Leesfragment: Het verborgen leven van bomen

27 november 2015 , door Alejandro Zambra
| |

27 oktober verschijnt het nieuwe boek van Alejandro Zambra, Het verborgen leven van bomen, vertaald door Luc de Rooy. Vanavond kunt u het eerste hoofdstuk al lezen en uw exemplaar reserveren.

Julián, een jonge literatuurdocent en aspirant-schrijver, merkt op een avond dat zijn vrouw, Verónica, maar niet terugkeert van haar tekencursus. En dat terwijl hij op haar dochtertje Daniela moet passen.

Het wordt later en later, en hoe langer het duurt hoe meer Julián begint te zweten, begint te fantaseren: stapje voor stapje gaat hij terug in de tijd én loopt hij vooruit op zijn – en Daniela’s – leven zonder Verónica. Het verborgen leven van bomen gaat over die ene nacht, één nacht waarin Julián noch de lezer weet wat er precies gebeurt, gebeurd is, of gebeuren zal, want:

 

‘Dit is geen normale nacht. Het is namelijk niet zeker of er wel een volgende dag is. Het boek blijft doorgaan totdat zij terugkeert, of totdat Julián er zeker van is dat zij niet meer terug zal keren.’

Waarschijnlijk nog meer dan bij Bonsai verdient Het verborgen leven van bomen het om in één avond, misschien wel in één nacht, gelezen te worden. En wanneer de ochtend aanbreekt, en de lezer het boek dichtslaat, zal hij merken dat niets meer is als een dag eerder.

 

1
Broeikas

Julián houdt het meisje zoet met ‘Het verborgen leven van bomen’, een reeks verhalen die hij verzonnen heeft om haar in slaap te krijgen. De personages zijn een populier en een baobab, die het ’s nachts, als niemand het ziet, over fotosynthese en eekhoorntjes hebben, of over de vele voordelen die het heeft een boom te zijn, en geen mens of dier, of, zoals zij het noemen, een van die stomme blokken cement.
Daniela is niet zijn dochter, maar het kost hem geen moeite haar als dochter te zien. Drie jaar is het al weer geleden dat Julián bij de familie aanschoof, want hij was het die aanschoof, Verónica en het meisje waren er al, hij was het die met Verónica trouwde, en in zekere zin ook met Daniela, die zich in het begin verzette, maar die beetje bij beetje haar nieuwe leven accepteerde: Julián is lelijker dan mijn vader, maar hij is best aardig, zei ze tegen haar vriendinnetjes, die daar onverwacht serieus, bijna ernstig mee instemden, alsof ze op de een of andere manier begrepen dat Juliáns komst niet per ongeluk was. In de maanden die volgden richtte de stiefvader zelfs een plekje in voor Daniela’s schooltekeningen. Er is er eentje in het bijzonder die Julián altijd kan zien: daarop staan ze met z’n drietjes, op het strand, het meisje en Verónica maken taartjes van zand, en hij is gekleed in jeans en hemd, hij leest en rookt onder een perfect ronde, gele zon.
Julián is lelijker dan Daniela’s vader, maar wel jonger; hij werkt meer en verdient minder, rookt meer en drinkt minder, hij doet minder aan sport — daar doet hij absoluut niet aan, sport — en weet meer over bomen dan over landen. Hij is minder blank en minder onnozel maar wel chaotischer dan Fernando — Fernando, want zo heet Daniela’s vader, hij hoort een naam te hebben, ook al is hij niet meteen Juliáns, noch andermans, vijand. Er is namelijk niet echt een vijand. Dat is nu juist het probleem, dat er in verhalen zoals deze geen echte vijand te bekennen is: Verónica heeft geen vijanden, Julián heeft geen vijanden, Fernando heeft geen vijanden, en Daniela, een lui klasgenootje dat zijn tijd verdoet met gekke bekken naar haar trekken buiten beschouwing gelaten, ook zij heeft geen vijanden.

Soms is Fernando een vlek in Daniela’s leven, maar wie is af en toe geen vlek in iemand anders leven?
Julián is Fernando zonder de vlek, maar soms is Fernando Julián zonder de vlek.
En Verónica, wie is zij?

Voorlopig is Verónica iemand die niet verschijnt, die nog niet terugkeert van haar tekencursus. Verónica is iemand die lijkt te ontbreken in de blauwe kamer — de blauwe kamer is Daniela’s slaapkamer, en de witte kamer is die van Verónica en Julián. Daarnaast is er ook nog een groene kamer, die zij de logeerkamer noemen, voor de grap, want het kan niet makkelijk zijn om in die chaos, van boeken, doeken en kwasten, te slapen. De kist waar ze sinds enkele maanden de zomerkleren in hebben opgeslagen, gebruiken ze als zitplaats, een nogal oncomfortabele zitplaats.

De laatste uren van de dag verlopen steevast volgens een onveranderlijke routine: Julián en Verónica verlaten de blauwe kamer zodra Daniela slaapt, en daarna tekent Verónica en leest Julián, in de logeerkamer. Om de zoveel tijd onderbreekt zij hem of onderbreekt hij haar; dat onderlinge oponthoud bestaat uit dialogen, vluchtige of af en toe zelfs belangrijke, beslissende, gesprekken. Later gaan ze naar de witte kamer, waar ze televisiekijken of de liefde bedrijven, of waar ze ruziemaken — niets ernstigs, niets wat ze niet onmiddellijk, voor de film afgelopen is, kunnen uitpraten, of tot iemand zich gewonnen geeft, omdat hij wil slapen of omdat hij wil neuken. Het gebruikelijke einde van die ruzies is de snelle en stille wip, of de lange wip waar een zwak lachen en kreunen uit voortkomen. Daarna volgen vijf of zes uur slaap. En dan begint de volgende dag.
Maar dit is geen normale nacht, tenminste nog niet. Het is namelijk niet helemaal zeker of er wel een volgende dag is, want Verónica is niet van haar tekencursus teruggekeerd. Wanneer zij terugkeert, zal de roman eindigen. Zolang zij niet terugkeert blijft het boek doorgaan. Het boek blijft doorgaan totdat zij terugkeert, of totdat Julián er zeker van is dat zij niet meer terug zal keren. Voorlopig ontbreekt Verónica in de blauwe kamer, waar Julián het meisje bezighoudt met een verhaal over het verborgen leven van bomen.

Op dit moment, teruggetrokken in de eenzaamheid van het park, hebben de bomen het over de ongelukkige eik, in wiens bast twee personen hun naam kerfden als teken van vriendschap. Niemand heeft het recht een tatoeage bij je te zetten zonder jouw toestemming, vindt de populier, en de baobab is nog nadrukkelijker: de eik is slachtoffer geworden van een betreurenswaardige daad van vandalisme. Deze personen verdienen straf. Ik zal niet rusten voor deze personen de straf krijgen die ze verdienen. Ik zal hemel, zee en aarde doorkruisen om ze te vervolgen.
Het meisje lacht uitbundig, zonder het kleinste vleugje slaap. En ze stelt haar vragen met een zekere nauwkeurigheid, nooit is het één enkele vraag, het zijn er ten minste twee of drie, gesteld met een noodzaak, met haast: Wat is vandalisme, Julián? Kun je me een glaasje limonade brengen, met drie schepjes suiker? Hebben jij en mama al eens iets in een boom gekerfd, als teken van vriendschap?
Julián antwoordt geduldig, en let erop dat hij de volgorde van de vragen respecteert: Vandalisme, dat is waar vandalen aan doen, en vandalen zijn personen die uit puur plezier schade aanrichten. En ja, ja ik zal je zo een glas limonade brengen. En nee, mama en ik, wij hebben nooit onze naam in de schors van een boom gekerfd.

In het begin was wat Verónica en Julián hadden nog geen liefdesgeschiedenis. In feite leerden ze elkaar meer uit commerciële overwegingen kennen. In die tijd bevond hij zich nog in de nabevingen van een langlopende relatie met Karla, een afstandelijke en sombere vrouw die op het punt stond zijn vijand te worden. Ze hadden geen echte redenen om samen iets te vieren, maar toch belde Julián, op voorspraak van een collega, Verónica, de banketbakster, en bestelde een torta de tres leches, die uiteindelijk toch nog Karla’s verjaardag opluisterde. Toen Julián de taart bij Verónica’s appartement, hetzelfde waar ze nu wonen, ging afhalen, zag hij een donkere, slanke vrouw, met lang, sluik haar, en duistere ogen, met andere woorden: een echte Chileense vrouw, met nerveuze trekjes, ernstig en blij tegelijk; een mooie vrouw, die een dochter en misschien ook een man had. Terwijl hij in de woonkamer wachtte tot Verónica de taart had ingepakt, zag hij opeens het witte gezichtje van een heel klein meisje. Daarna volgde er een kort gesprek tussen Daniela en haar moeder, een norse maar vriendelijke, alledaagse dialoog, misschien wel het heen-en-weergekwebbel over tandenpoetsen.
Het zou niet helemaal juist zijn te zeggen dat Julián die middag gegrepen werd door Verónica. De waarheid is dat er drie of vier seconden koppigheid optrad, of beter gezegd, Julián had drie of vier seconden sneller het appartement moeten verlaten, en dat hij dat niet deed, was omdat hij het fijn vond om drie of vier seconden langer het donkere, heldere gezicht van Verónica te zien.

Julián maakt er een eind aan, tevreden met het verhaaltje dat hij zojuist verteld heeft, maar Daniela wil nog niet slapen, integendeel, ze lijkt opgewonden, van plan om hun gesprek voort te zetten. Met een subtiele maar erg omslachtige smoes begint het meisje over school te praten, en vertrouwt hem onverwacht toe dat ze blauw haar wil. Hij glimlacht, hij denkt namelijk dat het gaat om een metaforische wens, zoals de droom om te kunnen vliegen of om in de tijd te reizen. Maar ze meent het: Twee meisjes, en zelfs één jongen in mijn klas, hebben hun haar geverfd, zegt ze, ik wil ook op z’n minst een blauwe lok hebben — ik weet nog niet of ik blauw of rood wil, ik kan niet beslissen, mompelt ze, alsof daar zijn besluit van afhangt. Het is een nieuw onderwerp; Julián begrijpt dat het meisje het er ’s middags met haar moeder over heeft gehad, daarom is ze nu op zoek naar toestemming van haar stiefvader. En de stiefvader probeert, op de tast, zijn rol te spelen: Je bent pas acht jaar oud, waarom wil je je haar nu al, op deze leeftijd, zo beschadigen, zegt hij, en verzint een ontwijkende familiegeschiedenis waaruit moet blijken dat je haar verven een raar idee is. Hun gesprek sleept zich een tijdje voort totdat het meisje, enigszins verontwaardigd, begint te gapen.

Hij ziet Daniela slapen en herinnert zich hoe hijzelf op zijn achtste sliep. Het gaat automatisch: hij ziet een blinde en hij stelt zichzelf voor als een blinde, hij leest een goed gedicht en hij ziet zichzelf het schrijven, of voorlezen, hardop, voor niemand in het bijzonder, aangemoedigd door de donkere tonen van de woorden. Dat is het enige waar Julián aandacht aan schenkt: voorstellingen, hij kiest ze uit en vergeet ze vervolgens weer. Misschien heeft hij zich altijd wel beperkt tot het maken van voorstellingen: hij heeft geen beslissingen genomen, hij heeft nooit iets verloren, nooit iets gewonnen, hij heeft zich alleen maar laten leiden door bepaalde voorstellingen, en hij is ze gevolgd, zonder angst of moed, totdat hij ze bijna bereikte, of vergat. Uitgestrekt op het bed van de witte kamer steekt Julián een sigaret op, de laatste, de voorlaatste, of misschien wel de eerste van een lange, verschrikkelijk lange nacht, die voorbestemd lijkt om definitief te moeten beslissen over het goed of kwaad van een obscuur verleden. Op dit moment lijkt zijn leven een warboel die uit de knoop is gehaald: hij werd toegelaten tot een nieuwe intimiteit, tot een wereld waarin hij een soort vaderrol voor Daniela, voor het meisje dat slaapt, moet spelen, en die van echtgenoot van Verónica, de vrouw die niet, nog niet teruggekeerd is van haar tekencursus. Vanaf nu lijkt het verhaal diffuus te worden, bestaat er bijna geen manier om het goed te vertellen, maar voorlopig lijkt Julián er nog een beetje afstand van te nemen om aandachtig en met oprechte interesse de herhaling van een oude wedstrijd tussen Inter en Reggina te kunnen volgen. Het is duidelijk dat Inter elk moment kan scoren, en Julián wil voor geen goud dat doelpunt missen.

 

Oorspronkelijke titel La vida privada de los árboles
Copyright © 2007 Alejandro Zambra en Anagrama S.A., Barcelona
Copyright Nederlandse vertaling © 2010 Luc de Rooy en Uitgeverij Karaat, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum