Leesfragment: De wereldrisicomaatschappij

27 november 2015 , door Ulrich Beck
| | |

13 augustus verschijnt Ulrich Becks De wereldrisicomaatschappij (vertaling Ronnie Boley). Wij publiceren voor. 'De inperking van de persoonlijke vrijheid, die op velerlei niveaus voelbaar is – van de toename van het aantal bewakingscamera’s tot de controle op immigratie – is niet simpelweg het gevolg van daadwerkelijke rampen, zoals terroristische aanslagen. Ze is het resultaat van zulke ervaringen plus de wereldwijde anticipatie erop, oftewel van de poging om zulke gebeurtenissen in de toekomst waar ook ter wereld te voorkomen.'

Het is een vreemde paradox: onze moderne westerse maatschappij is veiliger dan ooit en toch zijn we banger dan ooit. Voor de opslag van CO² in de grond, islamitisch fundamentalisme, de klimaatverandering, de financiële crises enzovoort. Risico's zijn onaanvaardbaar geworden, en daarom eisen we van de overheid dat zij alles wat in de toekomst mis zou kunnen gaan, nu al voorkomt. Zijn we doorgeslagen in ons verlangen naar veiligheid?
Ulrich Beck laat in dit boek zien hoe de angst voor risico's in onze zo veilige maatschappij is ontstaan, en tot welke ingrijpende gevolgen dit kan leiden. Die angst wordt wereldwijd gretig geëxploiteerd en tast onze individuele vrijheid aan. En om die vrijheid te beschermen, moeten we leren accepteren dat onze wereld niet altijd risicoloos kán zijn en dat we de overheid niet overal verantwoordelijk voor kunnen houden. Bovendien pleit Beck voor een transparante zakelijke politiek die duidelijk laat zien waar haar grenzen liggen, en die daarmee voorkomt dat men vanuit een collectieve angst de vrijheid van burgers inwisselt voor een vals gevoel van zekerheid.
Ulrich Beck (1944-2015) was als hoogleraar sociologie verbonden aan de Universiteit van München en aan de School of Economics and Political Science te Londen. Met zijn publicaties in vele toonaangevende kranten en tijdschriften verwierf hij internationaal een groot aanzien in de wereld van de sociologie en de politiek.

N.B. Dit is het derde hoofdstuk. Lees de eerste twee hoofdstukken bij Uitgeverij Wereldbibliotheek (PDF).

 

3 Wereldrisicomaatschappij

Om duidelijk te maken wat het nieuwe en onbekende is van de categorie wereldrisicomaatschappij ten opzichte van de categorie risicomaatschappij, wordt in dit boek een reeks begripsmatige vernieuwingen en differentiaties geïntroduceerd en uitgewerkt, zoals het onderscheid tussen risico en ramp, of tussen risico en de cultuurafhankelijke risicobeoordelingen, die in het tijdperk van de globalisering steeds belangrijker worden. Maar ook wordt een typologie gegeven van de uiteenlopende ‘logica’s’ van mondiale risico’s. Die maakt het mogelijk de nieuwe verschijnselen van het transnationale zelfmoordterrorisme (in tegenstelling tot het nationale terrorisme van bijvoorbeeld de Ieren of de Palestijnen in de strijd om onafhankelijkheid of regeringsdeelname) te definiëren en te vergelijken met wereldwijde ecologische en economische risico’s. Een aantal van die begripsmatige vernieuwingen en de inzichten die ze verschaffen wil ik hier graag vooraf aangeven.

Risico en ramp

Risico is niet synoniem aan ramp. Risico is de anticipatie op de ramp. Bij risico’s gaat het om mogelijke toekomstige gebeurtenissen en ontwikkelingen, ze verbeelden een wereldtoestand die er (nog) niet is. Terwijl elke ramp begrensd is, zowel sociaal als in ruimte en tijd, is de anticipatie op de ramp in geen van deze drie opzichten concreet. Met de categorie van het risico wordt dus de omstreden realiteit van de mogelijkheid bedoeld, die je enerzijds kunt onderscheiden van de puur speculatieve mogelijkheid en anderzijds van de ramp die zich daadwerkelijk voltrekt. Zodra risico’s werkelijkheid worden – er ontploft een kerncentrale of er wordt een terroristische aanslag gepleegd – veranderen ze in rampen. Risico’s zijn altijd toekomstige gebeurtenissen, die ons misschien te wachten staan, die ons bedreigen. Maar omdat die voortdurende dreiging ons verwachtingspatroon bepaalt, onze gedachten in beslag neemt en ons handelen stuurt, wordt ze een politieke kracht die de wereld verandert.
Een van de centrale vragen die ik in dit boek stel en wil beantwoorden, gaat over dit onderscheid tussen het verwachte risico en de ramp die zich daadwerkelijk voltrekt: hoe wordt de aanwezigheid van toekomstige rampen ‘geproduceerd’? Via welke wegen krijgt het risico het predicaat ‘reëel’, ofwel, hoe beheerst het als ‘geaccepteerde’ anticipatie de instituties en de gedachten van mensen, veelal over grenzen tussen landen, regio’s, religies, politieke partijen, arm en rijk heen? En waarom zet uitgerekend de anticipatie op de ramp ertoe aan om het politieke opnieuw uit te vinden?
Samengevat in een korte formule luidt het antwoord: het mondiale risico is de geënsceneerde realiteit van het mondiale risico. Anders dan in de normale spreektaal betekent ‘geënsceneerd’ hier niet het bewust verdraaien van de werkelijkheid door het aandikken van ‘irreële’ risico’s. Het onderscheid tussen risico als verwachte ramp en de werkelijke ramp zelf dwingt ons eerder ons serieus bezig te houden met de rol van enscenering. De toekomstige ramp wordt immers pas actueel door het verbeelden en het ensceneren van het mondiale risico – vaak met het doel die ramp af te wenden door huidige beslissingen te beïnvloeden. Dan zou de risicodiagnose ‘een zichzelf weerleggende voorspelling’ zijn, zoals het geval is bij het debat over klimaatverandering dat tot doel heeft klimaatverandering te voorkomen.
Door nadruk te leggen op het ensceneringsperspectief, wordt het ook mogelijk om een aspect van het mondiale terroristische conflict zichtbaar te maken, dat tot dusver nauwelijks aan de orde is geweest. Om het wat overtrokken te zeggen: westerse instituties die gebaseerd zijn op vrijheid en democratie, worden niet vernietigd door de terroristische daad zelf, maar door de wereldwijde enscenering van die daad en de politieke anticipaties, acties en reacties die op die enscenering volgen. De inperking van de persoonlijke vrijheid, die op velerlei niveaus voelbaar is – van de toename van het aantal bewakingscamera’s tot de controle op immigratie – is niet simpelweg het gevolg van daadwerkelijke rampen, zoals terroristische aanslagen. Ze is het resultaat van zulke ervaringen plus de wereldwijde anticipatie erop, oftewel van de poging om zulke gebeurtenissen in de toekomst waar ook ter wereld te voorkomen. Pas als aan nog een hele reeks voorwaarden is voldaan, krijgen terroristenleiders en hun netwerken mondiale politieke betekenis, waardoor ze overal ter wereld aanwezig zijn en algemeen weerklank vinden. Of het nu is door de massamedia die de beelden van bloedende slachtoffers over de hele wereld verspreiden, door de Amerikaanse president Bush die oproept tot de oorlog tegen het terrorisme, of door de navo die na 11 september de verdedigingsoorlog afkondigt: alleen als de terreurdaad dit soort reacties teweegbrengt, krijgt de terrorist zijn bliksemcarrière, zijn droomloopbaan van onbekende, kleine crimineel tot ‘staatsvijand nummer één’, tot ‘gevaar voor de wereld’ en tot ‘terroristische wereldster’.
Het succes van het terrorisme is mede te danken aan het feit dat de Amerikaanse regering, de Europese regeringen en de journalisten in de massamedia zich tot nu toe niet bewust zijn van de betekenis van deze enscenering. Ze begrijpen niet dat ze de daders ongewild in de kaart spelen doordat ze, in hun strijd om de heerschappij over de beelden die bij mensen leven, de anticipatie op het terrorisme als wereldwijd gevaar ensceneren of daar op zijn minst aan bijdragen, en de terroristen zo nog meer macht bezorgen. Die onvrijwillige medeplichtigheid wordt duidelijk in de formulering ‘oorlog tegen het terrorisme’. Hiermee werd het terroristische zaad uitgestrooid op daadwerkelijke slagvelden waar het terrorisme zijn grootste successen kon behalen, namelijk ontelbare doden, en morele en politieke schade voor de vs.

Het onderscheid tussen risico en de culturele perceptie van risico vervaagt

Uit dit verschil tussen risico (als geanticipeerde gebeurtenis) en ramp (als daadwerkelijke gebeurtenis) volgt nog een andere factor: het doet er niet toe dat we in een tijdperk leven dat ‘objectief gezien’ veiliger is dan alle vorige; de geënsceneerde anticipatie op rampen en vernietiging dwingt ons tot preventief handelen. Dit geldt vooral voor de staat, die gedwongen is te anticiperen en voorzorgsmaatregelen te treffen omdat het garanderen van de veiligheid van burgers een van zijn hoogste prioriteiten is, zelfs als de verantwoordelijke instanties (wetenschap, leger, rechterlijke macht) niet over passende middelen beschikken (bijvoorbeeld omdat hun mogelijkheden om op mondiale risico’s te reageren niet verder reiken dan de horizon van de natiestaat).
Daarmee wordt twijfel gezaaid over een veelal ongereflecteerde ‘rationalistische opvatting’ van risico’s, die niet alleen gangbaar is in het dagelijks leven maar ook in disciplines als de technische wetenschappen, de natuurwetenschappen, de psychologie, de economische wetenschappen en de geneeskunde. Volgens die interpretatie wordt vaak zonder meer aangenomen dat risico’s een objectief verschijnsel zijn. En dus is de focus van risico-onderzoek in deze vakgebieden gericht op het statistisch-mathematisch identificeren van risico’s, op het opstellen en toetsen van causale hypothesen, op de daaruit af te leiden prognosemodellen voor bepaalde risico’s en op de reacties van verschillende groepen op typische variaties in de risicoperceptie. In veel disciplines zijn deze onderzoeken ‘rationalistisch’ omdat ze uitgaan van de aanname dat wetenschappelijke meetmethoden en rekenmodellen de meest adequate manier zijn om risico’s te beschrijven, te verklaren, te voorspellen en met name ook politiek aan te pakken.
Deze ‘technische’ risicowetenschap gaat uit van een duidelijke scheiding tussen risico en perceptie, die onderstreept en ondersteund wordt door een parallelle scheiding tussen experts en leken. De ‘subjectiviteit’ van het risico, de ‘risicoperceptie’ dus, wordt overgedragen aan attitudeonderzoeken. Daarbij wordt die risicoperceptie op haar beurt in hoge mate beschouwd en geanalyseerd als een individuele respons op ‘objectieve’ risico’s, gemeten met diverse ‘heuristische technieken’ voor de individuele beoordeling en interpretatie. Het mag duidelijk zijn aan welke kant de vooroordelen en vergissingen worden verondersteld – namelijk bij de leken – en aan welke kant niet – namelijk bij de experts. In tegenstelling tot de ‘accurate’ en ‘wetenschappelijke’ analyses van de experts voert de ‘subjectiviteit van het risico’ de boventoon bij de leken, die ‘slecht geïnformeerd’ heten te zijn. Volgens deze opvatting berust de irrationele risicoperceptie onder grote delen van de bevolking dus vooral op een gebrek aan informatie. Als het je zou lukken om van iedereen een expert te maken, zouden risicoconflicten zich vanzelf oplossen – daar komt het op neer als je deze gedachtegang helemaal zou doortrekken. Alle complicaties – zoals allerlei vormen van nietweten, tegenstrijdigheden tussen verschillende experts en disciplines, en uiteindelijk de onmogelijkheid om het onvoorziene voorzienbaar te maken – worden genegeerd en als overschatte problemen afgedaan.
De ensceneringsthese bestrijdt dit in het algemeen, en vooral ten aanzien van mondiale risico’s: de wereldwijde anticipatie op rampen verzet zich in hoge mate tegen wetenschappelijke rekenmethoden. Hoe moeilijker het gevaar echter te berekenen is, hoe zwaarder de cultuurafhankelijke perceptie van het risico gaat wegen. Met als gevolg dat het onderscheid tussen het risico en de culturele perceptie van het risico vervaagt. Eén en hetzelfde risico wordt in uiteenlopende landen en culturen verschillend ingeschat en op een andere manier ‘realiteit’. Hoe kleiner de wereld door de voortschrijdende globalisering wordt, des te meer tekenen die tegenstellingen in culturele perceptie zich af als elkaar uitsluitende zekerheden: de clash of risk cultures, de botsing tussen cultuurafhankelijke ‘risicowerkelijkheden’(lees: risicopercepties), wordt in de eenentwintigste eeuw een fundamenteel probleem voor de wereldpolitiek.
In de internationale publieke arena van de massamedia komen die verschillende risicopercepties met elkaar in botsing en worden ze tevens een alledaagse conflictervaring. In een wereld die sterk verknoopt is door communicatietechnologieën, delen alle mensen, alle etnische en religieuze groeperingen, alle volkeren, voor het eerst in de geschiedenis een gezamenlijk heden: elk volk is de directe buurman van elk ander volk geworden, en commotie op één plek op de aardbol breidt zich razendsnel uit over de hele wereldbevolking. Dit gemeenschappelijk heden is echter niet geworteld in een gemeenschappelijk verleden en vormt allesbehalve een garantie voor een gemeenschappelijke toekomst. Juist omdat de wereld ongewild, zonder dat ze er zelf een stem in heeft gehad of toestemming voor heeft gegeven, ‘verenigd’ is, worden de tegenstellingen tussen culturen, geschiedenissen, omstandigheden en religies duidelijk zichtbaar, en dan met name bij het inschatten van en omgaan met wereldwijde gevaren als klimaatverandering, terrorisme, kernenergie en atoomwapens. Hierdoor wordt het steeds lastiger om een helder en sluitend onderscheid te maken tussen hysterie en doelbewuste angstpolitiek enerzijds en gerechtvaardigde angst en voorzorg anderzijds.
Velen zullen de enscenering van risico’s als iets abstracts beschouwen, dat weinig of niets te maken heeft met het ervaren van die risico’s. Maar dat zou een schromelijke vergissing zijn, want dergelijke ensceneringen hebben ook altijd een existentiële kant, een element van lijden. Doordat het mondiale risico voortdurend zichtbaar is in de media, worden dood en lijden iets alledaags, en behalve een persoonlijk noodlot ook een collectief noodlot, ook al bestaat dat lijden voor de meeste mensen alleen maar uit het zien van beelden van andermans lijden.
Betekent de ‘enscenering’ van het risico dan dat er helemaal geen risico’s bestaan? Natuurlijk niet. Niemand zal beweren dat de angst voor een terroristische aanslag op een intercontinentaal vliegtuig, voor de bouw van een kerncentrale, voor het vergaan van een olietanker of voor de voorspelde overstroming van Londen en Tokio als gevolg van de klimaatverandering niet op objectieve feiten berust. Maar juist de risicoanalisten weten dat het risico geen objectief meetbare grootheid is. Wat wil de ‘realiteit’ van het risico dan zeggen? De realiteit van het risico blijkt uit zijn omstreden karakter. Risico’s hebben op zichzelf geen abstract bestaan. Ze worden reëel met de tegenstrijdige inschatting van afzonderlijke groeperingen en volkeren. Het idee dat er een objectieve meetlat is waaraan de mate van gevaar kan worden afgemeten, gaat voorbij aan het feit dat risico’s pas na een zekere culturele perceptie en inschatting als urgent, gevaarlijk en reëel dan wel als verwaarloosbaar en irreëel gelden.
Overal liggen risico’s op de loer. Sommige worden aanvaard, andere niet. Worden bepaalde risico’s niet aanvaard omdat ze gevaarlijker zijn dan andere? Absoluut niet, maar als het gebeurt, dan komt dat omdat één en hetzelfde risico door sommigen als een draak en door anderen als een regenworm wordt beschouwd. Aanvaardbare risico’s zijn aanvaarde risico’s. Deze schijnbare tautologie dringt door tot de kern van de zaak: hoe groter en objectiever een risico lijkt, hoe meer zijn realiteit afhangt van de culturele inschatting ervan, met andere woorden, de objectiviteit van een risico is het product van de perceptie en de (ook objectieve) enscenering van dat risico.
Om het nog eens te benadrukken: dit betekent niet dat er geen risico’s bestaan, dat risico’s illusies zouden zijn, het resultaat van algemene overdrijving of van de sensatiezucht van de massamedia. Het betekent wél dat niemand zich in de omgang met risico’s uitsluitend kan beroepen op een externe realiteit. De risico’s die wij menen te herkennen en die ons angst aanjagen, zijn een weerspiegeling van onszelf, van onze culturele percepties. En in die confrontatie tussen culturele zekerheden, of tegen de achtergrond van een ontluikende wereldwijde solidariteit, worden mondiale risico’s reëel.

Typologie van mondiale risico’s

Om te beginnen wil ik (zonder enige pretentie volledig te zijn, en louter uit pragmatische overwegingen om de complexiteit te verminderen) drie ‘logica’s’ van mondiale risico’s systematisch onderscheiden en in onderling verband plaatsen: ecologische crises, financiële wereldcrises en terroristische gevaren. Een vierde dimensie – biografische risico’s die nauw samenhangen met de dynamiek van de individualisering en een belangrijke rol spelen in de risicomaatschappij – laat ik hier buiten beschouwing.
Een essentieel verschil tussen ecologische en economische gevaren enerzijds en terroristische dreiging anderzijds is dat bij de laatste toeval heeft plaatsgemaakt voor opzet. Milieucrises en economische gevaren die te wijten zijn aan mondiale financiële stromen hebben, bij alle verschillen, een gemeenschappelijke eigenschap: ze moeten worden gezien als toevallige neveneffecten van beslissingen in het moderniseringsproces. Dit geldt niet voor het nieuwe terrorisme, dat de rationele principes van bestaande risicoberekeningen tenietdoet, omdat het daarbij niet om toeval maar om opzet gaat, niet om welwillendheid maar om kwaadaardigheid.
Pas achteraf gezien wordt duidelijk dat de berekenbaarheid van risico’s een morele basis heeft. Verondersteld wordt dat een mogelijke ramp zich bij toeval voordoet en niet door kwade opzet wordt veroorzaakt. Dit kan worden geïllustreerd met een klein, maar uiterst symbolisch voorbeeld, namelijk de vliegveiligheid vóór 11 september 2001. De elektronische ticketautomaat die voor vluchten tussen Boston, New York en Washington werd gebruikt, vroeg met een elektronische stem aan de passagier: ‘Hebt u uw koffer zelf ingepakt?’ of ‘Hebben onbekenden u gevraagd iets mee aan boord te nemen?’ En om door te kunnen lopen, gaf je antwoord door met je vinger een bepaald punt op een beeldscherm aan te raken. Deze ‘veiligheidsautomaat’ vat de westerse technische veiligheidsstrategie samen: zij is gebaseerd op een soort rotsvast, in de beschaving ingebakken vertrouwen in beheersbaarheid, dat door elk terroristisch gevaar wordt ondermijnd.
Dat brengt (langdurig) een zware terugslag voor de algemene legitimatie van nieuwe technologieën met zich mee. Met de technologieën van de toekomst – genetica, nanotechnologie, robotica – openen we een nieuwe ‘doos van Pandora’. Juist daarom zullen degenen die verantwoordelijk zijn voor goedbedoeld onderzoek en technologische ontwikkeling, in de toekomst waarschijnlijk niet meer kunnen volstaan met ons te verzekeren dat het maatschappelijk nut van hun activiteiten groot is en het ‘restrisico’ gering. Bij de inschatting van de risico’s van dergelijke technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen zullen we in de toekomst niet alleen rekening moeten houden met toeval maar ook met opzet, niet alleen met gevaarlijke neveneffecten maar ook met terroristische gevaren en mogelijk kwaadwillige toepassingen.
De aanslagen van 11 september 2001 hebben geleid tot een algemeen besef van de kwetsbaarheid van het Westen, ondanks zijn economische en militaire overmacht. Daarmee wordt tegelijkertijd duidelijk dat we – min of meer – verzekerd zijn tegen toevallige ongelukken, maar weerloos zijn overgeleverd aan zelfmoordaanslagen.
Zowel de sociologie van het risico als de risicomaatschappij zelf komt daarmee voor een dilemma te staan. Enerzijds moeten ze, anticiperend op de terreurdaad, het ondenkbare denken; anderzijds maken ze daardoor potentiële terroristen wellicht attent op nieuwe mogelijkheden. Het gevaar van de risicoanalyse is dus dat het denken over tot nu toe ondenkbare gevaren onbedoeld kan leiden tot het uitlokken van diezelfde gevaren. Maar in een wereld waar, uit preventief oogpunt, de culturele verbeelding van gevaren niet langer verbonden is aan toevallige ongelukken maar gericht wordt op de opzettelijke uitlokking van rampen, dreigen de fundamenten van vrijheid en democratie weg te vallen.

De veronderstelde anticipatie op de ramp verandert het concept van de maatschappij in de eenentwintigste eeuw

Leven in een wereldrisicomaatschappij wil niet alleen zeggen dat alles getransformeerd wordt tot beslissingen waarvan de gevolgen niet te overzien zijn, of dat het risicobeheer of het risicodiscours centraal komt te staan. Risicomaatschappij staat voor een constellatie waarin het overheersende idee van de moderne tijd, namelijk de beheersbaarheid van op besluitvorming gebaseerde neveneffecten en gevaren, discutabel is geworden; een constellatie waar in nieuwe kennis er dus toe dient om onvoorspelbare risico’s te transformeren in berekenbare risico’s, maar waar al doende weer nieuwe onvoorspelbaarheden worden geschapen. Dat dwingt tot reflectie op risico’s, zoals ook in dit boek wordt aangetoond. Door die ‘reflexiviteit van de onzekerheid’ wordt het ondefinieerbare van het risico in het heden voor het eerst van fundamentele betekenis voor de maatschappij als geheel, zodat we ons beeld van de maatschappij en de sociaalwetenschappelijke begrippen moeten herzien.
Tegelijkertijd laat de wereldrisicomaatschappij een ‘kosmopolitisch moment’ vrijkomen, dat historisch enigszins te vergelijken is met het antieke kosmopolitisme (Stoa), het jus cosmopolitica van de Verlichting (Kant) of de misdaad tegen de menselijkheid (Hannah Arendt, Karl Jaspers): mondiale risico’s confronteren ons met de schijnbaar buitengesloten ander. Ze halen nationale grenzen neer en vermengen het inheemse met het vreemde. De verre ander wordt de binnenlandse ander – niet als gevolg van immigratie, maar als gevolg van mondiale risico’s. Het leven van alledag wordt kosmopolitisch: mensen moeten hun leven zin gaan geven in de uitwisseling met anderen en niet langer in het contact met mensen zoals zijzelf.
Beide tendensen – de reflexiviteit van de onzekerheid en het kosmopolitisch moment – duiden op een omvangrijke metaverandering van de ‘maatschappij’ in de eenentwintigste eeuw (hoofdstuk 7):

  • De ensceneringen, ervaringen en conflicten van het mondiale risico doordringen en transformeren de fundamenten van het samenleven en handelen op elk gebied, zowel nationaal als mondiaal.
  • Aan het mondiale risico valt af te lezen hoe we met open vragen omgaan, hoe de toekomst in het heden wordt geïntegreerd, welke gedaanten samenlevingen aannemen door het internaliseren van het risico, hoe bestaande instituties veranderen en welke tot dusver onbekende organisatiemodellen zich ontwikkelen.
  • Enerzijds komen grote (ongewilde) risico’s op de voorgrond te staan (klimaatverandering), anderzijds vraagt de anticipatie op de nieuwe bedreigingen van (doelbewuste) terroristische aanslagen blijvende publieke aandacht.
  • Er vindt een algemene culturele verandering plaats: er ontstaat een andere opvatting van de natuur en haar relatie tot de maatschappij, van onszelf en de ander, van maatschappelijke rationaliteit, vrijheid, democratie en legitimatie, en zelfs van het individu.
  • Er is behoefte aan een nieuwe, toekomstgerichte planetaire verantwoordelijkheidsethiek (Jonas 1984; Apel 1987; Strydom 2002; Linklater 2001; Mason 2005), die haar pleitbezorgers vindt in nieuwe culturele bewegingen. Zich beroepend op een dergelijke macro-ethiek, coördineren maatschappelijke groeperingen en ondernemingen activiteiten, beconcurreren ze elkaar met risicobeoordelingen en creëren ze nieuwe identiteiten, wetten en internationale organisaties op economisch, sociaal en politiek gebied. Zelfs het leger heeft zich, althans gedeeltelijk, omgevormd tot voorvechter van een postnationale verantwoordelijkheidsethiek, zoals blijkt uit de buitenlandse missies van West- Europese legers in Afghanistan, Afrika enzovoort.

De allesomvattende betekenis van het mondiale risico heeft belangrijke gevolgen, omdat het een heel nieuw repertoire aan denkbeelden, zorgen, angsten, verwachtingen, gedragsnormen en religieuze conflicten met zich meebrengt. Die angsten hebben één zeer funeste bijwerking: personen of groepen die tot ‘risicopersonen’ of ‘risicogroepen’ worden (gemaakt), gelden als onpersonen wier grondrechten op het spel komen te staan; het risico splijt, sluit uit en stigmatiseert. Zo ontstaan er nieuwe perceptie- en communicatiegrenzen, maar tegelijkertijd ook inspanningen om problemen die voor het eerst aan openbare beïnvloeding onderhevig zijn, grensoverschrijdend op te lossen. Vandaar dat de enscenering van het mondiale risico een sociale productie en constructie van de werkelijkheid op gang brengt. Daarmee wordt het risico oorzaak en medium van de maatschappelijke hervorming. Ook is het nauw verbonden met nieuwe classificatie-, interpretatie- en organisatievormen van ons dagelijks leven, en met de nieuwe manier waarop de maatschappij in het licht van de aanwezigheid van de toekomst wordt geënsceneerd, georganiseerd, beleefd en vormgegeven – en daarom is het beslissend voor een nieuwe definitie van de basisbegrippen van de sociologie.

 

© 2008 Ulrich Beck
© 2015 Nederlandse vertaling Ronnie Boley / Uitgeverij Wereldbibliotheek

pro-mbooks1 : athenaeum