Leesfragment: De Oorlog: hoe het leven 'gewoon' verder ging

07 november 2009 , door Barbara Henkes
| | |

Op ons verzoek volgt historica Barbara Henkes de nieuwe documentairereeks van de NPS, De Oorlog. Vannacht aflevering 2: Verder onder vreemd gezag (via deze link ook na te bekijken). Accepteert Nederland daadwerkelijk de bezetter?

Zie voor Henkes' commentaar bij aflevering 1 onze Nachtmodule van vorige week. Boekentips bij aflevering 1 en 2 zijn ook in afgelopen Nachten te vinden, in de (nu al toegankelijke) Nacht van morgen die bij aflevering 3: Keuze's en dilemma's.

 

Deel 2 van De Oorlog opent met een idyllisch beeld van de Amsterdamse grachten: een meeuw vliegt over het water, kerkklokken luiden op de achtergrond, op de brug hangen twee jongens over de railing en even later zien we een levendige markt. De kleur draagt bij aan een sfeer van gemoedelijkheid. De stem van Rob Trip vertelt de kijker dat een mooie zomerdag ten einde loopt, wanneer een Amsterdammer zijn notitieboek openslaat en beschrijft hoe hij de voorbije dag heeft beleefd. Het is 20 juli 1941, een maand na de vernietigende inval van de Duitsers in de Sovjet Unie, ver weg van de Nederlandse hoofdstad: ‘Half Amsterdam trok er vandaag op uit, in een lichte stroom. Er was slechts zon en wind, en de weide bloeide. Er leeft alleen maar een stemming van verliefdheid op het leven in mij.’ Die woorden worden kracht bijgezet met beelden van zeilboten op het glinsterende water. ‘Het is merkwaardig, maar je moet wel zeggen dat vandaag het leven heerlijk is.’ Voor de kijker is het jammer dat we niet meer te weten komen over de achtergrond van deze anonieme Amsterdammer, die zich klaarblijkelijk zo bewust is van de paradox tussen de zonnige lichtheid van deze dag en het nationaalsocialistische geweld dat elders onverminderd gaande is.

Een zonnige dag. Screenshot uit afleverig 2 van De Oorlog.

Aan het eind van deze aflevering zal de joodse Edith Velmans-van Hessen, uit wiens dagboek we dan de nodige, evenzeer opgewekte, fragmenten hebben gehoord diezelfde paradox in haar terugblik helder verwoorden: ‘Je wilde graag doorgaan met je fijne leventje, maar het was vaak niet fijn. Dat valt me op als ik mijn dagboek lees: dat ik probeerde de fijne dingen op te schrijven en de negatieve dingen vaak weg te stoppen. Je hield je vast aan alles. Je kon beter leven als je gehoord had, van wie dan ook, dat de oorlog met drie maanden was afgelopen. Zo gingen we door, de hele oorlog door.’ Het is een knap commentaar op haar eigen geschriften, dat laat zien hoe belangrijk het is om na te gaan wat er niet gezegd wordt in historische bronnen zoals dagboeken en brieven. De schijnbare tegenstelling tussen weten & ontkennen, tussen zien & wegkijken verdwijnt in het commentaar van Trip, als hij aan het begin van deze aflevering constateert: ‘Nederland is in juli 1941 al meer dan een jaar bezet, maar de meeste mensen hebben zich in die bezetting heel aardig weten te schikken.’ Hier introduceert Trip een scheidslijn tussen mensen, en niet tussen uiteenlopende houdingen die een en dezelfde persoon op verschillende momenten kan innemen. Het gaat in deze aflevering om ‘de meesten’ die zich op het eerste gezicht aanpassen en min of meer vrolijk doorgaan met het leven van alledag.

Met het blauw-grijze landschapsbeeld dat volgt, keren we terug naar het moment van de Duitse inval. Nadat een radiostem de Duitse soldaten heeft aangemoedigd bij ‘de heute beginnende Kampf’, die beslissend zal zijn voor het lot van de Duitse natie, wordt de toenmalige leerling-smit Jan Uitham uit het Groningse plaatsje Noorderhogebrug als een van ‘de meesten’ opgevoerd. Zodra zijn baas hem op 10 mei naar huis had gestuurd, ‘omdat alles verloren was’, is hij lekker gaan zwemmen  in het nabijgelegen kanaal. Hetzelfde kanaal waar hij later, samen met de Duitse jongens die er bij de brug wacht moesten houden, een ijsje zou eten. Niemand zal hem die toenadering achteraf kwalijk nemen. Anders ligt dat voor degenen die posities innamen die er op aankwamen: de ambtenaren, zoals de secretarissen-generaal op de departementen of de burgemeesters in oorlogstijd. Zij belanden na de inval van de nazi’s in een complex dilemma: van de naar Engeland uitgeweken regering hebben zij de opdracht gekregen op hun post te blijven, hetgeen betekent dat ze moeten samenwerken met de nieuwe autoriteiten. Hetzelfde geldt voor de teruggekeerde krijgsgevangenen en met name de beroepsmilitairen onder hen die een nieuwe werkkring bij de politie of de marechaussee aangeboden krijgen. Dat dilemma wordt in deze aflevering helaas niet uitgediept. In plaats daarvan herhaalt commentator Rob Trip dat ‘Nederland zich gedwee in de bezetting schikte’.

Die volgzame sfeer moet blijken uit Duitse propagandabeelden, die laten zien en horen hoe het nieuwe regime de goede relaties met het Nederlandse ‘broedervolk’ benadrukt, hoe Duitse soldaten Artis bezoeken en in hun gecensureerde brieven naar huis schrijven dat in Nederland alles ‘farbenfreulicher und bunter’ is dan in de Heimat — en al helemaal dan aan het Oostfront. Dat alles wordt gelardeerd met vrolijke liedjes van onder andere de populaire Ramblers, die de Nederlanders aanmoedigen in deze ‘benarde tijd’ de handen ineen te slaan ‘voor het nieuwe vaderland’. ‘Daden van verzet,’ zo houdt Trip de kijker voor, ‘waren uit den boze. En waarom zou je ook, als de bezetter samenwerking heeft aangeboden en zich van zijn beschaafde kant liet zien.’ Dat het nieuwe regime van het begin af aan gepaard gaat met censuur en dat politieke organisaties van communisten en revolutionairsocialisten onmiddellijk werden verboden en ondergronds gingen, terwijl ook anderen zich in dit vroege stadium voorbereidden op de illegaliteit, wordt in een dergelijk commentaar genegeerd. Wel verwijst Trip naar ‘enkele incidenten’, zoals in de Achterhoek waar burgemeester Boot de confrontatie aanging met het hoofd van de plaatselijke Weermacht vanwege de huurschuld van de NSB-gezin. Het is een wat ongelukkig voorbeeld, die het wezenlijke dilemma waarvoor de burgemeesters in oorlogstijd zich geplaatst zagen, niet echt verheldert. Maar dat kan in een latere aflevering (deel 3 heet immers keuzes en dilemma’s) nog komen.

Tegen het einde van de aflevering — en wellicht als opmaat voor de volgende  — waarschuwt Trip de kijker dat ‘boven de zomeridylle’ zich een ramp voltrekt, ‘zonder dat iemand het doorheeft’. Het gaat om de introductie van het persoonsbewijs, waardoor alle joden in Nederland als zodanig geregistreerd zullen worden. Maar zover is het nog niet in de zomer van 1940, toen een Duitse persfotograaf de opdracht kreeg joods Amsterdam in beeld te brengen. We zien een tafel bedekt met tientallen zwart-wit foto’s van een drukke zondagmarkt in de Uilenburgerstraat. Het lijkt er ontspannen aan toe te gaan, al is ook dat (net als het dagboek van Edith van Hessen) een bedrieglijk beeld.

René Kok, specialist op het gebied van beeldmateriaal over de Tweede Wereldoorlog, wijst op twee heren in burger te midden van de marktlui en het kooppubliek. Het zijn naaste medewerkers van Rijkscommissaris Seyss-Inquart: ‘Wat ze eigenlijk doen is een beetje verkennen van het jachtterrein,’ verklaart Kok en hij vervolgt: ‘Dit zijn dus antisemieten pur sang, die zeggen dat joden vies zijn en dat er van alles mis is met de joodse hygiëne en die zich op die foto’s kostelijk vermaken.’ Met zijn commentaar onthult Kok het cynisme dat achter dergelijke beelden schuil gaat. Het radioverslag dat even later volgt, is evenmin gespeend van dubbelzinnigheid. Vanuit de Apollohal wordt in 1941 het persoonsbewijs geïntroduceerd. We horen een verslaggever constateren dat vanaf dit moment ‘niemand niemand meer mag zijn, maar iedereen iemand moet zijn’ om vervolgens aan een betrokken ambtenaar te vragen wat de voordelen zijn van deze maatregel. ‘Het gaat om de bescherming van de goeden tegen de kwaden,’ antwoordt deze brave burger die, gezien de censuur, niet veel anders had kunnen zeggen.

En daarmee zijn we terug bij het Leitmotiv van deze aflevering: de acceptatie van het nieuwe, nationaalsocialistische regime. Het lijkt alsof iedereen (inclusief de joden) opgelucht adem haalde na de voorzichtige start onder leiding van Seyss-Inquart en bereid was de nieuwe autoriteiten te accepteren. Maar dat doet onvoldoende recht aan de ambivalenties die daarmee gepaard gingen en aan de oppositionele stemmen die al voor de Duitse inval, en zeker ook direct daarna, waarschuwden voor de fatale gevolgen van het nationaalsocialisme. Ook doet het tekort aan de angsten waarmee potentiële slachtoffers van de nazi’s — die al dan niet in een eerder stadium uit Duitsland en Oostenrijk waren gevlucht — in deze episode door het leven gingen.

Vergelijken we deze uitzending met de schriftelijke versie van deze episode in het gelijknamige boek van Ad van Liempt dat aan de vooravond van de film is uitgebracht, dan valt op dat het unieke beeld- en geluidsmateriaal beslist een meerwaarde heeft voor het verhaal over De Oorlog. Al helemaal in combinatie met een even korte als krachtige toelichting van een kenner als Kok. Tegelijkertijd biedt het boek meer ruimte voor extra informatie, bijvoorbeeld over censuur en kritiek. Ook de impliciete, nuchtere pen van auteur Van Liempt valt te prefereren boven de stem van de constant aanwezige, alleswetende verteller Trip die — met zijn wat naïeve mengeling van verbazing en lichte verontwaardiging — constateert dat het leven in mei 1940 niet stopte maar ‘gewoon’ doorging.

Barbara Henkes is universitair docent Nieuwste Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveerde op Heimat in Holland. Duitse dienst­meisjes 1920-1950 (1995) en schreef Uit liefde voor het volk. Volkskundigen op zoek naar de Nederlandse identiteit, 1918-1948 (2005).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum