Leesfragment: Poging tot lichtvoetigheid

27 november 2015 , door Hans Münstermann
| |

Op 12 mei verschijnt Poging tot lichtvoetigheid van Hans Münstermann. Bij ons een voorpublicatie. 'Het uitstapje was nodig want ik sliep al enige tijd slecht. Overdag moest Isis mij ervan weerhouden om zittend op de bank in slaap te vallen. 'Nicht träumen,' zei ze vrij regelmatig. Ik kon mijn slaap beter voor de nacht bewaren. Als er gasten kwamen was ik soms zo moe dat ik tijdens de maaltijd in slaap viel. Isis had me aangeraden de tandarts om raad te vragen. Die kon er misschien iets aan doen, dat had ze ergens gelezen.'

Andreas Klein heeft al geruime tijd last van een steeds terugkerende nachtmerrie: een nachtelijke bezoeker die hem bedreigt in zijn eigen huis. Na rijp beraad besluit hij tot drastische maatregelen: grote schoonmaak in zijn hoofd en in zijn huis. Voortvarend gooit hij alle rommel de deur uit, kleren, meubels, boeken. Dat doet hem goed. Ter afsluiting van de schoonmaak zal hij samen met zijn vrouw een uitstapje maken naar Baden-Baden. Aan de vooravond van de reis verschijnt de bezoeker weer. Als Andreas begint te begrijpen wie hij voor zich heeft, is het niet meer zo makkelijk om lichtvoetig te blijven.

Spookrijder

In september hebben we mijn vader begraven. Volkomen onverwacht, want hij is al zesendertig jaar dood. Hij was ineens weer opgedoken, tijdens een warme nacht in augustus. Het was overdag snikheet geweest en die nacht was de temperatuur nauwelijks omlaaggegaan. Ik herinner mij dat ik na eindeloos woelen in een nachtmerrie terechtkwam.

Op de gang stond een grote glazen kast. In het halfduister leek het een grijze telefooncel zoals je die vroeger op straat zag. Achter het glas stond een man in een regenjas. Zijn gezicht kon ik onder zijn hoed niet goed zien. Lichtelijk ongerust trok ik me terug in de slaapkamer, maar ik hoorde hem uit de kast komen en de deur van de slaapkamer openen. Ik begon te schreeuwen. Toen Isis mij wakker maakte zag ik nog heel even een schim die op me af kwam. ‘Donder op!’ had ik geroepen. ‘Fuck off!’ Goed hoorbaar voor Isis, die naast mij lag. Ik voelde haar hand.
‘Andreas,’ zei ze, ‘het zit in je hoofd.’
Haar stem maakte mij klaarwakker. Ik wist niet meer wat ik gedroomd had.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
‘Je hebt gesnurkt en geschreeuwd.’
Ik ging rechtop zitten om de dingen om me heen weer te zien in hun alledaagsheid. Ik ben niet zo dol op dromen, ik moet er eigenlijk niets van hebben.

De wekker gaf 2.41 uur aan. Ik probeerde mijn hoofd leeg te maken, terwijl ik omhoogkeek naar het plafond. In het donker was niet veel te zien. De bedoeling was dat we om zeven uur zouden opstaan om naar Baden-Baden te vertrekken. Onze tassen stonden gepakt klaar in de gang. Ik had gehoopt te kunnen genieten van een normale nachtrust, om uitgerust op reis te kunnen gaan, in een goed humeur. Onze zoon was op een zomerkamp. We keken uit naar het reisje omdat we dol zijn op Baden- Baden. De stad ligt wat hoger, de lucht zou ons goed doen. Vijf dagen in het heerlijke Parkhotel. Met dit verrukkelijke vooruitzicht sloot ik mijn ogen.

Het uitstapje was nodig want ik sliep al enige tijd slecht. Overdag moest Isis mij ervan weerhouden om zittend op de bank in slaap te vallen. ‘Nicht träumen,’ zei ze vrij regelmatig. Ik kon mijn slaap beter voor de nacht bewaren. Als er gasten kwamen was ik soms zo moe dat ik tijdens de maaltijd in slaap viel. Isis had me aangeraden de tandarts om raad te vragen. Die kon er misschien iets aan doen, dat had ze ergens gelezen.
Ik stapte uit bed om naar de keuken te gaan en een slok water te drinken. Toen ik terugliep naar onze slaapkamer zag ik in het donker de contouren van de vitrine die ik had gekocht ter vervanging van mijn boekenkasten. Ik was op het idee gekomen mijn dierbaarste boeken in die vitrine te zetten en de rest weg te gooien. Het verwijderen van al die stofnesten zou kunnen helpen tegen mijn slapeloosheid. Bijkomend voordeel was dat ik ruimte zou creëren. Er stonden weer dozen met boeken klaar die ik op straat zou zetten voordat we naar Baden-Baden vertrokken. Ik had speciaal de afvalwijzer nog doorgelezen. Die ochtend mocht je tot half acht grof vuil buiten zetten.
Onze buurman Nick was komen helpen om de vitrine naar boven te tillen. De kast werd compleet gemonteerd afgeleverd, met halogeen plafondspots en verstelbare glazen legborden. Hij bestond uit gehard veiligheidsglas, met wieltjes en verstelbare voeten, een deur met slot. ‘Mooi,’ zei Nick, ‘dat zilverkleurig aluminium profiel. Cool ding.’
De afmetingen waren 100 bij 40 bij 200 cm en hij was verdomde zwaar. Op weg naar boven moesten we op elke verdieping even uithijgen. ‘Waar heb je dat ding gekocht?’ informeerde hij. Ik wist het niet meer. Ergens. Via het internet.
Voordat ik weer in bed stapte raakte ik het glas aan, het koele metalen frame, mijn smetteloze nieuwe zilvermijn van de literatuur, en ging terug naar bed in onze kokend hete slaapkamer. Niet lang daarna maakte Isis mij wakker. Ik had trappende bewegingen gemaakt tegen de muur. Met mijn voet had ik een schilderij geraakt en dat was naar beneden gevallen.
‘Wat heb je gedroomd?’ vroeg Isis.
Ik was achternagezeten door een man met een deegroller. Hij sloeg me op mijn hoofd. Isis was erbij. Ik bedoel, in mijn droom.
Zij leek niet verbaasd. Ze lachte, alsof het om een onschuldig grapje ging.
Ik geef toe dat het een beetje raar was.
‘Ga maar weer slapen,’ zei Isis.

Volgens sommige deskundigen zijn dromen net zoiets als het brommen of zoemen van een ijskast. Maar je kunt er van alles in zien, of in horen, als je wil. In dat brommen. Moest ik die droom verklaren? Zou ik dan beter slapen? Ik weet dat er mensen bestaan die hun dromen beschouwen als een soort tijdmachine. Sommigen denken dat ze hun overleden dierbaren ooit weer ontmoeten. Anderen horen stemmen, of zien engelen. Ik ken de enorme interesse voor het occulte. Die interesse wordt alleen maar aangewakkerd door onze dromen. Je hebt mensen die beginnen bij het minste of geringste met hun ogen te rollen en zwaar te ademen. Karma, intuïtie, derde oog, spiritisme en bijna-dood-ervaringen. Ik geloof niet in die flauwekul. Ik probeer de dingen te zien zoals ze zijn.
Omdat ik bleef woelen, kon Isis ook niet slapen. Ik wist niet goed wat ik moest doen of zeggen. Als ik eindelijk slaap, lig ik vaak ook nog te snurken. Het is geen pretje, iemand die snurkt naast je in bed. Om Isis niet te storen stond ik op, deed de slaapkamerdeur dicht en liep door het huis. Ik snoof de geur van mijn boeken op en liet mijn gedachten de vrije loop.

[...]

Uitgeverij De Kring

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum