Leesfragment: De brieven

27 november 2015 , door Oek de Jong en Jaap Goedegebuure
| | | |

In mei verschenen de brieven van Frans Kellendonk (samengesteld, ingeleid en geannoteerd door Oek de Jong en Jaap Goedegebuure). Bij ons kunt u De Jong en Goedegebuures inleiding bij de brieven lezen. 'Kellendonks brieven bieden veel nieuwe informatie over de achtergrond van zijn werk. Heel goed zichtbaar wordt hoezeer zijn verhalend proza wortelt in zijn persoonlijk leven. Het verhaal "De waarheid en mevrouw Kazinczy" blijkt tot in details te zijn gebaseerd op zijn verblijf in Londen in 1975, zijn archiefonderzoek als wetenschapper aldaar en de kwellingen die zijn Hongaarse hospita hem liet ondergaan.'

Op 15 februari 2015 was het een kwarteeuw geleden dat Frans Kellendonk stierf, negenendertig jaar oud. Het belang van zijn schrijverschap is boven alle twijfel verheven: hij was een van de meest getalenteerde en spraakmakende auteurs van zijn generatie. Dat Kellendonk ook een uitmuntende en gedreven briefschrijver was, blijkt uit deze ruime keuze uit zijn correspondentie, samengesteld en geannoteerd door Oek de Jong en Jaap Goedegebuure. De brieven geeft niet alleen een fascinerend beeld van een zich ontwikkelend schrijverschap, maar ook van de vriend, minnaar en zoon die Kellendonk was.

Kellendonk als briefschrijver

 

 

I

In de nog altijd ontstellend korte tijd dat hij zich als schrijver manifesteerde en de geesten in beroering bracht, heeft Frans Kellendonk naast zijn verhalend proza en zijn essays ook een oeuvre in brieven gecreëerd. Hij was, zoals te verwachten viel, óók een begenadigd briefschrijver. Hij schreef honderden brieven. Hij deed dat in wat waarschijnlijk de laatste decennia van het tijdperk van de brief zijn geweest, vlak voordat internet en e-mail de wereld veroverden. Nog altijd worden er brieven geschreven. Maar de brief als literair genre lijkt zijn langste tijd te hebben gehad. Kellendonk behoorde tot een generatie voor wie het schrijven van een brief nog vanzelf sprak. Hij beheerste de kunst van het briefschrijven bovendien tot in de finesses.
Kellendonk was een stilist, en dat blijkt ook uit zijn brieven. Hij schreef ze met dezelfde zorgvuldigheid en brille als het proza dat hij publiceerde. Ook als hij een brief schreef, was hij auteur. In elke brief van enige omvang moest het ergens over gaan. Hij verwerkt zijn observaties van het academisch leven in het deftige Shakespeare Institute én de homoscene in Birmingham tot hilarische anekdotes. Zijn ervaringen in Amerika, dat hij in alle windrichtingen heeft doorkruist, leiden tot overpeinzingen over de Amerikaanse cultuur. Zijn verliefdheden en seksuele avonturen zijn aanleiding tot gedachten over de liefde. Kellendonk vond dat een schrijver ook een entertainer moest zijn. Als briefschrijver was hij dat zeker ook, zich ervan bewust dat hij degenen die hij schreef moest zien te boeien en vermaken. In een van zijn brieven beklaagt hij zich erover dat Gerard Reve hem brieven schreef die eigenlijk niet aan hem waren gericht maar, over zijn hoofd heen, aan een publiek. Voor Kellendonk doet degene aan wie hij schrijft er wel degelijk toe: hij schrijft altijd aan iemand. Het blijkt uit de verschillende toonsoorten waarin zijn brieven zijn gesteld. Elke geliefde, elke vriend, elk familielid roept een andere toon in hem op. De toon van zijn brieven weerspiegelt altijd de betrekkingen die hij met de ander onderhoudt.
Maar hoe persoonlijk zijn brieven ook zijn, Kellendonk schrijft ze als auteur. Als anglist kent hij de brieven van de grote briefschrijvers in de Engelse en Amerikaanse literatuur. Hij kent de traditie van het briefschrijven. Net als Flaubert gebruikt hij zijn brieven om ideeën te ontwikkelen en formuleringen te ontdekken. Op vele plaatsen zijn er rechtstreekse verbindingen tussen passages in de brieven en zijn romans, verhalen en essays. Hij is zich als briefschrijver ook altijd van stijl en compositie bewust. Van de eerste tot de laatste zin maken zijn brieven een gestileerde indruk, zelfs als er sprake is van heftige emoties. Ze staan vol met originele, geestige en prikkelende formuleringen. Ook in een depressie blijft Kellendonk schitterend formuleren.

II

De ruim driehonderd brieven die hier worden gepubliceerd bestrijken de periode 1968-1990. Ze tonen Kellendonk in vele gedaantes: als zoon en broer, als minnaar, vriend, briljant student en promovendus, als schrijver, tijdschriftredacteur, literair criticus, vertaler, polemist en, zeer dikwijls, als reiziger. Over het leven van Kellendonk is al het nodige bekend, dankzij het onderzoek dat Tijn Boon deed voor zijn uitstekende studie Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren (1998). Maar voor de minder goed voorbereide lezer kan het waarschijnlijk geen kwaad dat de brieven hier in het kort worden ingeleid.
Kellendonk (geb. 1951) was de zoon van een Nijmeegse aannemer en de broer van drie jongere zusjes. Hij kwam uit een katholiek nest en een milieu dat hij in een brief typeert als 'upper lower class'. Hij groeide op in het naoorlogse Nederland van de verzuiling én de culturele revolutie van de zestiger jaren. Hij is van jongs af aan bezig met schrijven en tekenen en hij is wat we nu 'hoogbegaafd' zouden noemen. Als zestienjarige gymnasiast richt hij zich voor het eerst per brief tot zijn familie ('hallo allemaal') en hij zal dat nog zeker tien jaar regelmatig blijven doen. Zijn verhouding met zijn vader is gecompliceerd. Hij ervaart hem als een 'vreemde' en een 'afwezige'. Zijn verhouding met zijn moeder is er des te intenser door. Tijdens zijn studiejaar in Birmingham, 1973-1974, schrijft ze hem trouw elke week. Zij leest zijn boeken, zijn vader doet dat niet. In 1986 treft de plotselinge en vroegtijdige dood van zijn vader, kort na het verschijnen van Mystiek lichaam, hem veel harder en dieper dan hij had verwacht. Als een trouwe zoon, de oudste bovendien, neemt hij thuis aan de Hatertseweg en in de loods van zijn vader de zaken ter hand. Met zijn moeder en zijn zusjes blijft hij tot zijn dood nauw verbonden, zij het niet zonder periodieke weerspannigheid. In een brief van 22 juni 1984 schrijft hij over het werken aan Mystiek lichaam en noteert over de op familieleden gebaseerde personages in zijn roman deze veelzeggende zin: 'Alles wat ik schrijf is op zijn eigenaardige haatdragende manier toch een liefdesverklaring.'
Vanaf 1971 was Jan Duyx een vaste waarde in het leven van Kellendonk. Hij ontmoette de kleine en frêle student medicijnen in de zomer van 1971. Het is een coup de foudre, zijn eerste grote en uiteindelijk belangrijkste liefde. Hij gaat op vakantie naar Dubrovnik en Venetië en mist zijn geliefde (die moet werken) van uur tot uur, zoals blijkt uit de brieven die hij hem schrijft. Ze gaan samenwonen in een huis aan de Eerste Walstraat in Nijmegen, een oude en vervallen straat waar voorheen de schaarse prostituees van deze provinciestad te vinden waren. Kellendonk studeert af in de Engelse taal. en letterkunde en promoveert al op zijn zevenentwintigste, Jan Duyx specialiseert zich na zijn artsexamen in de kinderpsychiatrie. Samenwonen doen ze ook in Amsterdam, eerst op een woonboot en nadien in het huis dat Kellendonk heeft gekocht aan de Bethaniënstraat, in de buurt van de Wallen. In 1979 eindigt hun relatie, maar Jan Duyx blijft als beste en meest vertrouwde vriend aanwezig in Kellendonks leven. Ze maken samen nog een aantal reizen. In 1988, wanneer Kellendonk als aidspatient bedlegerig is geworden, neemt Jan Duyx de zorg voor hem op zich, vierentwintig uur per dag, in wisseldiensten met moeder Kellendonk en enkele vrienden.

In de jaren tachtig werd Kellendonk nog tweemaal hevig verliefd: op de Rotterdamse vrijbuiter Thijs Westerhout en de Amsterdamse journalist en theaterrecensent Pieter Kottman. Beide keren raakt hij in hoger sferen. Aan Pieter Kottman schrijft hij op 26 december 1984: 'Wij zijn twee scherven die aan elkaar passen. Dat heb ik beseft in mijn verliefdheid, die me heeft teruggevoerd naar een tijd lang voor mijn eigen geboorte, toen de vaas nog ongebroken was. Verliefdheid is een intuitie van het Paradijs, een herinnering en tegelijkertijd een blik in de toekomst... Voor mij is onze liefde de kans van mijn leven en een heilige plicht.' Vanuit Manhattan schrijft hij op 3 september 1981 vol wanhoop over zijn affaire met Thijs Westerhout: '...we waren samen op weg naar de transcendente liefde, weet je nog; wat niemand gelukt was zouden wij tweeen voor elkaar krijgen...'
Kellendonks verhouding met de tien jaar jongere Thijs Westerhout houdt nog geen half jaar stand, maar heeft een enorme weerslag op hem gehad. Twee maanden na hun kennismaking besluit hij met Westerhout te etrouwenf en stuurt zijn vrienden een huwelijksaankondiging. Hij weet een katholiek priester over te halen het huwelijk in te zegenen tijdens een tuinfeest in Rotterdam. Vlak voor zijn vertrek naar Amerika, waar hij in Minneapolis een jaar writer in residence zal zijn, komt het tot een breuk. Vanuit Minneapolis schrijft hij lange brieven over 'de Thijs', zoals hij hem honend noemt. Deze uiterst pijnlijke ervaring levert hem de belangrijkste elementen voor de liefdesverhouding die de ruggegraat van Mystiek lichaam is: die tussen Leendert en de 'rijpere jongen'. Van de brieven die Kellendonk aan deze geliefde schreef is er geen enkele bewaard gebleven. Hij kreeg ze in een envelop en aan snippers gescheurd terugbezorgd. Naast deze drie liefdes had Kellendonk vele seksuele avonturen. Het is verrassend om te zien dat de in het dagelijks leven zo gereserveerde Kellendonk een promiscue seksleven had. Hij hoefde er niet veel moeite voor te doen. Beeldschoon als hij was kwamen ze overal op hem af, in de straten van Londen, de bars van Birmingham en een supermarkt in Minneapolis - de mannen en 'de jongetjes'. Hij schrijft er zonder enige gêne over.

Vele brieven danken we aan zijn langdurige verblijven in Engeland en Amerika. Hij had dan behoefte aan contact met het thuisfront en nam de tijd om brieven te schrijven, hij moest bovendien ook brieven schrijven om zijn zaken in Nederland te regelen.
Kellendonk was een gretig reiziger. Het heeft zijn sporen nagelaten in zijn werk: New York in Mystiek lichaam, Londen in het verhaal 'De waarheid en mevrouw Kazinczy', San Francisco in het verhaal 'Tsunami', Berlijn, Moskou en Florida in De halve wereld. Maar in zijn brieven krijgen we er veel meer van te zien. Kellendonk behoorde tot een generatie die over het algemeen pas na het achttiende levensjaar begon te reizen. Reizen naar een ander continent waren niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Vliegtickets waren duur, evenals internationale telefoongesprekken. Met Jan Duyx reisde Kellendonk per bus duizenden kilometers door Mexico en Guatemala. In zijn eentje bereisde hij vanuit Minneapolis het Noord-Amerikaanse continent, van Chicago en Boston tot Key West in het uiterste zuiden. Hij accepteerde een uitnodiging van de Russische Schrijversbond en ging een kijkje nemen achter het IJzeren Gordijn.
Ook dit beeld van de reiziger - die er niet tegenop ziet tientallen uren in een Greyhound-bus te zitten - contrasteert sterk met het beeld dat velen in Amsterdam van hem hadden: de gedisciplineerde schrijver die in een sobere werkkamer vol boeken 's ochtends, 's middags en 's avonds schreef en vertaalde, de man van het kleine, precieze en bijna griezelig regelmatige handschrift, van de ijzeren regelmaat, die elke avond rond elf uur de werkdag afsloot met één glas bier en één borrel in homokroeg Le Shako aan de Amstel. Uit de brieven met reisimpressies wordt duidelijk hoezeer Kellendonk genoot van het reizen, van de mensen die hij tegenkwam, van onverwachte situaties en culturele verschillen. Door zijn reizen was hij al op jonge leeftijd een kosmopoliet.

Natuurlijk komen we in de brieven ook de schrijver Kellendonk tegen. In 1977 verraste Kellendonk de literaire wereld met zijn debuut Bouwval. Verrassend was het omdat geen van de verhalen in het boek was voorgepubliceerd - de schrijver ervan kwam uit het niets. Bouwval werd alom bewonderd. Twaalf jaar later publiceerde Kellendonk zijn laatste boek: de reportages van De halve wereld.
Bouwval en Mystiek lichaam waren verkoopsuccessen, maar om in zijn levensonderhoud te voorzien maakte Kellendonk ook vertalingen uit het Engels en schreef hij recensies en essays voor NRC Handelsblad en Vrij Nederland. Hij was vijf jaar redacteur van De Revisor - destijds het meest invloedrijke literaire tijdschrift, dat in een oplage van zesduizend exemplaren werd gedrukt. Door zijn werk voor De Revisor raakte hij goed ingevoerd in de literaire wereld.
Na Bouwval werden zijn romans De nietsnut en Letter en geest eveneens lovend besproken, maar pas na het verschijnen van Mystiek lichaam kwam hij in het centrum van de aandacht te staan. Hij botste met het politiek correcte denken van zijn tijd door zijn openlijke belangstelling voor het katholicisme, kritische opmerkingen over het rationalistisch wereldbeeld, de multiculturele samenleving en de homocultuur, een religieus geïnspireerde opvatting van wat een samenleving behoort te zijn, en zijn polemische stijl van essayeren. Zo werd hij, tegen wil en dank, een controversieel schrijver.
Kellendonks brieven bieden veel nieuwe informatie over de achtergrond van zijn werk. Heel goed zichtbaar wordt hoezeer zijn verhalend proza wortelt in zijn persoonlijk leven. Het verhaal 'De waarheid en mevrouw Kazinczy' blijkt tot in details te zijn gebaseerd op zijn verblijf in Londen in 1975, zijn archiefonderzoek als wetenschapper aldaar en de kwellingen die zijn Hongaarse hospita hem liet ondergaan. In 1982 loopt hij in San Francisco de uit Nederland overgekomen Jan Duyx mis en komt hem na drie dagen vertwijfeld zoeken zomaar ergens op straat tegen - een ervaring die heeft geleid tot het verhaal 'Tsunami'. Dankzij de brieven vangen we glimpen op van de volledig uitgedachte, maar nooit geschreven 'Antilliaanse roman'. Na het omstreden Mystiek lichaam wilde Kellendonk zich, aldus een brief aan zijn uitgever, 'rehabiliteren' door een politieke roman te schrijven, gebaseerd op de moord op de vijftienjarige Antilliaanse jongen Kerwin Duinmeijer in Amsterdam. Het zou moeten gaan over racisme. Hij reisde ervoor naar Curaçao en Aruba om zich in de Antilliaanse samenleving te verdiepen. We krijgen ook meer inzicht in het project van De Jakobsladder, het literaire en cultuurkritische tijdschrift dat hij met Oek de Jong wilde opzetten en dat altijd een 'droomproject' is gebleven.
In het nummer van 9 augustus 1983 bracht Newsweek een coverstory over de verwoestende uitwerking die de aidsepidemie had op de Amerikaanse homogemeenschap. In Nederland was op dat moment over de ziekte nog niet veel bekend en nog jaren zou er min of meer een taboe op rusten. Vanaf september 1983 begint zich in de brieven van Kellendonk een ziektegeschiedenis af te tekenen. In een brief van 12 september 1983 maakt hij voor het eerst melding van ernstige gezondheidsproblemen: 'Vrijdag vertrek ik naar Boston, met schoorvoetende instemming van de hematoloog, die nog steeds niet weet wat er met me aan de hand is, na al dat bloed dat ik voor hem heb vergoten. Hij denkt aan een milde vorm van de nieuwe Amerikaanse ziekte.' Op 28 september 1983 schrijft hij: 'Mijn eigen dood lijkt voorlopig op de lange baan geschoven. De dag voor ik naar de vs vertrok wist de dokter me te vertellen dat ik waarschijnlijk geen bloedkanker heb en ook geen aids, maar de ziekte van Besnier-Boeck ofwel sarcoidose, die tamelijk ongevaarlijk heet te zijn en misschien niet eens behandeld hoeft te worden...' In de herfst van 1987, nadat hij al veel fysiek malheur heeft doorstaan, wordt de juiste diagnose gesteld. Maar veel eerder al moet hij angstige, aan zekerheid grenzende vermoedens hebben gehad omtrent zijn lot, getuige het verhaal dat hij in Mystiek lichaam over Leendert en de 'rijpere jongen' vertelt.

III

Deze editie van de brieven van Frans Kellendonk hebben wij gemaakt in opdracht van de Stichting Frans Kellendonk Fonds. We hebben tientallen correspondenten benaderd, ieder van wie maar vermoed kon worden dat hij/zij in contact met de schrijver heeft gestaan. Maar we hebben niet de illusie alle nog bestaande brieven te hebben achterhaald. In de tijd dat hij aan zijn proefschrift werkte, correspondeerde Kellendonk met een aantal Engelse geleerden over wetenschappelijke kwesties. We hebben daar geen onderzoek naar gedaan. Er moeten ook in Amerika nog brieven van Kellendonk te vinden zijn en waarschijnlijk ook nog in Nederland. Niettemin zijn we ervan overtuigd dat we, met de hulp van velen, het leeuwendeel van zijn correspondentie hebben weten te achterhalen.
We hadden uit de door ons verzamelde brieven een boek met uitsluitend de allerbeste, fraaiste en interessantste brieven kunnen samenstellen. Maar we hebben gekozen voor een ruime selectie om zoveel mogelijk facetten van de persoon Kellendonk te laten zien. Ook korte of ogenschijnlijk niet zo belangwekkende brieven, over geld bijvoorbeeld, hebben we om die reden opgenomen. Het ging ons om een geheel dat meer is dan de som der delen.
Kellendonk had de taal aan een touwtje. Hij had de gave om memorabele zinnen te schrijven. Elke lezer zal in zijn brieven zinnen vinden om te koesteren. Wij hebben er alvast een uitgekozen. Op 22 juni 1984, na jaren van voorbereiding eindelijk goed op gang gekomen met Mystiek lichaam, schrijft Kellendonk trots en verheugd aan een van zijn vrienden: 'De slaapwandelaarster tippelt nu langs de afgrond met een snelheid van drie blz. per dag en is niet meer te stuiten.'

Oek de Jong / Jaap Goedegebuure

 

© 2015 erven Frans Kellendonk
© 2015 Samenstelling en inleiding Oek de Jong en Jaap Goedegebuure

Uitgeverij Querido

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum