Leesfragment: De aanname

27 november 2015 , door Cor de Jong
| |

Wij richten in samenwerking met Recensieweb de schijnwerpers op de vier Nederlandse prozadebuten van november, voorzien van uitgebreide fragmenten. Lees op onze website de voorpublicaties uit de boeken van Kim van Kooten, Cor de Jong, Lykele Muus en Rob van der Staaij, en de signalementen bij Recensieweb.

19 november verschijnt het debuut van Cor de Jong, De aanname. Wij publiceren voor. 'De wedstrijd liep ten einde. Straks in de auto kon hij wel een paar slokken nemen. Het kostte hem elke week meer moeite om het moment uit te stellen waarop hij de dop routineus losschroefde en met een achteloos gebaar een scheut whisky in zijn keel goot. Hij verlangde nu al naar de tinteling tegen zijn verhemelte, het brandende spoor in zijn slokdarm. De aangename prikkeling van de eerste slok, die voelde alsof je met blote voeten over een schelpenpad liep.'

De levens van de gepensioneerde voetbalscout Jake en de talentvolle voetballer Colin kruisen elkaar wanneer Colin, op basis van Jakes allerlaatste scoutrapport, wordt gevraagd te komen spelen voor een profclub. Terwijl Jake worstelt met zijn verleden, een alcoholprobleem en zijn gezondheid, lijkt Colins droom werkelijkheid te worden. Maar als het succes komt en hij de kans krijgt om zich onsterfelijk te maken, neemt zijn carrière een onverwachte wending en rijst de vraag of hij wel de juiste keuzes gemaakt heeft.

 

Opnieuw een lange bal naar voren. De linksbuiten, die naar binnen was getrokken, nam de bal in de loop mee, binnenkantje voet, met precies de juiste snelheid. Na drie passen kon hij uithalen. De uitgekomen keeper kreeg zijn vingertoppen ertegen. Met een hol metalen geluid stuiterde de bal terug van de paal. De ingelopen spits was de linksbuiten net voor om binnen te tikken.
Ze zochten elkaar op, allebei een brede lach op het gezicht. Een omhelzing, een aai over de bol. De spits was groot en bonkig. Een beetje Wayne Rooney. De buitenspeler tengerder, kleiner. Lineker, nee, eerder Bergkamp. Zoals hij die bal aannam…
Als zo vaak betrapte Alderdice zich erop dat hij niet naar spelers kon kijken zonder ze te vergelijken met andere. Meestal niet op basis van uiterlijk, maar op grond van motoriek, balbehandeling, traptechniek.
Samen liepen de twee spelers terug naar hun eigen helft. De spits had zijn hand nog gebroederlijk om de schouder van de buitenspeler liggen. Ze lachten om een onderonsje. Op de middenstip stonden twee tegenstanders al klaar om af te trappen. Alderdice had geen idee wat de stand was. De wedstrijd interesseerde hem niet. Hij bekeek alleen spelers.
De kunst van het scouten was abstraheren. Alles wat er niet toe doet buiten beschouwing laten. En daarin was hij in de loop der jaren steeds beter geworden. Hij wist niet veel van tactiek of spelsystemen. De uitslagen was hij meestal vergeten voor hij zijn auto startte en van het parkeerterrein reed. Namen vergat hij. Maar dat op maat gesneden steekballetje, die ene dieptepass, of die prachtige aanname, die kon hij zich maanden later nog voor de geest halen. Om die reden had Bill hem de hand boven het hoofd gehouden bij de laatste reorganisatie van de staf. Dat hield Jake zichzelf tenminste graag voor. Ergens in zijn achterhoofd was er een stemmetje dat zei dat Bill hem een vriendendienst bewees, dat hij hem for old times' sake bij de club betrokken hield. Bill liet geen gelegenheid voorbijgaan om te benadrukken hoe belangrijk Jake voor de club was, maar daarbij memoreerde hij alleen nog wapenfeiten uit het verleden: de jaren dat Jake trainer was geweest, de eerste ontdekkingen die hij had gedaan als scout en die de club succes hadden gebracht in de jaren negentig. Vrijwel geen van die spelers was nog actief. Sommige waren zelf intussen trainer geworden. Naarmate hun carrières in de vergetelheid raakten, sleet ook zijn reputatie als talentenjager.
De nieuwste ontwikkelingen waren aan hem voorbijgegaan. De scouts van nu hadden geen notitieblokjes meer. Ze voerden gegevens in op tablets. Hele databases vulden ze met statistieken, rapportages, verslagen. Zelf kon hij niet goed overweg met computers.
Het kostte hem al moeite om zijn mailbox te openen. Hij had geen toegang tot de database van spelersgegevens en scoutingrapporten die was aangelegd door de andere scouts. Als ze een bijeenkomst van de scoutingstaf hadden, kon hij het grootste gedeelte van het gesprek nauwelijks volgen.
En toch, als er serieuze belangstelling voor een speler was, werd er nooit iets besloten zonder met hem te overleggen. Dus kroop hij elke zaterdagochtend weer achter het stuur van zijn Volvo met een lijstje namen in zijn jaszak en trok hij eropuit om op de meest afgelegen plekken wedstrijden te bezoeken, spelers te bekijken en verslag uit te brengen aan Bill. Hij was het sluitstuk van het scoutingapparaat: als hij akkoord was, werd een speler zo goed als zeker aangenomen.
'Jij ziet iets in spelers wat anderen niet zien,' had Bill hem ooit uitgelegd. 'Een speler kan nog zo goed zijn, nog zo compleet, nog zo sterk… maar er is meer voor nodig om de top te bereiken.' Jake had geknikt, hoewel hij zelf eigenlijk niet goed wist waar Bill precies op doelde. Wat zag een ander niet en hij als enige wel? Keek hij anders? Beter? Hij had er trouwens ook vaak genoeg naast gezeten. Kwaliteit herkennen was niet zo moeilijk, maar inschatten hoe iemand onder andere omstandigheden zou presteren, dat was vrijwel onmogelijk. Professionele begeleiding, betere medespelers en een uitgebalanceerd trainingsprogramma konden voor sommigen een stimulans zijn, terwijl anderen juist in een topsportklimaat hopeloos door de mand vielen. Er waren jongens die meteen op hun plek waren, als een meubelstuk dat de kamer completeert. Anderen waren meer als de bijzettafel waar je, ook na jaren nog, steeds opnieuw je teen aan stoot. Hij grinnikte in zichzelf. Hij had vaak genoeg zijn teen gestoten.
Wat bedoelde Bill dan? Misschien niet veel meer dan elementaire mensenkennis. Uit een houding of een blik kon je veel opmaken. Er waren jongens van wie je met zekerheid kon zeggen dat ze het nooit zouden halen, hoe goed ze ook waren. Niet de ballen, niet de wil, geen lef. Ze misten de klootzakfactor. Om de top te halen moet je ziek zijn van een nederlaag. De spelers die het niet kunnen verkroppen als ze falen, hebben vaak net dat beetje extra. Hun manier van lopen verraadt hen: met afgemeten passen, driftig bijna, benen ze over het veld en hoe keurig ze de scheidsrechter ook een handje geven na de wedstrijd, er is altijd die verbeten trek op het gezicht. Jake herkende dat trekje en misschien was dat wel waarom Bill hem nodig had.
'Hard werken verslaat talent als talent niet hard werkt,' hield iedereen elkaar voor op de club. En zo was het natuurlijk ook. Alleen was hij misschien beter dan de anderen in staat om die bereidheid bij spelers in te schatten. Talent konden de anderen ook zien. Talent kon je meten, analyseren en onderbrengen in statistieken in een database. Bereidheid niet.
Dit was de laatste speler die hij bekeek vandaag. Met enige scepsis was hij afgereisd naar Monmouth Town in Wales. Het gebeurde niet vaak dat een pareltje uit het slijk van het amateurvoetbal werd opgedoken. Toen hij zijn auto onder een ijzeren boog door de parkeerplaats op stuurde en gewapend met zijn wandelstok het sportcomplex betrad, vreesde hij dat hij weer eens een overbodige reis had gemaakt. Langs de zijkant van het veld was een gammele tribune opgetrokken. Betonnen treden, een overkapping van groene golfplaten, op enkele plaatsen doorgeroest. Op een paar verdwaalde toeschouwers na was het terrein verlaten. De thuisploeg, jongens van zestien en zeventien jaar oud, in Ikea-kleurige tenues, speelde de bal rond. De tegenstander, een team in het groenwit liep zich in de breedte van het veld warm.
In de kantine haalde hij koffie. Met het bekertje dampende koffie in de hand zocht hij een plekje langs de zijlijn, juist toen de scheidsrechter floot en de aanvoerders bij zich riep voor de toss. Het was nooit nodig het verfrommelde vel papier uit zijn zak te halen om een naam of een rugnummer te raadplegen. Eén enkel balcontact zou genoeg zijn - genoeg móéten zijn. Een speler met potentie zou zich op dit niveau zonder al te veel moeite moeten onderscheiden, ook als hij een slechte wedstrijd speelde. Zodra de scheidsrechter floot veranderde er iets in de houding van de linksbuiten. Alsof het schrille geluid hem wakker schudde. Zijn bewegingen werden resoluut, de nonchalance verdween, de sierlijkheid bleef. Hij liep niet veel, maar stond ook nooit stil. Zelfs als de tegenstander in balbezit was, leek hij positie te kiezen. Hij coachte veel, vroeg om de bal, waarschuwde als iemand een man in zijn rug had. Het waren steeds korte aanwijzingen, soms alleen een naam. Hij was niet veel aan de bal. Te weinig, vond Alderdice, al had hij het aantal balcontacten niet geteld.
De wedstrijd liep ten einde. Straks in de auto kon hij wel een paar slokken nemen. Het kostte hem elke week meer moeite om het moment uit te stellen waarop hij de dop routineus losschroefde en met een achteloos gebaar een scheut whisky in zijn keel goot. Hij verlangde nu al naar de tinteling tegen zijn verhemelte, het brandende spoor in zijn slokdarm. De aangename prikkeling van de eerste slok, die voelde alsof je met blote voeten over een schelpenpad liep.
De linksbuiten werd opnieuw aangespeeld, ter hoogte van de middenlijn. Terwijl de bal naar hem toe rolde, zochten zijn ogen al naar de opening. Een pass over de hele. Hij had een mooie, korte trapbeweging, zwaaide niet door met zijn onderbeen. Glenn Hoddle misschien? De bal was op maat, maar de rechtsbuiten kon hem niet controleren, stak nog wel een duimpje op. De scheidsrechter floot af. Een bescheiden applaus van de paar toeschouwers langs de zijlijn. Alderdice haastte zich naar zijn auto. Hij had genoeg gezien.

 

© Cor de Jong

Uitgeverij Lebowski

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum