Leesfragment: Een gat in de lucht

27 november 2015 , door Erik Nieuwenhuis
| | |

Medio december werden de nominaties voor de Academica Literatuurprijs bekendgemaakt: Erik Nieuwenhuis, Een gat in de lucht, Daphne Huisden, Alles is altijd fictie, en Erik Menkveld, Het grote zwijgen. Uit Menkvelds romandebuut publiceerden we voor, uit Nieuwenhuis' boek brengen we vanavond een uitgebreid fragment. Het is oudjaarsavond.

Nieuwjaarsochtend. Een Amsterdamse cultuurbobo zit met een teiltje in zijn handen. Een bejaarde allochtone dame gaat in haar scootmobiel op pad. Een gescheiden Kwikfit-bedrijfsleider keert terug van een date. En een onbekende man ligt in kamer H51 dood te gaan. Wat hebben ze met elkaar gemeen? Weinig. Ze hebben het nieuwe jaar gehaald. En ze kijken of luisteren allemaal naar het skischansspringen in Garmisch-Partenkirchen, waar de Finse Yuri Raikkonen straks een sprong zal wagen. Hoewel niemand wezenlijk geïnteresseerd is in de verrichtingen van Raikkonen, raakt zijn worsteling met de zwaartekracht hier en daar een onverwacht gevoelige snaar. Alle personages in dit intelligente, toegankelijke literaire debuut worstelen met niet-ingeloste verwachtingen en proberen een oude huid af te leggen. In pogingen hun beschadigde levens nog wat glans te geven, flirten ze met zaken die even makkelijk tot een spectaculaire val kunnen leiden. Op prachtig subtiele wijze laat Nieuwenhuis de verschillende levens in elkaar scharnieren en met zijn soepele pen ontvouwt hij stap voor stap hun verhaal.

Erik Nieuwenhuis (1964) was medeoprichter en redacteur van het literaire tijdschrift Schrijver & Caravan. Voor een selectie uit zijn verhalen ontving hij het Hendrik de Vriesstipendium. Zijn beschouwingen over taal, literatuur en nachttreinen verschenen onder de titel Woordsoep o.a. in de Volkskrant. In 2010 verscheen ook de bloemlezing Woordsoep (zie ook onze recensie).

Op de tafel bij het raam staat een ontbijtbordje met een uitgedroogde appelflap erop. Denk aan Vermeer, het licht van links. De muren zijn wit. Dan kunnen de schoonmakers de besmette plekken makkelijker onderscheiden. Wie kamer H51 betreedt, kan de signalen niet missen. Grillige groene, blauwe, gele en rode lijnen voor hartslag, ademhaling, bloeddruk en zuurstof. Een zak vol pisgele vloeistof, een infuus, een glas met een sponsje op een lollystok. Buiten zou het nu moeten sneeuwen, maar het regent niet eens. Waaien doet het wel: de kruinen van de populieren in de ziekenhuistuin bewegen wild heen en weer. De verpleegster met het Slavische accent heeft anderhalf uur geleden voor het laatst haar hoofd om de deur gestoken. ‘Meneer slaapt,’ heeft ze in het dossier geschreven. Het ontbijt (twee bruine boterhammen, beker melk, plakje voorverpakte kaas, kuipje Becel, plakje ham en een minipotje abrikozenconfiture) staat nog op de kar. Ze werkt hier nog maar pas, maar ze heeft in haar geboorteland geleerd dat slaap in deze fase boven eten gaat. Uit de gang klinkt het opgewonden commentaar bij een sportwedstrijd. Skispringen.

Meneer is om 21.45 u. binnengebracht. Het personeel heeft zijn best gedaan. De nachtarts heeft vanochtend naar huis gebeld en laten weten dat de jaarwisseling rustig was. Zeven jongemannen komen niet onder aanvullende behandeling uit. Een zal zijn oog moeten missen, bij een ander is de duim preventief geamputeerd. De overige vijf zijn met pijnstillers en zalf naar huis gestuurd. Aan meneer heeft de spoedarts niet meer gedacht. Een vluchtige inspectie van de pupillen, een pijnprikkeltje, ademhaling. Allemaal helemaal niet zoals het wezen moest. Maar in de chaos van de nieuwjaarsnacht gaat het over prioriteiten. Er zijn jonge levens die om voorrang schreeuwen.

Fluisterend bezoek. Ze gaan zijn deur voorbij. Een knal gevolgd door het angstige blaffen van een grote hond. Aan zijn oren mankeert nog steeds niks. Maar de monitor bevestigt wat de verpleegster met het Slavische accent allang had gezien. De ademhaling is een kinderlijke schets van een berglandschap. Spitse pieken, afgewisseld met uitgestrekte, vredige dalen. Het zuurstofgehalte schommelt tussen weinig en veel te weinig. De lichaamstemperatuur is in de afgelopen tien uur gedaald van lichte verhoging naar 35.4. De luchtwegen borrelen als een defecte aquariumpomp. Hij heeft de kracht niet meer om de slijmprop in zijn keel weg te hoesten. Vanuit de gang klinkt de stem van een verpleegkundige die een boodschap inspreekt op een antwoordapparaat. Hij moet luid spreken om boven het joelende skispringpubliek uit te komen. Zijn spreeksnelheid verraadt routine, maar er is ook warmte in zijn stem. Als hij heeft opgehangen bedenkt hij dat hij beter ‘zo spoedig mogelijk’ had kunnen zeggen dan ‘z.s.m.’ Maar ze zullen het wel begrijpen.
‘Inmiddels wachten we allemaal gespannen op de 28-jarige Raikkonen wiens naam nog lang aan deze editie van het vierschansentoernooi verbonden zal blijven,’ zegt de commentator. ‘Een sprong van 83,5 meter in Oberstdorf overtuigde niet. Een schamele zevenendertigste plaats, voor het eerst niet bij de beste 25. Het houdt dit jaar niet over… En de vraag die ons allemaal bezighoudt: gaat hij het vandaag nog één keer laten zien? Yuri Raikkonen, de sympathieke leraar geschiedenis uit het Finse Tampere.’
Geruite sloffen en een vervilte pyjamabroek schuiven in gestrekte toestand door de deuropening naar binnen. Een donkerblauwe kamerjas volgt. Benige handen, zwart van de infuusprikken, duwen de rolstoel voort. Alles schudt aan man en wagen. De wangzakken hangen als de oren van een jachthond langs zijn kin. Hij draagt een bril die hem door de opticien aangeprezen zal zijn als ‘een eigentijds en tegelijk tijdloos montuur’. De man zou het goed doen in een documentaire over vergeten Nobelprijswinnaars. Alleen het ribfluwelen gleufhoedje zit in de weg. Dat is meer iets voor een gepensioneerde ijscoman.

‘Meneer? Meneer?’
Meneer slaat zijn ogen half op, maar slaagt er niet in ergens op te focussen. Tussen twee zuchten die van heel ver moeten komen, lijkt hij iets te zeggen. Oud? Hout? Koud? De man rolt zijn wagentje naar het bed.
‘Heeft u al een beslissing kunnen nemen?’ vraagt hij. Hij kreunt. ‘Nee, zegt u maar niets. Het zijn geen kleine uitgaven. Wij hoeven elkaar niets wijs te maken. De crisisjaren meegemaakt, de oorlog. Wij kennen de waarde van het geld. Zal ik u eens wat vertellen: ik gooi nog geen touwtje weg. Als je honger hebt gekend, echt gebrek hebt geleden, dan krijg je daar oog voor. Dan laat je je niks in je handen duwen. Is het niet zo? Ik zag het meteen. Zal ik zeggen waar ik het aan zag? De stugheid van het weefgoed. Kwaliteit, buurman! Mag ik vragen wat dat gekost heeft? Nee, laat me raden. Minstens achttien guldens, zeg eens dat het niet zo is? Het is mijn werk, buurman, ik zie die dingen. Ik wed dat u zweert bij kreukloos linnen en naar het werk de wollen overjas? Een duffel voor de eindeweekse wandeling? Is het niet zo? We krijgen mooie boorden binnen, meneer, gesteven en vetwerend. Mag ik u noteren voor een dozijn?’

Hij opent zijn ogen opnieuw en deze keer blijven ze open. Zijn blikveld is een gele mist. Het kussen zit als een valhelm om zijn hoofd geklemd. Maar in het centrum hangt een wissellijst met ziekenhuiskunst. Overwegend groen, met accenten in gentiaanblauw, oudroze en plekken wit. Op een aan de muur bevestigd kaartje van dik karton staan titel en maker. Hij ziet het hele kaartje niet. Wat geeft het? Het zou ook in zijn beste dagen niet bij hem zijn opgekomen de tekst te lezen. Het schilderij heet Transit, de maker Halbert Wassink. Zijn ogen vallen langzaam dicht.

Patiëntendossier (Man. Geb.dat. onbekend)
31 dec. 21.30 u. Verward, wel aanspreekbaar. Roker. Geen allerg. bekend.
1 jan. 0.30 u. toestand verslechterd. Bloedafname.
4.30 u. gezien door zaalarts. Longen zorgw. Hart zwak. Algehele malaise. CT? Bloeduitslag afwachten. Zoutoplossing.
6.30 u. meneer klaagt over pijn in de buikstreek > zetpil morfine 10 mg.)
8.30 u. Reflexen (nagelriem, pupillen) aanwezig. Vraagt naar ‘Ansje’?
11 u. geen bijz.
11.30 u. Geen lunch aangeboden.
12.30 u. Gezien door zaalarts. Lichaamsfuncties nu hard achteruit. Vraagt naar ‘Bennie Koeman’? Merkbare pijnbeleving. > zetpil morfine 20 mg.
13.30 Niet aanspreekbaar. Liederlijke taal, afgewisseld met morfineuze flarden. Vraagt naar Nico Haak?

 

‘U woont hier leuk, buurman. Smaak verloochent zich niet. In ons beroep ben je kind aan huis in de zogezegd hogere kringen. Maar een vreemde smaak, meneer. Och-och-och. Vergulde lijsten met broddellapjes, geverfde fruitkistjes en gatenplanten in een zinken emmer. En wel Lundiatafels van zeshonderd guldens en een kast van een kleurentelevisie. Wat een armoe! Niet alles is voor geld te koop, buurman. Vergis ik me, of zwaait hier de vrouw de scepter over de binnenboel? Dacht ik wel, dácht ik wel. De kunst van het weglaten, daar herken je de echte dame aan. Sober, smaakvol. Een fijn stukje kunst aan de muur en degelijkheid in de textiele sfeer. Ik heb ze vaak genoeg zien scharrelen hoor. Bij de Wibra. De Wibra! Ziet u eens hier, wie hoge gasten krijgt, serveert de zwezerik niet op kampeerbordjes. Waar of niet? Dat Wibragoed slijt de vrouw – schei toch uit – onder de handen weg. Dan zeg ik: heb de moed voor kwaliteit te kiezen. Maar wat weten de mensen d’r nog van? Plastic beslagkommen! Messenleggers? Ze lachen je uit, meneer.’
Hij beweegt zich langzaam naar het raam. ‘Een goede huisvrouw kent de noden van haar man. Die bereidt met evenveel liefde en gemak een eenvoudig gehaktballetje als een Indische rijsttafel. Rustig hier trouwens, als ik het zo zeggen mag. Overal dat boenkeboenkeboenk altijd, wat vinden ze d’r aan? De jeugd is de jeugd meneer, en wij zijn ook jong geweest. Pennsylvania 6-5000. Wij hadden het niet breed in die tijd, mag u best weten, maar de nieuwste van de Millers, daar wist je toch aan te komen. U toch ook. Meneer? Maar ik heb het niet zo op die beat, ik zeg het zoals het is. Waarom moet een mens, zeg ik, luisteren naar die rampestampmuziek als hij er enkel opuit gaat voor een nieuwe pullover? De mensen zijn vergeten wat stilte is en de Hollandse zanger kent zijn eigen taal niet meer. En de vrouwtjes, wat zal ik u van de vrouwtjes zeggen? Een en al opzichtigheid in d’r uiterlijk, maar thuis de boel verslonzen. Je gunt ze d’r verzetje, toneelclub, de dinsdagavondbingo, een huis vol tupperware, maar als je thuiskomt wil je de boel aan kant, de kinders in pyjama en notemuskaat op de bloemkool. Ze doen maar. Maar na de koopavond ga ik tot de vrouw in, vrijdagavond als vanouds. Ik hou van een vrouw die rein is op zichzelf, schone nagels, proper voorkomen. En een royale boezem, nooit wat te klagen gehad, wat dat betreft. Dame aan tafel, nou ja de rest weet u… Staat u mij toe…’

De man met de gleufhoed zet zijn tanden in de appelflap. Zo gaat het in kamer H51, op 1 januari om 15.20 uur. Wie er oor voor heeft kan er een kleine symfonie in horen. De textielhandelaar smakt, de verpleger heeft de tv wat harder gezet, en ‘doodsreutel’ is een heel goed woord voor de ademhaling van meneer. Wie ze lezen kan, ziet in de dansende lijnen op de monitor in een oogopslag het noodlottige patroon van de stervende. Ante mortem, heeft de verpleegkundige die op de gang met gebalde vuisten naar het skispringen kijkt, geleerd. Wat zich in het hoofd van meneer afspeelt, daar laat zich weinig zinnigs over zeggen. Ziet hij alpenweiden in zijn ijldromen? Wandelt hij hand in hand met Ansje door de krakende sneeuw? En zo ja, wie ís Ansje? Voelt hij, zoals dat heet, zijn einde naderen?

*

Helmut Kreutzer is voor het oog van de wereld op het hek gaan zitten. Intuïtief schakelt de regisseur van het omgevingsbeeld, via de deinende menigte rond de landingsplek langs de schans, naar de stoïcijnse springer. We eindigen met een close-up. Knappe jongen, tenger gebouwd. Zijn halve gezicht gaat schuil achter een blauwglanzende zonnebril. Je kan niet zeggen dat hij een ontspannen indruk maakt, maar ongewoon nerveus, dat nou ook weer niet. Over een paar seconden glijdt hij met een vaart van rond de negentig kilometer per uur het zuigende gat van Garmisch in. Dat roept spanning op, zelfs bij de meest ervaren springer. Teleurstelling voor de commentator: Raikkonen is getrouwd en monogaam. Van zijn lerarensalaris en sponsorgeld rijdt hij een Citroën C5. Een mooie auto met veel extra’s. De meeste van zijn collega’s kunnen zo’n auto niet betalen, al zouden ze willen. Op de wereldranglijst van skispringers neemt Raikkonen na een veelbelovende start een bescheiden plaats in. Maar daar merk je in de lerarenkamer weinig van. Directie en collega’s, conciërges en de medewerkers van de koffiekamer: allemaal dragen ze Yuri op handen. Het voltallige personeel van het Sibelius-college zit elk jaar weer voorovergebogen op de bank, de ogen strak op de buis. Bij hen kan Yuri eenmaal terug in Tampere zijn verhaal straks wel kwijt. ‘Meteen als je opwipt van de balk voel je: dit wordt hem, of dit wordt hem niet.’ Uit het groepje luisteraars dat om hem heen dromt zal een bevestigend hummen opstijgen. Ze hebben het gezien.

*

Cultuurmanager Meertien Lamar ziet het ook. Vanaf een ingewikkelde bank op een woonboot in Amsterdam-Centrum. Buiten miezert het. Hondsbrutale meeuwen schijten het drijvende terras vol. Een kleumend echtpaar glijdt voorbij in een bootje, te idioot voor woorden, en schreeuwerige klootzakjes smijten de ene na de andere kanonslag in de plomp. Het platte beeldscherm – veel te duur, veel te vroeg gekocht – hapert. Hij voelt de spanning. Een skispringer, twee seconden voor de afsprong. Een sprong waar meer van afhangt dan van de dagopbrengst van de Turkse avondwinkel om de hoek.

Hoewel Lamar een – in zijn beroepsgroep ongebruikelijk – gebrek aan belangstelling heeft voor jongemannen in strakke broekjes, kan hij zijn ogen niet van de jonge skispringer afhouden. De zorgvuldig geschoren kin. De gezonde rode wangen: geen spoor nog van rimpelvorming. De mond halfopen, maar niet op een onnozele manier, gretig eerder. De springer gaat efficiënt om met de zuurstofinname, zo ziet hij dat. Zo’n jongen zal zeker zijn beslommeringen hebben, maar op dit moment zijn zijn doelen helder. Springen. Zo lang mogelijk in de lucht blijven. Niet vallen en met goed resultaat het einde van de uitloopbaan bereiken. Lamar moet een opkomend gevoel van afgunst onderdrukken. Is hij zo’n oude man aan het worden die jongemannen haat, alleen omdat ze jong zijn? Hij hoopt van niet. Heel misschien kan hij dit moment gebruiken voor zijn nieuwjaarstoespraak. ‘Subsidie-wise is het een goed jaar geweest voor Kunstbaan. En met betrekking tot het jaar dat komt, roep ik bij jullie graag het beeld in herinnering van de skispringer in de seconden voor de afzet. Hij zet zijn masker recht, schikt de plooien van zijn pak, haalt nog eens diep adem. Hij weet dat hij het verdient om daar te staan. Maar hij weet ook dat hij het vertrouwen van zijn sponsors met elke sprong opnieuw moet bevestigen.’ Geen onaardige metafoor. Als hij niet aan de bank gekluisterd was geweest door een kater van olympisch formaat, zou hij zeker op zoek zijn gegaan naar een stuk papier en een pen.

De vertraagde golfslag van het langsvarende nieuwjaarsschuitje doet het woonschip deinen. De kachel staat te hoog, het geluid van de tv suist om zijn oren en zijn oogleden fladderen. Lamar braakt in een viezige schoonmaakemmer die hij zwakjes omklemt. Hij kent zijn katers. Het feesteten van de avond ervoor is er al uit. Er komen nu alleen nog zure, gele draden gal. De pijn die de plotselinge samentrekking van middenrif en buikspieren teweegbrengt, verbaast hem elke keer weer. Nee, hij haat de jonge springer niet. Hij zou er veel voor overhebben om een blakende jongeman te zijn met overzichtelijke ambities. Een skispringer desnoods. Maar met het aanbreken van deze eerste januaridag is de gedachte ‘volgend jaar word ik vijftig’ een grauwe waarheid geworden die paniekgevoelens in hem wakker maakt. Onder andere omstandigheden blaast hij zulke gevoelens weg op zijn bmw R50 (bouwjr. ’57, van eerste eigenaar, motor 100%, alle originele boekjes aanwezig). Vanwaar hij zit, kan hij de motor op de kade zien staan. Er hangen druppels aan het zadel. Voor zijn doen heeft hij hem altijd aardig onderhouden. Maar de spaken zijn dof en de verchroomde delen blinken niet naar behoren. Lamar was tweeënveertig toen hij hem kocht. Even verderop langs de gracht heeft hij vanaf het brede zadel van de bmw de naamvergeten studente in het zijspan voorgesteld aan zijn eerste vrouw, Marijke. Ze was drieëntwintig, dat weet hij nog wel.

[...]

© Erik Nieuwenhuis 2010

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum