Lees over Athenaeum

Er is natuurlijk ook veel geschreven over Athenaeum Boekhandel, en behalve dat in 2016 nieuwe boeken over de boekhandel en zijn oprichter verschijnen, zullen we elke maand een schrijver vragen iets over Athenaeum te schrijven: Maarten Asscher, Niña Weijers, Joubert Pignon, Roel Bentz van den Berg, Louise O. Fresco, Gustaaf Peek, Fouad Laroui, Bo Tarenskeen, Wytske Versteeg, Tracy Metz, Daan Stoffelsen. Oud-burgemeester Eberhard van der Laan prees de winkel bij de jubileumviering, net als Tom Lanoye. En Marita Mathijsen schreef al eens over de boekhandel, en Jan Rothuizen tekende hem. Ook opgenomen: het Athenaeum-fragment uit John Irvings A Widow for a Year.

Aafke Romeijn, 'Ode aan de boekhandel' (Spijkers met koppen, 7 april 2018)

'Daar ligt een oase met kamertjes vol boeken met lage plafonds, als long die zich steeds weer vult met letters.'

Uit Joris van Casteren, Is u bekend met het alfabet? Verhalen uit een boekhandel. Fragment

'Vooral Jan Meng, na het vertrek van Kolk gepromoveerd tot winkelchef, raakte bedreven in het vangen van boeven. Hij had een scherp oog voor afwijkend gedrag en beschikte over een goede sprint, waarmee hij razendsnel achter de kassa vandaan kon komen. Verder was zijn postuur imposant en wist hij, dankzij de bokslessen uit zijn jeugd, de juiste houding aan te nemen wanneer een heterdaadje op een handgemeen dreigde uit te lopen.'

Daan Stoffelsen, 'Sprongen'

'De Athenaeum Boekhandel van drie jaar geleden is nog steeds te bezoeken. Op Google Maps kan je door het interieur heenlopen, en door de thrillers (nu de Young Adult) stappen om opeens tussen de politicologie te staan. Via de woordenboeken kom je op het kunstboekenbalkon. Zulke mysterieuze sprongen doen de wegvallende schuifdeur achter het bureau op de eerste verdieping verpieteren tot een flauw decorstuk, in een fantastische roman: was het niet onze boekhandelsbiograaf Joris van Casteren die zei al altijd het idee te hebben dat er 'naar je gefluisterd wordt vanuit de ruggen van de boeken'? Het is waar en het is niet waar.'

Tracy Metz, 'Een inburgeringscursus'

‘Al snel nadat ik als gelukszoeker aan de Nederlandse kust was aangespoeld ontdekte ik dat Athenaeum het kloppend hart van de hoofdstad was. Daar lagen de ideeën hoog opgetast en daar kwamen mensen die in die ideeën geïnteresseerd waren. [...] Door de boeken en de kranten en de gesprekken die zich er ontsponnen, ook in het café, kreeg ik gaandeweg het gevoel ergens een beetje bij te horen. Tegenwoordig zouden we dat een community noemen. Ik begon me een beginnende Nederlander te voelen. Achteraf besefte ik dat al die verhalen die ik daar hoorde - over auteurs, literaire beroemdheden, de Nederlandse politiek – tezamen mijn inburgeringscursus waren.’

Tracy Metz, 'Literaire duiventil en dorpspomp' (NRC Handelsblad, 1991)

‘Het werken bij Athenaeum was - en is voor sommigen nog steeds - dan ook niet zo maar een baan, maar een roeping. "Veel mensen hebben zich uit de naad gewerkt voor het idee van Athenaeum," zegt Jan Meng. "We wisten dat daar iets fantastisch gebeurde. Iedereen wilde er zijn, erbij zijn. We leefden in de winkel en sommigen, onder wie ik, woonden erboven." ’

Wytske Versteeg, 'Het uitstervend genoegen te verdwalen'

‘Hoewel de vloeroppervlakte niet bijzonder groot is en de indeling overzichtelijk, houd ik hier de indruk van een labyrint, het uitstervend genoegen te verdwalen. Er zijn houten trappetjes en onderdoorgangen en de afzonderlijke thema's hebben losse ruimtes, zodat elke lezer voor even een room of one's own kan claimen en niemand zich bekeken voelt. Hoe heeft men in deze winkel zoveel wereld weten te krijgen?’

Tom Lanoye, 'Forever Athenaeum'

‘En toch… Stel je voor, dat er een soort Ark van Noach voor boekhandels zou worden uitgevonden… Omdat de grote cultuurdodende zondvloed er dan toch aankomt… En dat er slechts ééntje mee mag… Omdat boekhandels zich nu eenmaal niet geslachtelijk kunnen voortplanten… En omdat die Ark door de bezuinigingen op de Cultuur maar dubbel zo groot blijkt te zijn als gepland…
Dan nog, beste dames en heren, zou ik niet kiezen voor Barnes & Nobles in New York, en zelfs niet voor El Ateneo in Buenos Aires. Ik koos voor Athenaeum in Amsterdam. Omdat er geen enkele andere boekhandel is, waarbij ik, als ik er binnen kom, meteen weer dat gevoel krijg: ‘Hier gebeurt het, hier wil ik liggen!’
Athenaeum is bij uitstek de winkel waar je als auteur meteen als een gek gaat controleren: ‘Ik sta toch niet nú al in de kast? Wanneer kom ik ooit weer uit die kast? Of lig ik toch nog op een stapel? Was die stapel eergisteren even hoog of is hij vanmorgen voor de vierde keer bij gevuld? En waarom, o waarom, ligt in godsnaam zelfs hier die fucking Heleen van Royen open en bloot op tafel? Waarom liggen haar bóéken hier en niet haar tampons, die inderdaad stuk voor stuk spannender zijn dan heel haar oeuvre tezamen?’
Dat soort stream of consciousness overvalt je, zodra je één poot binnenzet in Athenaum. Je kop gaat in overdrive. Ik heb het altijd gek gevonden dat er in Amsterdam zoveel wiet en coke wordt verkocht. Stap Athenaeum binnen en je wordt higher dan van ecstasy.’

Eberhard van der Laan, 'Book Lovers Paradise'

‘Die geest heeft al ook altijd door Athenaeum gewaard. Ook toen het nog als een uitgesproken links bolwerk bekend stond, was daar alles verkrijgbaar. Tegenwoordig wordt de leescultuur niet meer gedomineerd door politieke polarisatie. Het is de commerciële druk van internet, die soms voor verschraling van het aanbod in boekhandels dreigt te leiden, maar niet bij Athenaeum. Waar in de wereld, vind je op zo’n beperkt aantal vierkante meters, zo’n breed, internationaal en verrassend assortiment?

Dat het Spui zich heeft ontwikkeld tot een bruisend, cultureel centrum, is ook niet vanzelfsprekend. Volgens Rob van Gennep was het een "miezerig pleintje, dat toen nog vol stond met auto’s". Dat gold overigens voor alle pleinen vijftig jaar geleden. Maar om Rob eer te bewijzen: Ja! Dat is helemaal veranderd.’

Bo Tarenskeen, '"Het" in Athenaeum'

'Misschien blijf ik daarom zo trouw aan die winkel, en kom ik nauwelijks in Scheltema of Pantheon, terwijl ik daar wel jarenlang gewerkt heb als boekverkoper, tijdens mijn studietijd. De mensen van Athenaeum hebben namelijk iets over zich. Alsof ze je zien, alsof ze het van je weten, maar het uit beleefdheid voor zich houden. Misschien wil ik dat wel, dat ze me doorhebben. Zodat ze me op een dag op de schouder zullen tikken, een boekje in handen drukken en fluisteren: dit is hem. Hier staat het in.'

Fouad Laroui, 'Mijn Athenaeum'

‘Vergeleken met de andere panden op het plein is Athenaeum niet overweldigend zoals het Maagdenhuis, niet intimiderend zoals café De Zwart, niet alsof ik niet volledig wordt geaccepteerd zoals bij het Begijnhof, niet erop uit me te minachten zoals de kledingwinkel, en niet zoals de Lutherse Kerk die haar deuren voor me sluit. Athenaeum doet juist precies het tegenovergestelde. Je loopt er naar binnen zonder formaliteiten, de eenvoud van het pand intimideert niemand, er huist geen bestuur dat over leven en dood van je carrière beschikt, en niemand kijkt er op je neer. Het voelt alsof je thuis bent, alsof je er met vrienden staat.’

Gustaaf Peek, 'Curator met boeken'

'Zo lang heb ik er in mijn leven niet op hoeven wachten. Een plek die me past, zomaar in mijn eigen land, mijn eigen stad. De vestiging van Athenaeum Boekhandel op het Amsterdamse Spui is de culminatie van curated off-line retail. Een mythische omgeving, maar op een onnadrukkelijke, Nederlandse manier.'

Marja Pruis, '7up'

'Dus ja, die camera hangt ervoor, het raadsel blijft intact, en ondertussen vlieden de jaren en de seizoenen heen, je ziet de stad en zijn bewoners veranderen. Niets om droevig van te worden, maar misschien toch een beetje. De constante is de boekhandel en diens klandizie. Iedere zeven jaar opnieuw, ik weet het, het is een verlangen om mezelf daar voor het eerst naar binnen te zien gaan, in een rode jurk en op rode laarzen.'

Louise O. Fresco, 'Aanbod: Reader in Residence'

Gedwongen door de geografische realiteit van werk aan de andere kant van het land, en soms aan de andere kant van de wereld, ben ik jullie ontrouw geworden, maar geef me een kans mijn leven te beteren! 
Benoem mij tot jullie eerste Reader in Residence. Zet een leunstoel neer, boven bij de Romaanse letteren, of op een andere plek waar ik niet in de weg zit. Zet er een schemerlamp naast, een pot met thee en een schaal met appels. Ik zal er de hele dag lezen, af en toe ik verlangend langs de kasten lopen, en als een kleptomaan de meest aantrekkelijke koopwaar onder mijn stoel en in mijn jaszakken verstoppen. Ik zal jullie klanten inspireren door mijn toewijding en mijn geconcentreerde zwijgen. 

Roel Bentz van den Berg, 'Desperado's onder de luifel'

Want ja, dáár gebeurt het dus allemaal. Daar, midden op het Spui, sta je op de crossroads: het kruispunt waar leven literatuur wordt en literatuur leven. Een boekwinkel die deels bestaat uit een aantal ogenschijnlijk normaal driedimensionale ruimtes plus verbindende trappetjes (al lijken die laatste dan wel ontworpen door M.C. Escher), deels uit het oneindige labyrint van de geest. Hier verdwalen is elk moment – elk moment - een nieuwe wereld ontdekken, en vaak nog weer een wereld ìn die wereld.

Joubert Pignon, 'De toekomst van het boekenvak'

De boekwinkel wilde dat ik daar kwam werken totdat alle tweehonderdvijftig boeken waren verkocht. Ik vroeg mijn uitgever waarom. Mijn uitgever zei dat dit de toekomst van het boekenvak is, dat auteurs zich actiever met de verkoop moeten gaan bemoeien. Mijn uitgever zei dat ik voor morgen stond ingeroosterd bij Athenaeum. ‘Oké,’ zei ik, ‘de Gedempte Oude Gracht is vlakbij mijn huis, een kwartier lopen en ik ben er.’ ‘Nee,’ zei mijn uitgever, ‘het gaat om een andere boekwinkel van Athenaeum, in Amsterdam, op het Spui.’ Ik zou eerst met de trein moeten en daarna nog twintig minuten moeten lopen. Lopen is geen pretje als je, zoals ik, je dagen rokend en drinkend achter een tafel doorbrengt en af een toe een komma in een openstaand Word-document typt om de komma na een kwartier toch maar weer weg te halen.

Uit Jan Rothuizens De zachte Atlas van Amsterdam (2010)

Athenaeum Boekhandel volgens Jan Rothuizen, linksboven

Niña Weijers, 'Het middelpunt van de stad'

Niña Weijers vindt met Borges en Calvino Athenaeum een 'onzichtbare stad-in-een-stad':

Minstens evenzeer als de Lomanstraat, is Athenaeum Boekhandel voor mij zo'n Aleph. Toen ik er voor het eerst binnen stapte, bijna tien jaar geleden, wist ik dat ik naar deze plek had verlangd. Ik zag het aan de rood-witgestreepte luifels, de trappen, de hoeken en bochten, de smeedijzeren Jugendstilkrullen rond de ramen. Ik zag het aan de zorg waarmee de etalages waren ingericht, de expertise van de medewerkers, de manier waarop ze je hielpen en met rust lieten. Ik was negentien en had nog geen flauw idee van wat ik zou moeten najagen in deze nieuwe stad, maar iets ervan lag in deze winkel besloten, ik zag het aan de achterkant van mijn ogen, waar het rood-wit kleurde als ik dacht aan een leven met boeken.

Maarten Asscher, 'Alle boekhandels zijn gelijk, maar... Bij de start van het 50-jarig bestaan van de Athenaeum Boekhandel'

Maarten Asscher opende het jubileumjaar op 1 januari 2016 met een bespiegeling over de vraag of de boekhandel an Occupation for Gentlemen is.

In het geval van de Athenaeum Boekhandel, die op 15 september 1966 werd opgericht en die dus in 2016 zijn vijftigjarig bestaan viert, is de persoon van de oprichter ontegenzeglijk nog steeds een inspirerende aanwezigheid, zij het in symbolische zin. De in 1992 overleden Johan B.W. Polak, trok zich al begin jaren zeventig uit de boekhandel aan het Spui terug, om zich volledig aan de eveneens door hem gestichte uitgeverij Polak & Van Gennep te kunnen wijden, de tegenwoordige Uitgeverij Athenaeum. Toch is zijn ideaal van een werkelijk op kwaliteit, veelzijdigheid en diepgang gerichte onafhankelijke boekhandel tot de dag van vandaag leidend gebleven voor het bestaansrecht van het bedrijf.

Uit Marita Mathijsens Vroeger is ook mooi

In 2011 verscheen Marita Mathijsens essaybundel Vroeger is ook mooi, mét het essay 'De echte boekwinkel'. We publiceerden voor.

Ik weet niet meer welk boek ik het eerst kocht bij Athenaeum, maar ik weet wel de opwinding die wij studenten voelden toen die mooie nieuwe zaak openging, met dat zo ongekend nieuwe interieur. Boekhandelaar Gerke Postma van het Huis aan de Drie Grachten, waar wij als studenten Nederlands door de docenten naartoe gestuurd werden, moet onmiddellijk een forse omzetdaling gekregen hebben, want voortaan gingen wij alleen nog voor de allerergste studieboeken naar Gerke, verder kochten we alles bij Athenaeum.
Destijds werden andere boekwinkels vooral gerund door bejaarde heren, gekleed in het morsige bruin van hun boekenplanken. Licht was het voornaamste verschil met Athenaeum. In de oude boekwinkels kwam geen licht binnen, terwijl de nieuwe winkel van drie kanten licht ving. Het was nog steeds een winkel van een heer, maar wel die van een jonge meneer in een maatpak. Alles sprak ons toen aan: het assortiment, de inrichting, het publiek dat er vanaf het begin kwam. En Athenaeum heeft dat al die jaren weten te behouden.

Uit Mischa Cohens profiel 'Het raadsel Johan Polak', in Vrij Nederland (8 november 2008, €)

‘In zijn droom wandelde Johan vaak door Amsterdam, en aan de overkant van de straat liep een groepje mensen met hem mee. Zij keken naar hem, hij naar hen, maar ze konden elkaar niet bereiken.’ Frans Goddijn zit op een bankje tegenover de Athenaeum Boekhandel, op het Amsterdamse Spui. In Polaks laatste jaren was Goddijn diens partner in een maatschap, nu is hij beheerder van de stichting die naar de uitgever is genoemd. Hij kijkt uit over het plein en vervolgt: ‘In een andere droom liep hij langs een pand in de binnenstad en wist zeker: dit huis is ooit van mij geweest, er moet hier nog ergens een bibliotheek van mij staan. Maar hij kon er niet naar binnen.’ In die nachtmerries toonden zich Polaks drijfveren, volgens Goddijn. ‘Hij wilde de herinnering levend houden aan wat in de oorlog ten onder ging. De mensen en de boeken.’

John Irving, A Widow for One Year (1998)

'It was four and a half years later, in the fall of 1995, when Harry Hoekstra, who was pushing fifty-eight and almost retired, saw the new Ruth Cole novel in the window of that bookshop on the Spui, the Athenaeum. He immediately bought it.
"It's about time she wrote another novel," Sergeant Hoekstra said to the salesgirl.
All the booksellers in the Athenaeum knew Harry. His fondness for Ruth Cole's novels was nearly as familiar to them as the gossip that Sergeant Hoekstra had met more of his girlfriends in the Athenaeum, while browsing for books, than anywhere else. The booksellers at the Athenaeum liked to tease him. While they didn't doubt his fondness for reading travel books and novels, they also enjoyed telling the sergeant that they suspected he came to their bookshop not only to read.'

A.F.Th. van der Heijden, Kruis en kraai: de romankunst na James Joyce (2008)

'Op dat moment, zo leert een oude dagboekkrabbel, werden wij afgeleid door de luidruchtige binnenkomst van een boekhandelaar in gezelschaf van de tekenaar Ralph Steadman, welke laatst onmiddellijk om een ‘copstoet’ begon te roepen. ‘I like the Dutch copstoet.’ Wij kenden hem van zijn krasserige, spatterige illustraties bij werk van Hunter S. Thompson, zoals Fear and Loathing in Las Vegas, en van zijn eigen boek over Da Vinci. Vanmiddag zou hij zijn werk signeren bij Athenaeum Boekhandel, waar ze wegens het schitterende weer alvast een tafel buiten hadden gezet.
Steadman kreeg zijn kopstoot, de eerste van een onafzienbare reeks. Hij probeerde de boekhandelaar een verhaal te slijten over een reportage die hij samen met Thompson zou maken over Castel Gandolfo, het zomerverblijf van de paus. Heel precies konden we het niet volgen, maar het kwam erop neer dat Thompson hem one of his pills had laten slikken, en dat zijn brein de volgende ochtend had aangevoeld als ‘omgeschept met een riek, flink schrapend in de hoeken’. Steadman had de gordijnen van zijn hotelkamer aan de haven geopend, en daar een sneeuwwit jacht zien liggen, met op de boeg in enorme zwarte druipletters: ‘FUCK THE POPE!’ Wat hadden ze die nacht in godsnaam… enzovoort.
‘One more copstoet, please.’
Nadat zich aan de overkant al een flinke rij voor de signeertafel had gevormd, kreeg de boekhandelaar zijn gast eindelijk mee, maar niet zonder dienblaadje met daarop minstens drie reservekopstoten. Steadman, door het dolle heen, lukte het niet erbij te blijven zitten. Wij waren er gefascineerd getuige van hoe hij telkens opsprong om dan van steeds grotere afstand zijn Rotringtekenpennen naar het opengeslagen, te signeren boek te werpen – als dartspijltjes. Zo signeerde hij met net zulke uitbundige krassen en inktmoppen als zijn tekeningen kenmerkten. Het tafereel, dat in mijn geheugen geëtst staat, brengt mij op een niet algemeen geaccepteerde vorm van inspiratie.'

Boudewijn Büch, Een boekenkast op reis: een persoonlijke kroniek 1998 (2011)

'[Zaterdag] Bij Bert Hagen, mijn favoriete antiquaar in Nederland. Hij zit al klaar met zijn nieuwe aanbiedingen: aardige walvisprent, een Robinson-Crusoealbum en vooral een mooie Franse vertaling van J.G. Stedman meegenomen. Ik grossier ongeveer in Stedmans Surinameboek, maar deze editie – Voyage à Surinam […], Paris, An VII (drie delen plus atlas) – zit schitterend in de lederen band en is blijkens de vergulde vignetten een exemplaar uit de collectie van Napoléon Bonaparte óf van zijn broer Louis Bonaparte (Lodewijk, de koning van Holland). Een prachtige vondst van Bert!
Bij Athenaeum in het onttakelde kantoor boven de boekhandel met Herm – de winkelkoning – zitten kwekken.
’s Avonds voor mezelf uitgebreid gekookt en daarna de keuken heringericht en kastjes opgehangen.
De nacht doorgebracht met het lezen in de brieven van de Britse vlootheld Nelson. Het is bijna licht wanneer ik in slaap val. Soms is Nelson bijna geestig!'

pro-mbooks1 : athenaeum