Leesfragment: Blad voor de mond

30 april 2016 , door Floris van Straaten
| |

Blad voor de Mond. Persvrijheid wereldwijd, met bijdragen van Floor Boon, Adriana van Dooijeweert, Fréderike Geerdink, Peter d’Hamecourt, Joan Hemels, Jan Keulen, Bert Koenders, Koert Lindijer, Michel Maas, Eppo van Nispen tot Sevenaer, Peter Noorlander, Garrie van Pinxteren, Judith Spiegel, Carolien Roelants, Jan Jaap de Ruiter, Kees Schaepman, Eric Smit, Michel Spekkers, Floris van Straaten, Roeland Termote, Peter ter Velde en Gerdi Verbeet, verschijnt op 3 mei 2016, op de dag dat voor de 25ste keer de internationale dag van de persvrijheid wordt gevierd. Wij publiceren voor uit de bijdrage van Floris van Straaten over Rushdies Duivelsverzen.

Er gaat geen dag voorbij waarop het nieuws zelf niet in het nieuws is. Vrijheid van meningsuiting wordt beknot. Journalisten worden belemmerd in hun werk. Mediaorganisaties worden verboden. Het nieuws wordt gemanipuleerd.

Maar het nieuws komt schoksgewijs, stukje bij beetje. Het complete plaatje ontbreekt. Dat beeld wordt geschetst in Blad voor de Mond, met journalistieke verhalen, analyses, achtergronden en opinie.

In Blad voor de Mond noteren twintig veelal bekende schrijvers wat zij in de wereld zien gebeuren in landen en gebieden waar persvrijheid niet vanzelfsprekend is. Waar de burger niet goed meer weet waar hij aan toe is. Waar de machthebbers hun gang kunnen gaan omdat er geen controle is. Waar een maatschappij hapert in haar ontwikkeling.

 

Een kwarteeuw duivelsverzen

Meer dan een kwarteeuw is verstreken sinds de Brits-Indiase schrijver Salman Rushdie met een fatwa vogelvrij werd verklaard door de Iraanse ayatollah Khomeini wegens zijn boek De duivelsverzen. Khomeini zelf is al lang dood en Rushdie leeft nog, maar waar hij ook komt, omstreden blijft hij.

Dat bleek weer in oktober 2015. Rushdie was uitgenodigd op de Frankfurter Buchmesse, de grootste boekenbeurs ter wereld, omdat daar het thema van het vrije woord centraal stond. Een zaak waarvoor de schrijver zich door de jaren heen met aanzienlijke risico’s voor zijn veiligheid heeft ingezet. Onmiddellijk kwam Iran met een voorspelbare tegenzet en kondigde een boycot af van de Buchmesse.

Even leek het erop dat Rushdie misschien toch weer zou moeten wegblijven, net als bij het literaire festival van Jaipur, in Rushdies geboorteland India, in 2012. Daar protesteerden radicale moslims tegen de aangekondigde komst van Rushdie omdat hij zich in De duivelsverzen grievend over hun geloof zou hebben uitgelaten. Na dreigementen uit de onderwereld van Bombay, waar sommige moslims een bepalende rol spelen, besloot Rushdie op aanraden van Indiase veiligheidsexperts weg te blijven.

Het vrije woord is cruciaal, vindt Rushdie

Maar Irans boycot kreeg geen navolging en de organisatoren in Frankfurt handhaafden hun uitnodiging. En Rushdie kon in zijn toespraak herinneren aan de cruciale rol van het vrije woord. ‘Zonder vrijheid van meningsuiting bestaan er geen andere rechten’, betoogde hij.

Wie uit de episode in Frankfurt afleidt dat Rushdie dus het pleit heeft gewonnen voor het recht op vrije meningsuiting, is voorbarig. Veel schrijvers en kunstenaars in het Westen houden zich tegenwoordig juist in. Deels uit respect voor de religieuze gevoelens van anderen, maar niet minder omdat ze bang zijn voor de gevolgen van kritiek op de islam of het bespotten van bepaalde aspecten daarvan. Ze willen geen fatwa aan hun broek krijgen of door radicale moslims in een kogelregen worden neergemaaid, zoals de redactie van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo begin 2015 in Parijs overkwam.

De duivelsverzen zouden nu niet meer zijn uitgegeven

Rushdie zelf zei in 2012 dat De duivelsverzen waarschijnlijk niet meer zouden zijn uitgegeven als ze een paar decennia later waren geschreven, wegens ‘een klimaat van angst en nervositeit’. Zijn Britse collega Hanif Kureishi, van Pakistaanse origine, betoogde al eerder dat ‘niemand vandaag de dag nog de ballen zou hebben om De duivelsverzen te schrijven, laat staan te publiceren’. ‘Het schrijven is nu timide’, volgens Kureishi, ‘want schrijvers zijn bang.’

De affaire rond Rushdies roman De duivelsverzen eind jaren tachtig was de eerste grote aanvaring tussen het seculiere Westen en de radicale islam over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Met tussenpozen volgden er meer. In 2004 werd in Amsterdam op klaarlichte dag de filmmaker Theo van Gogh op straat vermoord door de radicale moslim Mohammed Bouyeri. Die nam daarmee wraak voor de geringschattende woorden van Van Gogh over moslims en de islam en voor de omstreden film Submission, die hij kort tevoren had gemaakt met het Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali. Daarin werden onder meer blote vrouwen getoond met op hun rug gekalligrafeerde verzen uit de Koran. De vrouwen hekelden daarmee hun ondergeschikte rol in het geloof ten opzichte van de man.

Mohammed met een bom in zijn tulband

Niet veel later, in 2006, speelde zich een felle confrontatie tussen Europese en Arabische landen af naar aanleiding van de publicatie van een serie cartoons in de Deense krant Jyllands-Posten over de profeet Mohammed. In een daarvan, van de tekenaar Kurt Westergaard, was Mohammed afgebeeld met een bom in zijn tulband. Bij demonstraties tegen deze spotprenten, die fundamentalistische moslims enkele maanden later organiseerden en die reikten van Afghanistan tot Libië en Nigeria, kwamen in totaal 139 mensen om het leven.

De meest brute aanvaring van allemaal moest toen nog komen: de slachtpartij die een paar radicale moslims in januari 2015 aanrichtten op de redactievergadering van Charlie Hebdo in Parijs. Bij de aanslag op het blad, dat Mohammed eveneens geregeld op de korrel nam in zijn cartoons, kwamen twaalf mensen om het leven. Onder hen de hoofdredacteur en de belangrijkste tekenaars.

Spotten met de profeet Mohammed, grondlegger van de godsdienst die hun hele leven bepaalt? Het is in de ogen van veel moslims – en zeker de fundamentalisten onder hen – heiligschennis van de hoogste orde waarop geen andere straf dan de dood kan staan. Dat zo’n doodvonnis, dat niet door een reguliere rechter is uitgesproken, volkomen in strijd is met de beginselen van de seculiere rechtsstaat en de westerse democratie, laat hen onverschillig.

Tegen heilige huisjes aan schoppen

Mensen als Rushdie, Van Gogh en de tekenaars van Jyllands-Posten en Charlie Hebdo daarentegen hangen een volkomen tegenovergestelde opvatting aan. Zij vinden het belangrijk om tegen heilige huisjes aan te kunnen schoppen en mensen te confronteren met uitdagende romans, films en tekeningen. Niemand is volgens hen boven de wet gesteld, iedereen kan op de hak worden genomen of voorwerp van kritiek worden. Ze hebben de wet achter zich, zeggen ze, en het is goed en verfrissend voor de samenleving om allerlei groepen eens met andere waarheden dan die uit eigen kring te confronteren.

Ook in een verder verleden hebben schrijvers, cartoonisten en kunstenaars vaak de grenzen van de tolerantie opgezocht, maar het geval van De duivelsverzen van Rushdie springt er om twee redenen uit: ten eerste door de mondiale opwinding die de fatwa van Khomeini tegen Rushdie veroorzaakte. Ten tweede omdat het de eerste grote botsing was tussen de snel opkomende radicale islam en de westerse seculiere opvattingen. De Britse publicist Christopher Hitchens sprak in dit verband zelfs van het begin van een culturele oorlog over vrijheid.

De identiteitscrisis van veel immigranten

Waarom waren De duivelsverzen nu precies zo aanstootgevend voor moslims? Religie speelt in de roman immers niet eens de hoofdrol. Het gaat meer over de identiteitscrisis waarin veel immgranten (zoals Rushdie zelf) terechtkomen wanneer ze zich in het Westen vestigen. Tegen het zere been van veel moslims, die overigens in de meeste gevallen niet de moeite hadden genomen het boek zelf te lezen, was echter dat Rushdie de profeet in een deel van het boek had voorgesteld als een man die gemakkelijk bezweek voor aardse genoegens. Ook het feit dat hij enige prostituees in zijn boek schalks de namen van de vrouwen van Mohammed had gegeven, wekte hun woede.

Aanvankelijk viel het mee met de opwinding. Rushdie verdiende er in 1988 de Whitbreadprijs mee, een literaire onderscheiding, zonder dat dat tot veel ophef leidde, en het boek werd genomineerd voor de Bookerprijs, de grootste literaire prijs in de Engelstalige wereld. Na enige tijd zagen radicale moslims her en der in de wereld er echter een uitstekend middel in om zich te profileren en hun aanhang te vergroten. Er braken rellen uit in Pakistan en uitgerekend Rushdies geboorteland India verbood zijn boek als eerste. Andere landen volgden. Groepjes migranten in Londen en in Noord-Engeland verbrandden boeken van Rushdie demonstratief op straat.

Met Khomeini’s islam viel niet te spotten

Een mondiale kwestie werd het echter pas toen ayatollah Khomeini zich er in februari 1989 in mengde met zijn fatwa, een edict op grond waarvan moslims werden aangemoedigd Rushdie en de uitgevers van zijn boek te doden. Khomeini zag zijn kans schoon om de wereld te laten zien dat met zijn vorm van de islam niet te spotten viel. Een Iraanse stichting beloofde de eventuele dader van deze missie bovendien 3 miljoen dollar. En uiteraard zou die dader als beloning later in het paradijs ook nog op 72 maagden kunnen rekenen.

Na de fatwa dook Rushdie onder, met hulp van de Britse politie. Negen jaar lang hield hij zich verborgen en slechts sporadisch liet hij in het openbaar van zich horen. Pas in 1998 herriep Iran de fatwa gedeeltelijk, zodat de wegens de Rushdie-affaire afgebroken Brits-Iraanse diplomatieke betrekkingen konden worden hersteld.

Radicale predikers zagen hun kans schoon

Ongewild speelde Rushdie intussen een belangrijke rol bij de radicalisering van jonge moslims, met name in het Westen. Veel jongeren waren ontworteld geraakt, nadat ze tussen hun oude en hun nieuwe vaderland terecht waren gekomen. In Groot-Brittannië maar ook elders in Europa en daarbuiten bood de boosheid over de Rushdie-affaire radicale predikers een buitenkans om moslims van verschillende achtergrond achter hun ideeën te krijgen.

Deze imams maakten de geesten rijp voor het gebruik van geweld en dat maakte velen bang. Dat merkte niet alleen Rushdie. Zijn uitgever, Peter Mayer van Penguin, kreeg op de school van zijn dochter bijvoorbeeld van andere ouders te horen dat hij haar maar van school moest halen. Stel je voor dat de Iraniërs haar wilden doden en het ‘verkeerde’ meisje zouden treffen. Alsof zijn dochter wel het juiste doelwit was, dacht Mayer, ook al had zij noch hijzelf ook maar iets onwettigs gedaan.

Later werd het grimmiger. Rushdies vertaler in Japan, Hitoshi Igarashi, werd in 1991 vermoord. De Italiaanse vertaler Ettore Capriolo werd op dezelfde dag met een mes aangevallen. Twee jaar later werd de uitgever van de Noorse versie van De duivelsverzen thuis neergeschoten. Hij overleefde op het nippertje.

Velen in West-Europa, zeker intellectuelen die gewend waren meningsverschillen gewoon met elkaar uit te praten, waren de dreiging met grof fysiek geweld en zelfs de doodstraf ontwend. Daarmee hadden ze sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer te maken gehad. En lang niet iedereen bleek tegen die druk bestand.

Medebewoners wilden Ayaan Hirsi Ali niet

Ook in Nederland niet. Toen de ondergedoken Ayaan Hirsi Ali in 2005 eindelijk, met hulp van de overheid, een tamelijk veilig onderkomen had gevonden in een woontoren in Den Haag, spanden andere bewoners een rechtszaak aan tegen de staat. Ze voelden zich onveilig en wezen erop dat hun woning in waarde was gedaald door de komst van het VVD-Kamerlid. Het idee dat de vrijheid van meningsuiting offers van mensen zou kunnen vragen, was aan deze mensen niet besteed.

In eerste instantie verloren de bewoners het pleit maar in hoger beroep oordeelde de rechter dat de staat het grondrecht van de bewoners op respect voor hun gezinsleven en hun woning had geschonden. Voor Hirsi Ali was het naar eigen zeggen een van de redenen een jaar later haar Kamerlidmaatschap op te geven. Na ook nog eens een hoogoplopende discussie over de rechtmatigheid van haar Nederlanderschap vertrok ze gedesillusioneerd over Nederland naar de VS.

Hirsi Ali kon niet alleen op weinig steun rekenen bij buurtbewoners, maar ook nogal wat intellectuelen distantieerden zich van haar, onder meer de Nederlands-Britse journalist Ian Buruma en de Britse historicus Timothy Garton Ash. Ze noemden haar een ‘Verlichtingsfundamentalist’, een extremist. De Britse auteur Nick Cohen heeft op het wrange hiervan gewezen. Liberaalgezinde immigranten zoals Ayaan Hirsi Ali die zich inzetten voor vrouwenrechten en zich afzetten tegen fundamentalistische imams zouden bij uitstek moeten kunnen rekenen op de steun van ‘inheemse’ liberalen in westerse landen. Maar in de praktijk gaven die niet thuis onder het mom dat de rechten van relilgieuze minderheden dienden te worden gerespecteerd in het kader van het tolerantiebeginsel.

Wat zijn de grenzen van tolerantie?

De confrontatie over De duivelsverzen en de latere botsingen roepen fundamentele vragen op over de grenzen van de tolerantie. In welke mate moet een samenleving de gevoeligheden van religieuze minderheden, in dit geval de moslims, ontzien? Maar ook: in hoeverre heeft zo’n minderheid zich te schikken naar de opvattingen van de rest? Kunnen moslims in westerse landen in alle redelijkheid verwachten dat de rest van de samenleving nooit de spot drijft met hun profeet? Jezus en andere profeten waren toch ook niet verzekerd tegen dat lot, getuige de satirische film Life of Brian en talloze andere persiflages? Ook rees de vraag hoever de vrijheid van meningsuiting gaat wanneer die botst met de vrijheid van godsdienst.

In de ogen van de meeste westerlingen waren de fatwa tegen Rushdie, de agressie jegens de Deense spotprententekenaars – de cartoonist Kurt Westergaard ontsnapte in 2010 maar ternauwernood aan een aanslag met een bijl, nadat er eerder al een bomaanslag op hem was verijdeld –, de moord op Van Gogh en de aanslag op Charlie Hebdo een frontale aanval op de vrijheid van meningsuiting. Dat betekent allerminst dat al die mensen zulke uitingen toejuichten – velen vonden die smakeloos en onnodig provocerend – maar ze betwistten niet het recht van deze schrijvers en tekenaars om te doen wat ze deden. Hen met geweld uit de weg ruimen was in hun ogen een gruwelijke inbreuk op de rechtsstaat.

Andere normen dan vroeger

Tegelijk zijn er velen die menen dat in de huidige samenleving, waarin meer dan vroeger verschillende culturen naast elkaar leven, andere normen gelden dan vroeger. Probeer elkaar niet onnodig voor het hoofd te stoten door dingen te doen of te zeggen waarvan je weet dat die de woede van een ander opwekken. Met andere woorden: wees je er meer dan vroeger van bewust dat sommige dingen als een provocatie kunnen worden uitgelegd. ‘Laten we ons realiseren dat onze woorden ook wonden kunnen slaan’, hield bijvoorbeeld de toenmalige premier Jan Peter Balkenende zijn CDA-partijgenoten na de moord op Van Gogh voor.

Een voorbeeld op dat vlak was een paar jaar later de zaak van de Deense spotprenten. Interessant was om te zien waar die vervolgens wel en niet werden afgedrukt nadat er opwinding over was ontstaan. Terwijl de meeste grote kranten op het Europese vasteland, ook de Nederlandse, wel een of meer van de Deense spotprenten afdrukten, legden de anders zo harde Britse media een verrassende terughoudendheid aan de dag. Dit hoewel veel lezers toch nieuwsgiering moeten zijn geweest naar de bron van alle opwinding. De toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, Jack Straw, hekelde zelfs het opnieuw afdrukken elders in Europa. Het getuigde van ongevoeligheid, het getuigde van een gebrek aan respect en het was verkeerd, zei hij.

Voor de Britten woog vrijheid van godsdienst zwaarder

Voor de Britse regering, die zich nog achter Rushdies recht op vrije meningsuiting had geschaard, woog nu plotseling de vrijheid van godsdienst kennelijk zwaarder. Niet iedereen was daar overigens even gelukkig mee. Veel commentatoren, met name ter rechterzijde, verweten de regering slappe knieën en uitten de veronderstelling dat die houding van ‘respect’ was ingegeven door vrees voor nieuwe terroristische aanslagen in de geest van die van 7 juli 2005, toen in Londen bommen ontploften in de ondergrondse en in een bus.

Een fel criticus van de stelling dat mensen meer rekening met elkaar moeten houden dan vroeger wegens de meer multiculturele samenstelling van de bevolking is de Britse publicist en wetenschapsfilosoof Kenan Malik. ‘In een pluriforme samenleving is het onvermijdelijk en zelfs heel belangrijk om aanstoot te geven’, vertelde hij me in 2009 in een interview in Londen. ‘In zo’n samenleving zullen er hoe dan ook allemaal conflicten zijn. Het is beter die in alle openheid op te lossen dan die te onderdrukken uit naam van respect en gevoeligheid.’

Zulke conflicten zijn volgens Malik ook belangrijk omdat ze de kiem van sociale veranderingen vormen. ‘Neem de Rushdie-affaire. Noch Rushdie noch zijn critici spraken voor de moslimgemeenschap als geheel. Maar de zaak bracht wel veel debat op gang. Doordat veel liberalen zijn critici echter gingen zien als de authentieke moslims, die niet mochten worden beledigd, kregen progressieve stemmen uit de moslimgemeenschap zoals Salman Rushdie en Hanif Kureishi het moeilijk.’

Moslims zien zich als slachtoffers

Ook na het bloedbad bij Charlie Hebdo laaide die discussie weer op. De Franse publicist en filosoof Pascal Bruckner verdedigde de cartoonisten van het blad. ‘In Frankrijk spaart de traditie van de satire, die al in het Ancien Régime bestond om de koning te kunnen bespotten, niemand’, zei hij in een interview met het dagblad Trouw. ‘Jezus, Mozes en Mohammed: de spot van Charlie treft iedereen.’

Sinds de Rushdie-affaire schilderen moslims zichzelf graag af als slachtoffers van discriminatie en zelfs racisme. Naar het voorbeeld van ayatollah Khomeini, die in de Rushdie-affaire niet Rushdie als slachtoffer zag maar de moslimgemeenschap. Het werd een beproefd recept onder radicale moslims. Verwijzend naar hun vrijheid van godsdienst betoogden ze dat anderen niet het recht hadden hun godsdienst te beledigen. Waarbij zij zelf natuurlijk uitmaakten wat wel en wat niet toelaatbaar was en hoe overtreders dienden te worden bestraft.

Daarmee, waarschuwt iemand als Malik, begeef je je als samenleving op glad ijs. ‘Waar trek je de grens? Wat is legitieme kritiek en wat is laster? Aanhangers van die redenering hebben de neiging hun eigen machtsbasis te verdedigen en niet die van hun critici.’

Scheiding van kerk en staat

Terwijl in de Angelsaksische wereld de houding van het niet opzettelijk provoceren en ‘live and let live’ steeds meer veld heeft gewonnen, blijven met name veel Fransen krachtig vasthouden aan de laïcité, de strikte scheiding tussen kerk en staat als uitvloeisel van de Verlichting. Aan een staat waarin burgerrechten, die teruggaan tot de Franse revolutie, vast verankerd liggen, zonder dat kerk of religie daaraan kunnen morrelen.

Maar de vraag is of dat nog zinvol is. Schrijver Michel Houellebecq, die begin 2015 de roman Soumission publiceerde, waarin Frankrijk zucht onder een islamitisch bewind, stelde dat jaar in een interview met de Franse journalist Sylvain Bourmeau: ‘Achter de filosofie van de Verlichting kun je een kruis zetten: die is dood.’ Hij wees in dat verband op de paradox dat extreem-rechts vaak meer gemeen heeft met moslims in zijn opvattingen (bijvoorbeeld inzake de thema’s gezinsleven en seksualiteit) dan linkse partijen, die zich vaak hebben opgeworpen als de natuurlijke beschermheren van moslimimmigranten. Een katholieke Fransman heeft meer gemeen met een gelovige moslim dan een atheïst. Erg rouwig over de door hem geconstateerde teloorgang van de Verlichting toonde Houellebecq zich niet.

Radicale moslims vinden het Westen slap

Anderen, zoals Pascal Bruckner, menen daarentegen dat het helemaal geen zin heeft om concessies te doen aan radicale moslims. Bruckner omschrijft hen als ‘islamofascisten’. Ze zien de westerse samenleving volgens hem als een decadente club slappelingen die op instorten staat. Even stevig duwen van hun kant en het zaakje stort helemaal in, waarna een periode van moreel herstel kan volgen onder een Kalifaat, zoals dat ook in het prille begin van de islam bestond. Mensen met opvattingen die zo ver afstaan van die in het Westen nemen geen genoegen met beperkte concessies hier en daar, zegt Bruckner. Een Mohammed-cartoon meer of minder zal hen niet van mening doen veranderen.

Voor hen telt alleen de heilige strijd voor het Kalifaat. Typerend was het betoog van de toen al voor de moord op Van Gogh veroordeelde Mohammed Bouyeri in 2006 bij het Hofstadgroep-proces. De enige manier om de hemel te bereiken, zei hij, was de strijd tegen de ‘goddelozen’.

[...]

 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum