Leesfragment: De tuin van de Franse poëzie

Dinsdag 11 januari verschijnt De tuin van de Franse poëzie, een bloemlezing door Paul Claes, die tevens het honderdtal gedichten zelf vertaalde. Vanavond kunt u een doorsnee lezen, aan de hand van drie dichters: Rutebeuf, Marceline Desbordes-Valmore en Charles Cros. En uw exemplaar reserveren.

Van troubadours tot avant-gardisten, van minnezang tot hermetische poëzie: de Franse poëzie kent een rijke geschiedenis. Vertaler Paul Claes verzamelde voor De tuin van de Franse poëzie honderd hoogtepunten uit meer dan tien eeuwen Franse dichtkunst. Hij leidt iedere dichter kort in en voorziet elk gedicht van helder commentaar.

De tuin van de Franse poëzie neemt de lezer mee op een reis door de Franse letteren. Die begon al in de negende eeuw, met religieuze gedichten. Hoofse minnezang werd vervolgens door troubadours ten gehore gebracht. Het sonnet floreerde in de renaissance en transformeerde zich in de zeventiende-eeuwse salons tot precieuze lyriek. Van de strakke regels van het classicisme bevrijd ontstond de bandeloze romantiek, die met moderne dichters uitgroeide tot een poëzie die poëzie problematiseert.
Door de chronologische opbouw van De tuin van de Franse poëzie kan de lezer die ontwikkeling op de voet te volgen. De editie is tweetalig. Een werk dat onmisbaar is voor iedereen die geïnteresseerd is in Franse geschiedenis, cultuur en literatuur.

Rutebeuf of Rustebeuf

Geboren omstreeks 1230 — Parijs omstreeks 1285

L’esperance de l’endemain
Ce sont mes festes.

Verhopen op de dageraad,
Dat zijn mijn feesten.
Le Mariage Rutebeuf

Rutebeuf kwam wellicht uit Troyes, hoofdstad van Champagne. Daar schreef hij immers zijn eerste gedicht, ‘Le Dit des Cordeliers’. Later werkte hij als jongleur of beroepsdichter in Parijs. Zijn beschermheren waren Alfons van Poitiers en Karel van Anjou, twee broers van Lodewijk ix de Heilige. Volgens Le Mariage Rutebeuf trouwde hij op zaterdag 1 januari 1261. Rutebeuf legde zijn naam uit als rude boeuf ‘hard zwoegende os’ (voor middeleeuwers is schrijven ploegen met de pen). Zijn omvangrijke oeuvre telt veertienduizend verzen. Het omvat zesenvijftig werken van uiteenlopende aard. Er zijn fabliaux of boerden, koddige vertellingen in verzen (Le Dit de l’herberie, Frère Denise, La Vengeance de Charlot le juif), klaagdichten (Pauvreté Rutebeuf, Le Mariage Rutebeuf, Complainte Rutebeuf), satiren (Le Dit de l’université, Le Dit des béguines), een oproep tot een kruistocht (Complainte d’outre-mer, te vergelijken met Jacob van Maerlants ‘Vanden Lande van Oversee’), heiligenlevens (La Vie de sainte Marie l’Égyptienne) en een mysteriespel over een pact met de duivel (Le Miracle de Théophile). Rutebeuf hekelt de clerus en kant zich vooral tegen de bedelorden die aan de universiteit leerstoelen opeisen. Anderzijds leeft hij mee met de gewone man. De eeuwige klachten over de eigen armoe zijn wellicht burleske overdrijvingen van een broodschrijver. Zijn poëzie is virtuoos van versificatie, volks van toon en melodieus van klank.

Li Diz des Ribaux de Greive

Ribaut, or estes vos a point:
Li aubre despoillent lor branches,
Et vos n’aveiz de robe point,
Si en avreiz froit a voz hanches.
Queil vos fussent or li porpoint
Et li seurquot forrei a manches.
Vos aleiz en estei si joint
Et en yver aleiz si cranche.
Vostre soleir n’ont mestier d’oint:
Vos faites de vos talons planches.
Les noires mouches vos ont point,
Or vos repoinderont les blanches.

De sjouwers van de Grève

Sjouwers, het einde is nabij:
De blaren vallen van de bomen
En jullie vinden geen kledij
Om aan de vrieskou te ontkomen.
Een wambuis of een warme pij
Daar kun je enkel maar van dromen.
Al loop je ’s zomers nog zo blij,
De winter biedt geen onderkomen.
Je schoeisel is van smeervet vrij:
Je hebt je voet tot zool genomen.
De zwarte vliegen zijn voorbij,
De witte zullen weldra komen.

Commentaar

Li Diz des Ribaux de Greive (in modern Frans Le Dit des Ribauds de Grève) is een dit (‘sproke’: een niet gezongen, maar voorgedragen gedicht) over Parijse schooiers. Op de place de Grève (‘Zandplein’) bij de Seine, waar nu het stadhuis staat, boden ze hun diensten aan als sjouwers van per boot aangebrachte goederen. De witte vliegen aan het slot zijn sneeuwvlokken. Het beeld komt al voor in Rutebeufs gedicht ‘La Griesche d’Yver’ (De ellende van de winter) en loopt vooruit op Guido Gezelles gedicht ‘Wintermuggen’. De twaalf achtlettergrepige verzen hebben maar twee rijmklanken.
[...]

Nawerking
[...]
Selecties werden vertaald door W. van Elden (Rutebeuf, Bloemlezing uit de poëzie van een 13de eeuws Frans dichter, ’s-Gravenhage: L. J. C. Boucher 1971) en Clem Schouwenaars (Rutebeuf, Gedichten, Baarn: De Prom 1986).

Uitgaven
OEuvres complètes de Rutebeuf, red. Edmond Farral & Julia Bastin, Paris: Picard, 1959-1960
Rutebeuf, Poèmes de l’infortune, red. Jean Dufournet, Paris: Gallimard, Folio 1986
Rutebeuf, OEuvres complètes, red. Michel Zink, Paris: Le Livre de Poche, Lettres gothiques 2001

*

Marceline Desbordes-Valmore

(geboren Marceline Desbordes)

Douai, 20 juni 1786 — Parijs, 23 juli 1859

J’ai vécu d’aimer, j’ai donc vécu de larmes
Ik heb geleefd van liefde en dus van tranen
– ‘Rêve intermittent d’une nuit triste’

Deze romantische dichteres en prozaïste was de jongste dochter van een wapenschilder. Toen de Franse Revolutie haar vader had geruïneerd, trad Marceline Desbordes als jonge zangeres en actrice op in Rijsel, Brussel en Parijs. In 1808 ontmoette ze de dichter Henri de Latouche en kreeg van hem een zoon die in 1816 zou sterven. In 1817 trouwde ze in Brussel met de acteur Prosper Lanchantin (artiestennaam Valmore). Ze leefde in armoe, had ongeluk in de liefde en verloor vroeg haar ouders en twee dochters. Ze stierf na twee jaar lijden aan kanker en vond een laatste rustplaats in de begraafplaats van Montmartre.
Marceline werd vanwege haar larmoyante poëzie wel eens Notre-Dame-des-Pleurs, ‘Onze-Lieve-Vrouw-van-Tranen’, genoemd. Een van haar dichtbundels heet Les Pleurs (1833). Haar beste bundels zijn Pauvres fleurs (1839) en Bouquets et prières (1843).

Les Roses de Saadi

J’ai voulu ce matin te rapporter des roses;
Mais j’en avais tant pris dans mes ceintures closes
Que les noeuds trop serrés n’ont pu les contenir.

Les noeuds ont éclaté. Les roses envolées
Dans le vent, à la mer s’en sont toutes allées.
Elles ont suivi l’eau pour ne plus revenir.

La vague en a paru rouge et comme enflammée.
Ce soir, ma robe encore en est toute embaumée...
Respires-en sur moi l’odorant souvenir!
Poésies inédites

De rozen van Sa’di

Vanmorgen wilde ik met rozen bij je komen,
Maar in mijn schoot had ik er zoveel meegenomen
Dat mijn te strak gespannen gordel openging.
De knopen sprongen los. De rozen gingen zweven
En werden alle door de wind naar zee gedreven,
Waar op het water voor altijd hun vlucht verging.
De golven kleurden rood, zodat het vlammen leken.
Vanavond blijft de bloemengeur mijn kleed doorweken...
Ruik hier op mij de geurige herinnering!

Commentaar

‘Les Roses de Saadi’ zou geschreven zijn voor de criticus Sainte-Beuve. Het postuum verschenen gedicht gaat terug op de inleiding bij Goelistan (‘Rozentuin’) van de dertiende-eeuwse Perzische dichter Sa’di: een mysticus wil uit de tuin van zijn extase voor zijn vrienden rozen meenemen in zijn gewaad, maar hij wordt door hun geur zo bevangen dat ze hem ontglippen. Dezelfde anekdote inspireerde J. H. Leopold in de bundel Oostersch.

Nawerking
De criticus Sainte-Beuve noemde de dichteres ‘de eerste zwaluw van de romantiek’. Lamartine, Vigny, Hugo en Baudelaire bewonderden haar gevoelige gedichten om hun muzikaliteit, verbeeldingskracht en onretorische zegging. Verlaine en Rimbaud ontdekten bij haar het elflettergrepige vers. De eerste bootste haar na in Romances sans paroles (1874) en besprak haar in Les Poètes maudits (1888).
Desbordes-Valmore beïnvloedde de dichteres Hélène Swarth. J.J. Slauerhoff bewerkte ‘Les Roses de Saadi’ als ‘Morgen rijd ik met bedwelmende bloemen naar je toe’ (Serenade, 1930), Johan de Molenaar vertaalde het gedicht in Dubbelconcert (Rotterdam: Ad. Donker 1947), overgenomen in Uit de wereldpoëzie, Amsterdam: Elsevier z.j.

Uitgaven
Les OEuvres poétiques de Marceline Desbordes-Valmore, red. Marc Bertrand, Grenoble: Presses Universitaires 1973
Marceline Desbordes-Valmore, Poésies, red. Yves Bonnefoy, Paris: Gallimard, Poésie 1983

Charles Cros

Fabrezan, Aude, 1 oktober 1842 — Parijs, 9 augustus 1888

Peut-être le bonheur n’est que dans les gares!
Misschien is het geluk slechts in stations te vinden!
– ‘Tableau’

De poète maudit Cros was een overgangsfiguur tussen de Parnassiens en de decadente dichters. Deze zoon van een schooldirecteur had een veelzijdige belangstelling: oosterse talen, chemie, fysica, schilderkunst, muziek. Behalve dichter was hij ook geleerde: de miskende uitvinder van de kleurenfotografie en, vóór Edison, van de fonograaf. Hij publiceerde in Le Parnasse Contemporain, maar verweet de Parnassiens hun ‘filologische pose’. Nina de Villard, die in Parijs een literaire salon had, werd zijn maîtresse. Hij was bevriend met Verlaine en Rimbaud, maar koos partij voor mevrouw Verlaine. Hij ging ten onder aan absint en stierf als bohemien in armoe. Zijn graf ligt op Montparnasse. Bundels zijn Le Coffret de santal (1873, vermeerderde editie 1879) en Le Collier de griffes (postuum, 1908). Behalve fantasierijke poëzie schreef hij ook prozagedichten.

Le hareng saur

Il était un grand mur blanc – nu, nu, nu,
Contre le mur une échelle – haute, haute, haute,
Et, par terre, un hareng saur – sec, sec, sec.

Il vient, tenant dans ses mains – sales, sales, sales,
Un marteau lourd, un grand clou – pointu, pointu, pointu,
Un peloton de ficelle – gros, gros, gros.

Alors il monte à l’échelle – haute, haute, haute,
Et plante le clou pointu – toc, toc, toc,
Tout en haut du grand mur blanc – nu, nu, nu.

Il laisse aller le marteau – qui tombe, qui tombe, qui tombe,
Attache au clou la ficelle – longue, longue, longue,
Et, au bout, le hareng saur – sec, sec, sec.

Il redescend de l’échelle – haute, haute, haute.
L’emporte avec le marteau – lourd, lourd, lourd;
Et puis, il s’en va ailleurs – loin, loin, loin.

Et, depuis le hareng saur – sec, sec, sec,
Au bout de cette ficelle – longue, longue, longue,
Très lentement se balance – toujours, toujours, toujours.

J’ai composé cette histoire – simple, simple, simple,
Pour mettre en fureur les gens – graves, graves, graves,
Et amuser les enfants – petits, petits, petits. – Le Coffret de santal

De bokking

Er was eens een grote witte muur – kaal, kaal, kaal,
Tegen de muur stond een ladder – hoog, hoog, hoog,
En op de grond lag een bokking – droog, droog, droog.

Iemand komt met in zijn handen – vuil, vuil, vuil,
Een zware hamer, een grote spijker – scherp, scherp, scherp,
Een bolletje touw – dik, dik, dik.

Hij klimt op de ladder – hoog, hoog, hoog,
En slaat de scherpe spijker – tik, tik, tik,
Heel hoog in de grote witte muur – kaal, kaal, kaal.

Hij laat zijn hamer – vallen, vallen, vallen,
Hangt aan de spijker het touw – lang, lang, lang,
En aan het eind de bokking – droog, droog, droog.

Hij komt van de ladder – hoog, hoog, hoog,
Pakt zijn hamer – zwaar, zwaar, zwaar,
En loopt met de ladder – weg, weg, weg.

Sindsdien hangt de bokking – droog, droog, droog,
Aan het eind van het touw – lang, lang, lang,
En wiegelt hij zachtjes – heen en weer, en heen, en weer.

Ik schreef dit verhaal – gewoon, gewoon, gewoon
Tot woede van de serieuze – lui, lui, lui
En tot vermaak van de – kleintjes, kleintjes, kleintjes.

Commentaar

Cros schreef komische monologen voor Le Chat-Noir, het cabaret aan de boulevard Rochechouart in Parijs, waarvan hij een van de stichters was. De beroemdste is ‘Le hareng saur’.

Nawerking
Cros’ ironie en non-conformisme kondigen Corbière en Laforgue aan. Zijn werk werd door de surrealisten herontdekt. ‘Le hareng saur’ werd vertaald door Willem van Korlaar (Tysger Boelens & Gerrit Komrij, Perplexicon, Nijgh & Van Ditmar 2007), Gerrit Kouwenaar (red. Sybren Polet, 1900-1950. Bloemlezing uit de moderne buitenlandse poëzie in vertaling, Amsterdam: De Bezige Bij 1961) en Guus Luijters (Gedicht 99, Amsterdam/Antwerpen: L.J. Veen 1999).

Uitgaven
Charles Cros & Tristan Corbière, OEuvres complètes, red. Louis Forestier & Pierre-Olivier Walzer, Paris: Gallimard, Bibliothèque de la Pléiade 1970
Charles Cros, Le Coffret de santal, Paris: Gallimard, Poésie 1972

Athenaeum - Polak & Van Gennep

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum