Leesfragment: Liefde tussen 5 en 7

27 november 2015 , door Wanda Reisel
| |

Deze week verscheen Wanda Reisels nieuwe roman Liefde tussen 5 en 7 - een van de boeken van de maand van DWDD. Wij brengen een uitgebreid fragment. 'Ik was er nog helemaal niet aan toe om me vast te leggen. Ik laveerde tussen dat wat misschien zou gebeuren en de geheimzinnige glimlach waarmee ik van mijn brievenlover afscheid zou nemen. Ik speelde het ernstige spel en genoot van die levens die mijn wereld kwamen binnenglijden, de lakens van mijn bed omwoelden en dan weer in het niets verdwenen, hun afdruk in het matras achterlatend.'

Journaliste Liza Wolf komt bij toeval achter het dubbelleven van haar man. Aangeslagen gaat ze naar het Aquarium bij haar in de buurt om in duisternis op dit dilemma te broeden. Wraak is een gerecht dat koud geserveerd wordt, dat weet ze, maar deugt ze zelf eigenlijk wel?

17:00

Het was van dat klefwarme weer dat iedereen gek maakt. Alle ramen van ons huis stonden wijd open. Ik was bezig mijn briefwisselingen te ordenen en ze op te bergen in een paar schoenendozen. Brieven van liefdes waarvan ik me maar enkele flarden herinnerde.
Met een half oog hield ik de televisie in de gaten. De beelden van de tenniswedstrijd werden regelmatig onderbroken door nieuws over de opstootjes die zich de laatste dagen in het buitenland hadden voorgedaan. Relletjes uitgelokt door het warme weer en uit onbehagen over de werkloosheid of god weet wat, uitgegroeid tot gewelddadige protesten. Winkels werden geplunderd, auto’s in brand gestoken. De nieuwsrubrieken herhaalden de sensationele beelden eindeloos: zwarte rookpluimen, de woedende menigte in opgebroken straten, op de barricades, acties met traangasbommen en waterkanonnen. Zo hongerig waren de media om in deze hete zomer eindelijk iets anders te laten horen dan het groeien van komkommers. Ik zag modieus geklede, boze jongeren met een zakdoek voor hun mond die molotovcocktails naar zwaarbewapende politie gooiden. Daden van verzet, zo moedig en zinloos dat ik er zelf tranen van in m’n ogen kreeg.
Gelukkig duurde het niet lang voor het gras met de vertrouwde witte lijnen weer in beeld verscheen. Na al dat geweld snakte ik naar de simpele regels van het tennis, het ritmisch ploppen van de bal, de concentratie, de strenge maar rechtvaardige stem van de umpire die het leven zo overzichtelijk maakt.

17:01

Ik nam vluchtig een paar brieven door voordat ik er met een elastiek bundeltjes van maakte en ze in de dozen opborg. Lang geleden was ik een verwoed brievenschrijfster. De brieven van Samuel, Gilles en Vincent ontroerden me nog steeds. Ze bevatten veel mooie zinnen en langzaamaan kwamen die liefdes me weer voor de geest.
Als ik bij jou ben, Liza, wil ik alles vergeten, heel mooi en lekker vrijen en er naderhand gewoon maar spijt van hebben. En er na een dag of wat opnieuw intuinen. Net zo lang tot we moe zijn van spijt en verdriet. En mijn vriendin is ook heel kwaad en zo. Maar jij en ik hebben dan wel geweten wat het is om eenduidig volledig en heel diep zonder vragen, zonder gedroom bij en door elkaar te zijn. Klaboem, dat doe je steeds hier bij mij, klaboem...
Samuel was veel te vroeg gestorven. Vincent wilde een dichter zijn die in wat hij schreef de indruk wekte voortdurend opgewonden te zijn, op zoek naar iets, inspiratie of een meisje, dwalend door de straten van de stad, een monoloog, meer voor de vogels dan voor mij. En Gilles, wat was er van hem geworden? Ik had die Franse blauwgrijze ogen nooit meer gezien. Leidde hij het leven waarvan hij had gedroomd? Had hij de wereldreis in zijn tweedehands deux-chevaux ooit gemaakt? Zijn brieven stonden vol plannen voor een leven met uitroeptekens, hij wilde een film maken, een weeshuis opzetten, lange reizen maken, een hut bouwen en over de oceaan uitkijken.
Veel passages draaiden behalve om liefde om de praktische onmogelijkheid ervan, elkaar niet kunnen zien, voor de een was de afstand te groot, de ander had te veel werk, of er was de vaste verkering die hij toch niet in de steek wilde laten.
Wat opviel aan die brieven was de volharding om ondanks de obstakels hun verlangen brandend te houden. Ze waren oprecht in het beschrijven van hun gevoel, het waren geen romantische leugens, dat raakte me.
De jongens schreven over zichzelf als mannen die iets groots teweeg gingen brengen in een wereld die hun allerlei opwindends beloofde. Maar eerst moesten ze hindernissen overwinnen, anders was er geen uitdaging. Er waren bergpassen te nemen, oceanen te overbruggen en het geld ervoor moest voorlopig met banale baantjes worden verdiend. Hun verlangen naar mij verplaatste zich per post, versierd met tekeningetjes of een meegestuurd droog herfstblad, een minuscuul bootje van papier, een kaart met een kitscherige afbeelding van twee geliefden. Ik koesterde me in die aandacht: kattebelletjes op viltjes uit cafés of kunstig gevouwen vellen waarop ze gedetailleerd verslag deden van een of ander avontuur, in een park of bij een tramhalte, waar ze mij in hun verbeelding zagen staan.
Ik was er nog helemaal niet aan toe om me vast te leggen. Ik laveerde tussen dat wat misschien zou gebeuren en de geheimzinnige glimlach waarmee ik van mijn brievenlover afscheid zou nemen. Ik speelde het ernstige spel en genoot van die levens die mijn wereld kwamen binnenglijden, de lakens van mijn bed omwoelden en dan weer in het niets verdwenen, hun afdruk in het matras achterlatend.
Door dat bladeren in het verleden vroeg ik me ineens af of ik Gilles op internet kon vinden. Wat was er na vijfendertig jaar van hem geworden? Toen wij elkaar ontmoetten was hij negentien, een aantrekkelijke Franse jongen, en ik was zestien en nog scholier. We stonden in het gangpad van de trein van Göteborg naar Kopenhagen te roken. Hij werkte met geestelijk gehandicapte kinderen in een aftands instituut met een onbarmhartig regime waaraan hij hoopte iets te veranderen. Gilles had een zus in Zweden bezocht, ik een broer in Noorwegen en we rookten allebei Gauloises. Twee dingen die achteraf onze enige overeenkomsten bleken.
Ik tikte zijn naam op Google in, gespannen van nieuwsgierigheid; de techniek kan in deze digitale tovertijd tenslotte al je wensen vervullen.
Ik bekeek de foto’s, maar geen enkele vertoonde gelijkenis met de knappe jongen op wie ik toen verliefd was geworden. Misschien was hij inmiddels dik en kaal en herkende ik hem gewoon niet. Misschien was hij wel dood. Half uit frustratie omdat ik Gilles niet kon vinden, deed ik tot mijn eigen verbazing iets wat ik nog nooit had gedaan: ik zocht Lucs naam op.

© 2015 Wanda Reisel

Uitgeverij Atlas Contact

pro-mbooks1 : athenaeum