Leesfragment: Birk

20 april 2014 , door Jaap Robben
| |

In samenwerking met Recensieweb.nl richten we de schijnwerpers op Nederlandse prozadebuten. Deze maand vindt u op onze site uitgebreide leesfragmenten uit de debuten van Neske Beks, Eva Kelder, Jelle Noorman, André Platteel, Nina Polak en Jaap Robben. Eind april verschijnt Jaap Robbens Birk, de presentatie is 29 april bij NRC Restaurant Café. Wij publiceren voor.

Mikael woont met zijn ouders op een afgelegen eiland tussen Schotland en Noorwegen. Op een dag verdwijnt zijn vader in zee en verzwijgt Mikael wat er is gebeurd. Schuld, troost en verwijten stapelen zich op, tot zijn moeder het onmogelijke van hem verlangt.

Birk is een even teder als beklemmend verhaal over mensen die zelf eilanden dreigen te worden.

 

1

In mijn tong jeukten mieren, mijn voeten waren zwaar. Ik stond in mijn zwembroek en met de handdoek om mijn schouders bij de achterdeur. Mama was de keuken binnen gekomen, maar had me nog niet aangekeken. ‘Daar ben je’, zei ze alleen en ze tilde het deksel van de pan. Met een pollepel schepte ze eerst mijn soepkom vol, daarna de hare.
Haar wijsvinger roerde in mijn soep. ‘Je kunt het al prima eten.’ Ik ging op mijn stoel zitten en staarde naar de lome damp van mijn soep.
‘Laat maar niet te veel voor papa over, had hij hier maar op tijd moeten zijn.’ Lepelend liep ze terug naar haar naaimachine in de zitkamer. ‘Ik moet nog even iets afmaken.’

Mijn handen lagen stil op tafel. Van binnen trilden ze. Boven het raam klonk het gekras van meeuwen die hun snavel aan de dakgoot scherpten.
Ik wist dat ik moest eten van mijn soep, maar meer dan het vastpakken van de lepel lukte me niet.
Toen ik een slok water uit mijn glas nam, leek ik te stikken. Ik kokhalsde. Een beetje van wat naar boven kwam, verdween in mijn groentesoep. Wat ernaast terechtkwam, veegde ik vlug weg met mijn hand. Mama zag het niet. Ze zat voorovergebogen op haar stoel en keek geconcentreerd naar de naald van haar ratelende naaimachine en onderbrak dat geratel alleen om te zien of ze nog wel recht ging.

Even later kwam mama naar de keuken voor het flesje Maggi uit het kruidenrek. Ze duwde haar heupen tegen het aanrecht en boog zich naar het raam. ‘Hij blijft weer eens lang weg.’ Mijn hart wilde weg uit mijn borst, ik stak de lege lepel in mijn mond.
‘Word later nooit zoals je vader’, zei ze glimlachend. ‘Met zo’n vent kun je toch geen afspraken maken.’ Voor ik kon antwoorden, begon het gehengst van de naaimachine weer.

Hoe harder ik beet op de mieren in mijn tong, hoe erger ze krioelden. De schemer maakte een spiegel van het raam. Ik kon mezelf aankijken, maar durfde niet. Mama trapte met haar voet de klep van de pedaalemmer open en liet een paar sliertjes stof vallen.
‘Eet je niks?’
Ik haalde schokkerig mijn schouders op.
‘Kun je niet meer praten?’
‘Ik heb genoeg’, zei ik.
‘Dat was niet veel dan.’
‘Sorry.’
‘Straks niet als een klein kind gaan zeuren dat je wat anders moet hebben.’ Ze nam mijn kommetje, kieperde de soep terug in de pan en zette hem samen met die van haar op het aanrecht.
De pan en de soepkom voor mijn vader bleven staan. Ze zag dat ik ernaar keek. ‘Die vader van jou warmt zijn soep zelf maar op.’ Wanneer ze hem die vader van jou noemde, vond ze dat hij iets had goed te maken. Met een vochtig doekje veegde ze strepen over de tafel tot het hele blad donkerbruin was.
‘Hij zwom weg’, struikelde uit mijn mond.
‘Hmm?’
‘Papa zwom weg.’
‘“Zwom weg”?’
‘Ja.’
‘Hoezo?’
‘Weet ik niet.’
Ze keek me niet-begrijpend aan. ‘Waarheen dan?’
Ik trok mijn schouders op.
‘Zei hij niet wat hij ging doen?’
Weer trok ik mijn schouders op.
‘Je weet toch wel of hij iets zei?’
‘Niks, denk ik.’
Met haar handen langs haar ogen boog ze naar het raam.
‘Hadden jullie ruzie?’
‘Nee.’
Ze schudde haar hoofd alsof er zo een paar vreemde gedachtes uit verdwenen.
‘De eikel, die doet maar waar hij zin in heeft.’ Ze draaide de kraan ver open, deed een stop in het afvoerputje en spoot er wat zeep bij. De mokken en borden tikten dof tegen elkaar en de wasbak. Bestek schraapte over de bodem. In het keukenkastje onder het aanrecht zoemde de boiler.
Mama keek voortdurend op van geluiden die gewoon bij het huis hoorden en draaide zich dan naar de voordeur. Toen ze klaar was, legde ze een theedoek over de schone vaat op het afdruiprek.
‘Hij was onder water.’
‘Wat zeg je?’
‘Ineens.’
‘Wat was er ineens?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Haal toch niet steeds je schouders op als ik iets vraag.’
‘Hij wilde achter mij uit het water klimmen.’
‘Zijn jullie gaan zwemmen?’
‘Nee.’
‘Jij wíst dat dat niet mocht.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Wat is het nou?’
‘Toen ik omkeek, zwom papa ineens onder water.’
‘Onder water? Zomaar?’
Ik wilde mijn schouders niet ophalen, maar ik deed het per ongeluk wel.
‘Hij moet toch wat gezegd hebben?’
‘Weet ik niet.’
‘Waar ging hij dan heen?’
‘Weet ik ook niet.’
‘Weet ik niet, weet ik niet, weet ik niet. Welke kant op?’
‘Ik kon het niet zien.’
‘Maar je zegt net dat hij na jou uit het water kwam.’
‘Niet.’
‘Wat niet?’
‘Ik heb niet gezwommen.’
In een flits greep ze met haar hand naar mijn zwembroek en voelde aan de stof.
‘Zit jij te liegen?’
Mijn hoofd kon niet stoppen met schudden.
‘Waar waren jullie?’
‘Bij het zand.’
‘En daar zwom hij weg?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Bij de rotsen.’
Ze keek me diep aan. Toen beende ze naar de gang, trok vinnig de la van het kastje open en haalde er een zaklamp uit.
Ze knipperde er drie keer mee en ging naar buiten.
De gevellamp sprong pas aan toen ze al om het huis heen was. Ik trok snel een veel te grote trui van papa van het wasrek, stapte in mijn laarzen en moest rennen om haar bij te houden.

 

© 2014 Jaap Robben

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum