Leesfragment: Precies mijn type

27 november 2015 , door Simon Garfield
| |

23 april verschijnt Simon Garfield, Precies mijn type (Just My Type, uit het Engels vertaald door Ernst de Boer en Ankie Klootwijk). Wij publiceren voor.

We zien dagelijks vele soorten lettertypen: op straatnaamborden, gebouwen, boeken en verpakkingen. Maar hoe zijn deze ontstaan en waarom zijn er zoveel van?
Simon Garfield belicht de rijke geschiedenis en de subtiele verschillen in gevoelswaarde tussen de lettertypen, vanaf Gutenberg tot de meest gewaagde digitale fonts. Hij ontrafelt vele typografische raadsels: hoe komt het dat Helvetica de wereld heeft veroverd en waarom wordt op vrijwel alle slechte filmposters de Trajan gebruikt? Ook doet uit de doeken waarom de 'T' in het logo van de Beatles doorloopt tot onder de basislijn en hoe het Gotham-font Barack Obama het Witte Huis in heeft geholpen.
Wie dit boek heeft gelezen zal nooit meer op dezelfde manier naar de wereld om zich heen kijken.

Simon Garfield (1960) is journalist en schrijft voor The Independent en The Observer. Precies mijn type is internationaal een succes. In Groot-Brittannië werden meer dan 100.000 exemplaren verkocht en in de VS werd dit boek gekozen als Amazon Book of the Month.

'Een bijzonder origineel boek van een auteur die bezeten is van zijn onderwerp. [...] Een toegankelijke en vermakelijke introductie tot de wereld van de lettertypes.' Times Literary Supplement

'Een vrolijk, informatief en prachtig vormgegeven boek.' The Guardian

Inleiding
Liefde voor letters

Op 12 juni 2005 hield een vijftiger een praatje voor een grote groep studenten van de Stanford University over zijn studententijd aan een wat minder prominente universiteit, Reed College in Portland, Oregon. ‘Op de campus,’ herinnerde hij zich, ‘was iedere poster, ieder etiket op iedere lade prachtig met de hand gekalligrafeerd. Omdat ik met mijn studie was gestopt en dus geen gewone colleges meer volgde, besloot ik een werkgroep kalligrafie te volgen om dat onder de knie te krijgen. Ik leerde over schreefletters en schreefloze letters, over het variëren van de hoeveelheid ruimte tussen verschillende lettercombinaties, over wat goede typografie goed maakt. Het was schitterend, en het had zo’n rijke traditie en artistieke verfijning dat de wetenschap er niet aan kan tippen, en dat vond ik fascinerend.’
Toen had die gesjeesde student niet kunnen bedenken dat hij voor dat wat hij daar geleerd had ooit een praktische toepassing zou vinden. Maar het liep anders. Tien jaar later bouwde die man, die Steve Jobs heette, zijn eerste Macintosh-computer, een machine die met iets ongekends kwam — een brede keuze aan lettertypen. Behalve reeds bekende letters als Times New Roman en Helvetica introduceerde Jobs een aantal nieuwe ontwerpen en hij had duidelijk veel zorg besteed aan hun uiterlijk en hun naam. Hij noemde ze naar zijn favoriete steden zoals Chicago en Toronto. Hij wilde dat elk van deze lettertypen net zo onderscheidend en mooi was als de kalligrafie waarmee hij tien jaar eerder had kennisgemaakt, en minstens twee van die nieuwe lettertypen, Venice en Los Angeles, hadden een handgeschreven stijl. Dit was de aanleiding voor een aardverschuiving in onze dagelijkse omgang met letters en lettertypen. Een vernieuwing waardoor het woord ‘font’ — dat voorheen een technisch woord was dat alleen in de drukkerswereld werd gebruikt — in een tijdsbestek van tien jaar tot het vocabulaire van iedere pc-gebruiker ging behoren. Het is tegenwoordig niet eenvoudig om Jobs’ oorspronkelijke lettertypen nog terug te vinden, en dat is misschien maar goed ook: ze hebben grove pixels en zijn lastig in het gebruik. Maar alleen al de mogelijkheid om een ander lettertype te kunnen kiezen, leek indertijd een technologie die afkomstig was van een andere planeet. Vóór de introductie van de Macintosh in 1984 boden primitieve computers een saai lettertype en je bofte als je het in cursief wist te zetten. Maar nu was er een keuze aan lettertypen die leken op de letters die we van de echte wereld kenden. Chicago, dat door Apple voor al zijn menu’s en dialoogvensters werd gebruikt, tot en met de eerste iPods. Maar je kon ook kiezen voor ouderwetse gotische letters die op het werk van chauceriaanse kopiisten leken (London), heldere Zwitserse letters die voor het moderne bedrijfsleven stonden (Geneva), hoge en luchtige letters die niet misstaan zouden hebben op de menukaart van een oceaanstomer (New York). Je had zelfs San Francisco, een font dat eruitzag alsof het uit kranten was gescheurd — handig voor saaie schoolprojecten en losgeldbrieven.
IBM en Microsoft wisten niet hoe gauw ze het pionierswerk van Apple moesten na-apen, en printers voor thuisgebruik (destijds een nieuwigheid) werden vanaf dat moment niet alleen aangeprezen vanwege hun snelheid, maar ook vanwege de lettertypen die ze konden afdrukken. Tegenwoordig roept de term ‘desktoppublishing’ associaties op met lelijke uitnodigingen voor feestjes en saaie buurtkrantjes, maar indertijd betekende het een verrukkelijke bevrijding van de tirannie van de professionele zetters en het frustrerende gehannes met vellen plakletters. De persoonlijke keuze voor een bepaald lettertype zei een heleboel: je zette daarmee een creatieve stap naar zelfexpressie, het bood je de vrijheid om speels met woorden om te gaan.
En vandaag de dag kunnen we ons geen vanzelfsprekender kunstzinnige vrijheid voorstellen dan het uitrolmenu met fonts. In dat uitrolmenu zien we de neerslag van de geschiedenis, de echo van Johannes Gutenberg bij elke toetsaanslag. Hier staan namen die we herkennen: Helvetica, Times New Roman, Palatino en Gill Sans. Namen die ontleend zijn aan folio’s en verbleekte manuscripten: Bembo, Baskerville en Caslon. Namen waarmee je mogelijk goede sier kunt maken: Bodoni, Didot en Book Antiqua. En namen waarmee je het risico loopt jezelf belachelijk te maken: Brush Script, Herculanum en Braggadocio. Twintig jaar geleden hadden we daar amper van gehoord, maar nu hebben we allemaal een favoriet. De computer heeft ons heer en meester van de ‘drukpers’ gemaakt, een voorrecht waarvan we in het tijdperk van de typemachine nooit hadden durven dromen.
Maar als we de voorkeur geven aan Calibri boven Century, of als een grafisch ontwerper Centaur in plaats van Franklin Gothic kiest voor een advertentie, welke afweging is er dan gemaakt en welke indruk hopen we ermee te wekken? Wat willen we eigenlijk duidelijk maken met onze keuze voor een bepaald lettertype? Wie maakt die lettertypen en hoe gaat dat in z’n werk? En waarom hebben we er zoveel nodig? Wat doen we met Alligators, Accolade, Amigo, Alpha Charlie, Acid Queen, Arbuckle, Art Gallery, Ashley Crawford, Arnold Böcklin, Andreena, Amorpheus, Angry en Anytime Now? Of met Banjoman, Bannikova, Baylac, Binner, Bingo, Blacklight, Blippo of Bubble Bath? (En wat klinkt dat Bubble Bath mooi, met zijn onderling verbonden cirkels die elk moment kunnen openbarsten en de pagina vochtig maken!)

Bubble Bath - licht, normaal en vet. Uit: Simon Garfield, Precies mijn type

Er bestaan meer dan 100.000 letterfamilies. Maar waarom kunnen we niet af met een stuk of vijf - met vertrouwde letters als Times New Roman, Helvetica, Calibri, Gill Sans, Frutiger of Palatino misschien? Of de meer klassieke Garamond, genoemd naar de grafisch ontwerper Claude Garamond, die in de eerste helft van de zestiende eeuw actief was in Parijs, en wiens goed leesbare Romeinse drukletter afrekende met de loodzware mufheid van zijn Duitse voorgangers en die later, na aanpassing door William Caslon in Engeland, de letters voor de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring zou leveren.
De drukletter is nu 560 jaar oud. Dus wat kon de Brit Matthew Carter toen die in de jaren negentig op zijn computer Verdana en Georgia ontwierp met een A en een B doen dat nog niet eerder was vertoond? En hoe kon een van zijn vrienden het lettertype Gotham maken dat Barack Obama aan het presidentschap hielp? En wat maakt een font nu precies presidentieel of Amerikaans, Brits, Frans, Duits, Zwitsers of Joods?
Dit blijven grote mysteries en het doel van dit boek is om die tot de bodem uit te zoeken. Maar we moeten beginnen met een waarschuwend verhaal over wat er gebeurt als een lettertype uit de bocht vliegt.

© 2010 Simon Garfield
© 2012 Nederlandse vertaling Ernst de Boer & Ankie Klootwijk/Uitgeverij Podium

Uitgeverij Podium

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum