Leesfragment: De vogels van Europa

19 augustus 2014 , door Bart Koubaa
| | |

26 augustus verschijnt de nieuwe roman van Bart Koubaa, De vogels van Europa. Wij publiceren voor. 

Vier leden van een kerkkoor, jongens nog, brengen de zomer van 1980 met hun koorleider door op het eiland Texel. Om vogels te kijken, verzekert de koorleider de ouders. Maar is dat werkelijk het hele verhaal? Decennia later herkent Maarten, inmiddels gelukkig getrouwd en vader van drie kinderen, tijdens een opsporingsbericht op televisie een van zijn jeugdvrienden. Hij wordt door onrust overvallen en gaat op zoek naar de man die hij vijfendertig jaar geleden voor het laatst heeft gezien. In De vogels van Europa onderzoekt Bart Koubaa wie we zijn en wat ons drijft. Hoe veilig zijn kinderen in het bijzijn van volwassenen? En hoe onschuldig zijn kinderen zelf?

In deze nieuwe roman beslecht Bart Koubaa wederom een levensgroot taboe. Net als in het ophefmakende De Leraar draait het om opvoeding – of wat daarvoor doorgaat: was de wereld onschuldiger voor de zaak-Dutroux?

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Koubaa's roman Maria van Barcelona en we bespraken De Brooklynclub. We publiceerden ook zijn essay 'Als je regent, word je nat' uit De Revisor voor en publiceerden zijn Spui25-lunchlezing 'Roddel en de evolutie'.

 

Verwaarloosbare kansen met grote gevolgen

Anderhalf jaar geleden: geplaagd door afwezigheid

aalscholver

Statistisch gezien was de kans vrij groot dat ik op maandagochtend op weg naar het werk een aalscholver met gespreide vleugels op een lantaarnpaal naast de Leie zou zien zitten; de kwaliteit van de Vlaamse rivieren is erop vooruitgegaan waardoor er opmerkelijk veel palingen en snoekbaarzen in het Gentse binnenwater rondzwemmen. Dat ik daarna gehinderd werd door een man en een jongetje op de fiets, zodat ik bruusk remde, waardoor mijn achterwiel slipte en uit mijn mond een kreet ontsnapte waarop de man reageerde met: ‘Achterlijke boer’, terwijl twee jongensoogjes me beduusd aankeken vanonder een fietshelm in de vorm van een witte haaienkop, die kans was nihil, maar toch gebeurde het. Het vond plaats. En dat plaatsvinden ging onafgebroken verder...
Ik stond afwezig in de lift, zat afwezig aan mijn bureau gegevens in te voeren, was er niet bij in de kantine tijdens de middagpauze en beantwoordde geen enkele mail. Ik had de hele tijd een opgeblazen gevoel, alsof mijn maag voortdurend aan het geeuwen was, en zat volgens mijn collega te neuriën en te fluiten. Om twee uur stipt stapte ik naar het bureau van mijn baas, zei hem dat ik me niet al te best voelde – ‘Ik voel me een beetje...’ – vroeg hem een maagtabletje – ‘Heb jij soms een euh...’ – en reed naar huis. Thuis nam ik een lange douche en ging op mijn rug op bed liggen. Rond halfzes ging de telefoon; ik was vergeten dat ik mijn dochter beloofd had naar haar wasmachine te kijken.
Pas een kleine week later, toen de wasmachine van mijn dochter weer zwierde en mijn vrouw en ik voor de televisie zaten, maakte die afwezigheid, die de hele tijd als een lege reddingssloep in mij had rondgezwalkt, zich kenbaar:
‘Eddie,’ riep ik verdwaasd toen er na het nieuws een foto van een man op het scherm verscheen, ‘ik heb samen met hem in het koor gezeten... Eddie Bonte...’ Er ontsnapte een ongecontroleerde langgerekte boer uit mijn mond.
‘Heb jij in een koor gezeten?’
Ik legde mijn wijsvinger op mijn mond en gebaarde mijn vrouw te zwijgen.
‘...de heer Bonte is 1,83 meter lang en normaal gebouwd. Hij is licht kalend en heeft een litteken op de biceps van de rechterarm. Op het moment van de verdwijning droeg hij een schildersbroek met kniestukken, witte werkschoenen, een grijs sweatshirt en een kaki vest zonder mouwen. Als u meer informatie hebt, kunt u contact opnemen met de rechercheurs via het gratis nummer 0800-30300...’
‘Ja zeg, vermist verdomme...’ Er volgde nog een boer; ik perste mijn lippen op elkaar, verontschuldigde me met mijn hand.
‘Wil je thee?’
‘Hij is een keer door het dak van een konijnenhok gezakt... tijdens zijn verjaardagsfeestje, zijn moeder was appelbeignets aan het bakken en hij stond met een scheidsrechtersfluitje in zijn neusgat op de golfplaten van dat hok te fluiten en te dansen en zakte erdoor en bam... tussen de konijnen van zijn grootvader... verdomme zeg, Eddie, maar daarna...’
‘Daarna?’
‘Ongelooflijk! Zeg nu zelf: hoe groot is de kans dat je tijdens een opsporingsbericht een foto te zien krijgt van iemand die je kent, dat is toch...’ Mijn vrouw liep met een oranje aardappelmesje naar de tuin om munt te halen. Terwijl ik na het opsporingsbericht aan het zappen sloeg in de dwaze veronderstelling nog meer nieuws over Eddie Bonte te vinden, zong ik:

De lente rolt de winter op:
schoon Vlaanderland ontwaakt,
En den en ven en hei en wei
naar zon en zomer haakt.
De bossen waaien wierook rond,
la la la la la la...

Schoon Vlaanderland, mijn heimatland.
Al paradijs en lustwarand
Zij gij, blijft gij voor mij!

Het must en vinkt en leeuwerikt,
het kwaakt in poel en plas.
la la la la la la la la la la lala lala...

vechtkwartel

Na het weerbericht liep ik met een kop verse muntthee naar boven om de site van de politie te bekijken, het opsporingsbericht na te lezen en naar informatie over de verdwijning van Eddie Bonte te zoeken. Ik kon nog steeds niet geloven dat iemand die ik kende verdwenen was, het leek me onmogelijk, het was iets als de lotto winnen. Ik tikte ‘lotto’ en ‘kans’ in en kreeg binnen een seconde bijna driehonderdduizend resultaten. Ik las dat het waarschijnlijker is dat je na het kopen van een lot doodvalt dan dat je de jackpot wint. Eddie, zei ik almaar tegen mezelf, Eddie Bonte, en ik pakte mijn gids van de vogels van Europa. Half wegdromend liet ik mijn duim over de bladzijden glijden als over een kaartspel, waardoor een bekend briesje mijn gezicht verfriste. Mijn vingers herkenden het opmerkelijk grote ezelsoor op bladzijde dertien waar ik lang geleden iets had onderstreept, in het rood, in het hoofdstuk ‘Verschillende factoren die een rol spelen bij de herkenning’: De herkenning is meestal het resultaat van een eliminatieproces; weinig vogels worden uitsluitend op positieve gronden geidentificeerd. Belangrijk is de plaats waar een vogel wordt waargenomen. In dit boek zijn alle vogels die nog niet tevoren in Europa zijn waargenomen weggelaten. Verder vertoont de verspreiding der soorten over Europa grote verschillen, zodat men bijvoorbeeld niet van iedere Kwartel hoeft te controleren of het een Vechtkwartel is. Volgens de Europese rode lijst zouden er nog een vijf- à tiental paren in Europa leven, maar zoekacties in en rond Cadiz bijvoorbeeld hebben niets opgeleverd. Het zou best kunnen dat de vechtkwartel uitgestorven is, dat zou voor het eerst sinds 1840 zijn dat een vogelsoort in Europa verdwenen is, maar dat was minder belangrijk dan de verdwijning – de afwezigheid – van mijn oude kennis Eddie Bonte.

pimpelmees

Mijn vrouw dacht dat ik gek geworden was – ‘Ben je gek geworden?’ Drie weken onbetaald verlof om iemand te gaan zoeken met wie ik vijfendertig jaar geleden in een koor had gezongen. Mijn baas probeerde me over te halen mijn verzoek uit te stellen. ‘Als je opslag wilt, kun je dat ook gewoon vragen.’ Ik wilde geen opslag en ik wilde van geen uitstel weten. Oké, zei ik tegen mezelf toen ik op mijn eerste vrije maandagochtend in jaren met een kop koffie in de hand naar een acrobatisch pimpelmeesje in de tuin stond te kijken. Misschien zei ik: ‘Olé.’
Nadat ik in mijn werkkamer het whiteboard, waarop ik berekeningen voor het werk maakte, had schoongeveegd – ik werk voor de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie – printte ik de foto van Eddie Bonte die ik op de site van de politie bij de vermiste personen had gevonden en klikte die met een rode magneet midden op het bord vast. Het moet een vrij recente foto geweest zijn. Eddie glimlachte. Ik schreef zijn naam in blokletters onder de foto – ik moest ook glimlachen – en omdat ik niet verder kwam dan zijn naam besloot ik de rechercheurs te bellen.
‘Kunt u me doorverbinden met de Cel Vermiste Personen alstublieft?’
‘Hallo, Cel Vermiste Personen, met wie spreek ik?’
‘Maarten De Ridder.’
‘Goedemorgen, meneer, waarmee kunnen we u van dienst zijn?’
‘Ik denk dat ik u kan helpen in verband met Eddie Bonte.’
‘Met wie, meneer?’
‘Eddie Bonte, ik zag gisteren het opsporingsbericht op de televisie en ik denk dat ik u kan helpen als u...’
‘Een momentje, meneer...’ Er volgde een zenuwachtig getik op een toetsenbord. ‘Eddie Bonte, u hebt informatie over de heer Bonte, zegt u?’
‘Niet direct, het is een lang verhaal... Hij is een oude kennis en ik denk dat ik u kan helpen hem te vinden. Als u me kunt zeggen of hij getrouwd is en met wie, dan kan ik...’
‘Dat is vertrouwelijke informatie, meneer. Maar waarom denkt u dat u hem kunt vinden?’
‘Dat weet ik niet, we waren vrienden, ik... Hij zit misschien in Nederland.’
‘In Nederland? Weet u dat zeker?’
‘Nee, nee... ik vermoed dat hij... misschien zit hij in Nederland, op Texel...’
‘Texel?’
‘De Wadden...’
‘En waarom denkt u dat, meneer De...?’
‘De Ridder... Omdat we vroeger... Kijk, als u me nu het nummer of het e-mailadres van zijn vrouw kunt geven, dan weet ik zeker dat ik kan helpen... Ik ben serieus, meneer, ik meen wat ik zeg, ik kan het alleen niet...’
‘Wij nemen deze zaak ook zeer serieus, meneer, zoals iedere zaak, neemt u dat van mij aan, maar we kunnen niet zomaar vertrouwelijke informatie doorgeven, dat kunt u, als u serieus bent, ook best begrijpen. Het enige wat ik kan doen is uw gegevens noteren en de vrouw van de vermiste vragen of ze ervoor openstaat dat u contact met haar opneemt.’
‘Als dat zou kunnen.’
Ik deed de hele dag niets: ik controleerde mijn inbox, liep naar beneden, liep terug naar boven, controleerde mijn inbox nog een keer, las het nieuws en een artikel over een slechtvalkjong dat uit zijn nest was getuimeld, in een perfecte zweefvlucht boven op een pergola was geland en vandaar in de binnentuin van een tandartsenpraktijk was gevallen, controleerde mijn inbox, liep naar beneden, pompte de banden van mijn fiets op, draaide aan het voorwiel om te kijken of het voorlicht het deed, zette koffie, vulde een schaaltje pinda’s en liep weer naar boven om mijn inbox te controleren. Na de middag ging ik eropuit om thee te kopen.
‘En, heb je het mysterie opgelost?’ vroeg mijn vrouw toen ze thuiskwam van haar werk.
‘De lindethee was op.’
‘Ja, ik heb nieuwe gekocht.’
Pas rond halftien ’s avonds kreeg ik een mailtje van Eddies vrouw, waarin ze zich kort voorstelde, om daarna een radeloze hulpkreet te laten horen. Het was die stem die me losknipte van de geruststellende statistiek dat er vorig jaar van de zestienhonderd dossiers met onrustwekkende verdwijningen in ons land vijfennegentig procent kon worden afgesloten, met in negen van de tien gevallen een positieve afloop. Die witte, geluidloze stem zei me dat Eddie Bonte geen geval was, maar een mens. Ik las de mail een paar keer en schreef haar naam op het whiteboard links van Eddies naam. Daarna beantwoordde ik moeizaam haar mail. Ik kreeg meteen een nieuw bericht, met de vraag of ik langs wilde komen, dat zou ze heel erg appreciëren. Ik zette een plusteken tussen Eddie Bonte en de naam van zijn vrouw; het was half elf ’s avonds. Tweeëntwintig uur drieëndertig. Vierendertig.
Ik parkeerde de auto voor de oprit waarop een bestelwagen stond, een witte Volkswagen waarop in paarse drukletters: schilderwerken; eronder als met een ganzenveer geschreven: Geef kleur aan je muren met Bonte Eddie. Ik wierp een korte blik in de cabine, stapte naar de voordeur, duwde op de bel, telde tot drie en liet de bel weer los. Eddies vrouw deed voorzichtig, met gebogen hoofd, open en gaf me een lauwe, zwakke hand, als een klein schichtig meisje dat een stuk chocolade achter haar rug verborgen houdt. Ze deed het licht in de gang aan en liet me binnen; ze rook naar Franse sigaretten. Ik veegde mijn voeten op de deurmat waarop welcome stond, schraapte mijn keel en volgde haar. In de woonkamer zette ze het volume van de televisie zacht, ze liet die liever aan omdat er misschien nieuws over haar man zou komen, en vroeg of het me stoorde als ze rookte en of ik koffie of wijn wilde. Terwijl ik naar het scherm bleef kijken, alsof ik de beursberichten volgde, vertelde ik haar wie ik was en waar ik Eddie van kende.
‘Heeft Eddie in een koor gezongen?’
‘Ja, da’s lang geleden... ach, veertig jaar... vijfendertig jaar...’ zei ik terwijl ik mijn blik van de televisie afwendde.
‘En waarom denkt u dat hij in Nederland op dat eiland zou zitten?’
‘Texel... ik weet het niet... Het was het eerste wat in me opkwam toen ik zijn foto op de televisie zag... Ik kan nog steeds niet geloven dat...’
‘Ik ook niet.’
‘We zijn er vroeger samen geweest... tijdens de zomervakantie... naar een meeuwenkolonie... Nu ja, de meeuwen waren toen al weg, maar...’
Haar licht gezwollen gezicht vertrok, ze veegde haar ooghoeken droog met de mouw van haar kamerjas; ze verontschuldigde zich, bleef naar het tapijt kijken. Ik nam een slok wijn. Na een korte stilte begonnen we ongeveer gelijktijdig te praten.

[...]

 

Copyright © 2014 Bart Koubaa

Uitgeverij  Querido

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum