat machteloos en dat voelt... laat ik het maar gewoon zeggen: het voelt kut. Met het afstaan van een nier kan ik tenminste iets dóén, iemand hélpen.
‘Het spijt me te horen dat het zo slecht gaat met je vader. Heb je met hem gesproken over het mogelijk doneren van een nier?’
Nog niet, maar dat komt nog wel. Voorlopig heeft hij genoeg aan zijn hoofd. Ik wacht het juiste moment af.
‘Misschien is hij wel trots op je besluit.’
Dat denk ik ook.
‘Voordat je daadwerkelijk een nier kunt afstaan, moet je een lang traject doorlopen. We voeren verschillende onderzoeken uit. Alleen als je voor de volle honderd procent gezond bent, mag je een nier doneren. Van de tien mensen die zich aanmelden, komt het in ongeveer de helft van de gevallen tot doneren. De rest valt af, hoofdzakelijk om medische redenen.’
De helft, dat is veel. Hoeveel donoren houdt u eigenlijk per jaar over?
‘Te weinig. Het afgelopen jaar hebben we zo’n 25 donaties gehad. Dat leidde tot 31 transplantaties... Ik zie je kijken, 31 op 25? We willen je graag opnemen in ons programma domino-paired kidney exchange. Je maakt dan twee transplantaties mogelijk. De partner van de ontvanger staat namelijk ook een nier af aan een patiënt op de wachtlijst. Hij of zij wil namelijk wel een nier doneren, maar die past niet bij de partner. Welke bloedgroep heb jij?’
O-negatief.
‘Perfect, een persoon met bloedgroep O noemen we een potentiële universele donor. Hij kan aan iedereen geven. Door de bloedgroep heen doneren kan veel complicaties opleveren... Verderop in het traject gaan we je bloed koppelen aan dat van mogelijke ontvangers. We kunnen via weefseltypering en kruisproeven onderzoeken hoe groot de kans is dat de nier wordt afgestoten.’
Hoeveel onderzoeken krijg ik eigenlijk?
‘Je moet erop rekenen dat je verschillende dagdelen kwijt zult zijn voor onderzoek.’
Dan kan ik jullie buurman vaak bezoeken.
‘Onze buurman?’
Boijmans van Beuningen. Een prachtig museum.
‘Helemaal mee eens.’
Mooi. Welke onderzoeken kan ik zoal verwachten?
‘Bloed en urine, bloeddruk, echo’s, ecg, longen, cardiologie, kruisproeven, maatschappelijk werker, psycholoog, eens kijken, ben ik iets vergeten... ja, de mri-scan, die doen we als laatste.’
Waarom, als ik vragen mag?
‘Dat is veruit het duurste onderzoek. Je gaat een halfuur in de scan en wordt uitvoerig onderzocht met magnetische velden en radiogolven. Blijkt tijdens de eerste onderzoeken dat er iets niet in orde is, dan komen we niet toe aan de mri-scan. Dat realiseer je je toch wel, dat we tijdens de routine-onderzoeken iets kunnen vinden waardoor je ineens zelf patiënt wordt?’
Nee, daar heb ik nog niet over nagedacht. Maar het lijkt me logisch dat er iets kan mankeren aan een van mijn organen. Maak maar zichtbaar.
‘Dat zullen we zeker doen, want zoals gezegd kun je alleen maar aan ons programma deelnemen als je voor de volle honderd procent gezond bent. Dat is wettelijk zo geregeld. We moeten zo veel mogelijk risico’s uitsluiten.’
Verzekeringstechnisch?
‘Ook.’
Zorgvuldigheid verzekerd, ha ha.
‘Daar kun je inderdaad op rekenen.’
En toch is de kans op overlijden één op de drieduizend. Kunt u daar iets meer over vertellen?
‘De kans op overlijden is bij elke operatie aanwezig. De narcose brengt risico’s met zich mee, en de operatie natuurlijk. Bovendien is er een reële kans op nabloedingen.’
Dat klinkt uitnodigend.
‘Veel mensen staan niet stil bij de risico’s, omdat er een medische noodzaak is voor de operatie. Zonder ingrijpen zullen zij veelal sterven. Maar voor jou is die noodzaak er dus niet – wetenschappelijk gezien dan.’
Wetenschap, ach, ik ben zelf ook academisch geschoold en ik weet dat het vaak niet meer is dan holle retoriek.
‘Als ik vragen mag, wat is je beroep?’
Ik ben econoom en ik prostitueer mezelf.
‘Pardon?’
Ik werk als freelance-journalist slash tekstschrijver.
‘Ook dat neem je blijkbaar niet erg serieus... Wij nemen de wetenschap overigens wél serieus.’
Dat begrijp ik, maar ik blijf erbij dat het vaak holle retoriek is. Ik neem mijn werk overigens wél serieus.
‘Ik ben het met je eens dat we niet overal een antwoord op hebben, maar we doen ons best. En dus gaan we je uitgebreid onderzoeken.’
Prima. Ik onderwerp me aan alle noodzakelijke onderzoeken.
‘Ik zie dat je lacht...’
Een binnenpretje.
‘Ik wil je er ook nog op wijzen dat de donor en de ontvanger anoniem voor elkaar blijven. Zowel vooraf als achteraf is er geen persoonlijk contact mogelijk... Weer een binnenpretje?’
Sorry, ik kan er niks aan doen. Ik krijg allemaal beelden en die zijn nogal komisch. Maar die anonimiteit lijkt mij logisch. Ik heb er geen behoefte aan om contact te hebben met degene die mijn nier ontvangt.
‘Ik neem ook aan dat je weet dat er geen beloning tegenover staat. In Nederland mogen we niet betalen voor organen.’
Wat? Had ik dat eerder geweten!
‘Hoezo, je dacht dus dat je geld zou krijgen voor–’
Dat lijkt me logisch. Hoeveel euro bespaart mijn donatie de gezondheidszorg wel niet?!
‘Sorry, maar dat is niet mogelijk. Het spijt me dat je de indruk had dat–’
De indruk? Ik lees regelmatig in de krant dat een donor vele tienduizenden euro’s krijgt van een zieke rijkaard. U denkt toch niet dat ik mijn nier afsta zonder beloning?
‘In Nederland kan dat echt niet, sorry. Misschien dat er onderhands wat wordt geregeld, maar formeel mag het niet. Het spijt me–’
Had dat dan eerder gezegd, dat had mij een lange reis bespaard!
‘Ik dacht–’
U dacht: hebben we weer een sukkel te pakken!
‘Nee, nee–’
Ha ha, ik heb ú te pakken! Natuurlijk wil ik geen geld voor mijn nier. Hallo! Niet iedereen wil alleen maar krijgen, krijgen, krijgen. Ik vind het fijn om te geven, om te kúnnen geven.
‘Je had me inderdaad tuk... Ik trap er met open ogen in... Ik was even bang dat je zou afhaken, we hebben al zo weinig donoren.’
Een gebbetje, moet kunnen.
‘Niet veel mensen die ik hier ontvang, maken grappen over zo’n serieus onderwerp.’
Dat is jammer, in de humor zit de zuurstof van het leven – lees Camus. Maar even serieus, leveren de overledenen dan niet voldoende nieren op?
‘Valt tegen. Ten eerste zijn er nog altijd veel te weinig mensen geregistreerd als donor, ondanks De Grote Donorshow en verschillende campagnes. Ten tweede, alleen als de geregistreerde donor in het ziekenhuis sterft, zijn de organen eventueel bruikbaar om in te vriezen. Een orgaan kan niet lang zonder doorbloeding, het weefsel sterft snel af.’
Nu heeft u er dus een nier bij!
‘Daar zijn we hartstikke blij mee. Maar zoals gezegd, eerst de onderzoeken. En nog een paar persoonlijke vragen, om het dossier compleet te maken... Wat is je persoonlijke situatie, ben je getrouwd?’
Alleenstaand, zonder kinderen, wel een geliefde.
‘Hoe reageert zij op je wens om een nier af te staan?’
Zij is er niet blij mee. Volgens haar heb ik niet voor niks twee nieren gekregen.
‘Dat klinkt als een probleem.’
Nee hoor, ik zal er uitvoerig met haar over praten, maar het zijn wel míjn nieren. Bovendien heeft zij wat moeite met geven, in alle betekenissen van het woord... Net als veel andere mensen, overigens. Misschien dat mijn actie haar aan het denken zet. We zullen zien.
‘Je klinkt vastbesloten.’
Dat ben ik ook. Als ik me iets heb voorgenomen, dan houd ik me daar ook aan. Zonder daden zijn woorden niets waard.
‘Ik zal je een dvd meegeven over nierdonatie. Misschien kun je die samen met je vriendin bekijken.’
Geliefde.
‘Vriendin, geliefde, zit daar dan verschil tussen?’
Absoluut... Ik zal de dvd met haar bekijken.
‘Volgens mij zijn wij voor dit moment klaar. Zo meteen heb je een gesprek met professor Brocken en daarna ga je nog even langs de bloedafname. Vervolgens kunnen we het traject opstarten. De vervolgafspraken ontvang je telkens per post. Als je nog vragen hebt dan kun je mij hier bereiken.’
Dank u voor de informatie. Het traject dat u schetst, voelt oké... Ja, het voelt goed.
‘Dat is fijn.’
Misschien was ik tijdens ons gesprek een beetje te assertief, maar dat moet u niet persoonlijk opvatten.
‘Dat viel best mee.’
Ik ben een beetje zenuwachtig, vandaar. Ik heb me goed voorbereid, want ik wil die nier graag doneren.
‘Je wist er inderdaad bovengemiddeld veel van. Maar maak je niet ongerust, ik vond het een zinvol gesprek.’

© 2011 A.H.J. Dautzenberg

Uitgeverij Contact

pro-mbooks1 : athenaeum