Leesfragment: De mensen die achterbleven

09 februari 2016 , door Martijn Neggers
| |

9 februari 2016 verschijnt Martijn Neggers' debuut De mensen die achterbleven. Wij publiceren voor. 

Hoofdpersoon Martijn Neggers, een medewerker in een kantoorboekhandel in Valkenswaard, besluit op een dag het kleine Brabantse dorp te verruilen voor het iets grotere Tilburg. Vol goede moed gaat hij op zoek naar zijn dromen en een Grootsch Leven. Maar al snel blijkt dat het leven niet op zoek is naar hem. Pas als hij oud is en er niets meer aan te doen is, realiseert hij zich dat het leven hem niets heeft gebracht. Niets.
Hij besluit angstvallig zijn leven nog eens in detail de revue te laten passeren, hopend dat hij ergens iets over het hoofd heeft gezien, zich iets of iemand te herinneren die de moeite van het leven waard was.
De mensen die achterbleven is een semi-autobiografische zoektocht naar glorie en succes, die onze held op een heleboel plekken brengt, behalve daar waar hij wil komen.

Hoofdstuk 2

Een onontgonnen stad

Walter en Meindert, Dinosaurusvereeniegign
Foto in Klup Boek; 10+ ontmoetingen
Eerste ontmoeting: augustus 1990

Ik herinner me dat het 1991 is. Op dat moment ben ik vijf jaar oud en heb ik twee vrienden. Walter en Meindert, achternaam allebei onbekend. Al ruim een jaar komen we elke dag na de kleuterschool samen in een parkje bij mij in de straat. In alle drie onze tassen zitten zes plastic dinosauriërs. Op alle drie onze fietsen zit een sticker van een dinosaurus. Op die van mij kleeft een grote parasaurolophus op het frame. We tekenen dinosauriërs in een groot blauw A4-schrift, waarop Walter (die al kan schrijven omdat hij een jaar ouder is) met een grote zwarte stift Klup Boek Dinosaurusvereeniegign heeft geschreven.
Wij bespreken de evolutie met elkaar. Meindert kan heel goed dinosauriërs nadoen, ik kan ze goed tekenen en weet van de meeste wel of ze planten of vlees eten. Walter notuleert, dat mag duidelijk zijn.
Walters ouders geven hem voor zijn verjaardag een plastic leguaan cadeau. Trots laat hij een dag later een foto aan ons zien waarop hij met het beest in zijn handen staat. Meindert en ik kijken even naar de foto van hem en het speelgoeddier.
‘Is dat een dinosaurus?’ vraagt Meindert.
‘Huh?’
‘Dat is een leguaan. Die leven nog steeds,’ leg ik hem uit, ‘die telt niet.'
‘Ja maar...’
Even zijn we alle drie stil. Walter kijkt teleurgesteld van de foto van zijn plastic leguaan naar ons. Meindert pulkt in zijn neus en haalt een paar keer diep adem. ‘Het moet wel kloppen, Walter. Als een leguaan geen dinosaurus is, kunnen we hem toch niet in ons clubboek opnemen?’ Dan begint Walter te huilen.
Na een week niet met elkaar gesproken te hebben besluiten we de club op te heffen. Walter wil niet meer meedoen en zonder Walter kunnen we niets notuleren. Een paar maanden later verhuis ik met mijn ouders naar een andere wijk in Valkenswaard en word ik overgeplaatst naar Basisschool De Smelen. We spreken elkaar nooit meer.
In 1999 krijg ik met de post een brief van Walter, waarin hij zegt dat een leguaan in een rechte lijn afstamt van de dinosauriërs. Als bijlage stuurt hij een nieuwe foto van zichzelf, met dezelfde plastic leguaan in zijn handen.
Achter op de foto staat: Leguaan, geslacht Brachylophus. Noord-Amerika en Fiji-eilanden. Eet insecten, maar voornamelijk plantendelen.

Leon Hoeijmans, De Valk,
Eérste-elftalfoto; 10+ ontmoetingen
Eerste ontmoeting: maart 1994

Voetbalvereniging De Valk is er een zoals alle andere voetbalverenigingen: de club heeft een hoofdveld met een afgetrapte tribune, een paar zanderige bijvelden, drie overenthousiaste vrijwilligers van de oude garde en een hele rits middelbare scholieren die zich, niet gehinderd door pedagogische en didactische kennis en vaardigheden, ontfermen over de jongste pupillen. Natuurlijk is er ook een Rivaliserende Voetbalvereniging in Valkenswaard, De Bosuilen, maar daarover praten we liever niet. Op zondag speelt het eerste, voor een harde kern supporters van ongeveer honderd man. Soms promoveren ze, dan weer degraderen ze. Elke zondag is er na de wedstrijd nog een flinke nazit in kantine ’t Valkennest en aan het einde van de nazit is de linksbuiten Leon Hoeijmans dronken en scheldt hij óf zijn eigen vrouw, óf de vrouw van de hoofdcoach uit. Het komt niet altijd voor dat hij met lege bierglazen gaat gooien en meestal maakt hij zijn uitspatting op de woensdagavondtraining goed door voor het hele team broodjes kroket mee te nemen uit de friettent waar hij werkt.
Ik ga nooit kijken bij het eerste, maar omdat ik woon in de straat waaraan het hoofdveld ligt, kan ik elke zondag het gejuich, de fluitconcerten en het clublied horen.

Bij Maenen op de Leenderweg
daar staat toch zo’n mooi clubje zeg
en iedereen uit Valkenswaard
die zegt: De Valk, dat is het waard!

Op mijn achtste verjaardag mag ik met vijf vriendjes uit de buurt naar het zwembad. Aan de rand staat een jongetje met het blauw-gele shirtje van De Bosuilen aan. Iemand oppert hem aan te vallen. We bespreken wat we zouden doen met de Bosuil als we hem daadwerkelijk aanvallen. Iemand stelt voor hem op te sluiten. Een ander zegt dat we hem kunnen verdrinken. Ik stel voor een flesje cola over zijn shirt te gooien als hij het heeft uitgedaan om te zwemmen en het bruine vocht er flink in te wrijven.
Een van mijn vriendjes zegt dat we gewoon aardig moeten zijn voor hem. Een Bosuil is ook maar gewoon een mens. Maar, het monster is al in onze hoofden gekropen. Terwijl ik een glas cola over zijn shirt gooi, halen drie van mijn vriendjes samen de Bosuil neer voor hij het water bereikt. Zó hard dat hij met zijn hoofd op de hoek van een plantenbak valt. De jongen bloedt zo erg dat hij naar de EHBO moet.
Een van mijn drie vriendjes is de zoon van Leon Hoeijmans, die ook Leon heet, maar liever Junior genoemd wordt.
De Bosuil heeft niet al te veel overgehouden van onze aanval. Toch moet ik van mijn ouders een dag later bij hem langs om mijn excuses aan te bieden. De Bosuil zegt dat hij Jaap heet. Jaap van Weert. Hij voetbalt zelf niet, maar zijn broer zit in de C1 van De Bosuilen. Hij begrijpt ons wel.
‘Het is oké. Nee echt. Serieus.’
‘Dus eh... Je gaat me niet aanklagen?’
‘Nee. Ik denk het niet.’
‘En je ouders ook niet?’
‘Nee. Ik denk het ook niet.’
‘Oké. Nou. Doei.’
‘Oké. Doei.’

Reinier, haren
Klassenfoto 1994; 10+ ontmoetingen
Eerste ontmoeting: september 1994

In groep vijf van mijn basisschool – ik ben op dat moment acht jaar oud – komt er een nieuw jongetje in onze klas. Hij heet Reinier. Reinier is in het huis op de hoek van onze straat komen wonen, dus zijn ouders hebben met mijn ouders geregeld dat hij elke dag met mij meefietst naar school en weer terug. Reinier is een dik kind, maar zijn ouders houden toch heel veel van hem. Elke dag als we van en naar huis fietsen, moet hij halverwege stoppen om even op adem te komen.
Vanaf de tweede week dat we samen naar school fietsen, begint Reinier op me te schelden tijdens onze adempauze halverwege. Na een maand begint hij erbij te roepen dat ik lelijk ben. Vanaf week negen pakt hij me bij mijn schouder vast en trekt hij een handje haren uit mijn hoofd. Hij zegt dat hij dat grappig vindt en dat ik ook moet laten zien dat ik het grappig vind.
‘Je moet gewoon lachen, lelijkerd, dan is het minder erg!’
Ik denk dat Reinier heel erg ongelukkig is en het nodig heeft zich ten opzichte van iemand te laten gelden. Ik laat hem maar. Het enige wat ik wel vervelend vind is het uittrekken van mijn haren. Dat doet best zeer. Na een halfjaar verhuizen de ouders van Reinier gelukkig weer. Ik zie hem daarna nooit meer.

Luuk Zandinga, millenniumprobleem
Klassenfoto mavo-2; 10+ ontmoetingen
Eerste ontmoeting: september 1998

Luuk Zandinga woont in de wijk achter ons huis. De wijk bestaat volledig uit huizen die ooit door Philips zijn gebouwd voor de werknemers. De vader van Luuk werkt niet bij Philips, maar bij de sigarenfabriek in Valkenswaard. Hij houdt het sigarenproductieproces in de gaten. Luuk is bang voor het millenniumprobleem. Zijn ouders en zusjes zijn dat trouwens ook. In de weken voor oud en nieuw wordt in huize Zandinga elk elektrisch apparaat zorgvuldig in aluminiumfolie verpakt. De week voor de kerstvakantie vraagt Luuk of de computer in ons klaslokaal ook in aluminium verpakt mag worden.
Als onze klassenleraar zegt dat het millenniumprobleem een fabeltje is, gaat Luuk hard krijsen. Een dag later is hij ziek. Pas in februari komt hij weer op school. Thuis, vertelt hij, hebben ze in de eerste week van februari voorzichtig alle apparaten weer uitgepakt. Nu gelooft hij dat het wel weer goed komt, maar hij vertelt dat zijn vader hem heeft uitgelegd dat in 2012 de wereld zal vergaan.

Wendy, Daaf
Klassenfoto 3 mavo; 10+ ontmoetingen
Eerste ontmoeting: augustus 1992

Vanaf groep drie zit ik in de klas bij Wendy van Loon. Wendy is het meisje met de liefste stem en uiteindelijk de grootste borsten van groep acht. Ze woont in de Bosstraat, een paar honderd meter bij ons vandaan. Het komt best vaak voor dat ik haar verderop zie lopen als ik onderweg ben naar school. Altijd hand in hand met Jennifer, die naast haar woont. Als ik achter ze aan loop stel ik me vaak voor dat er een universum is waar Jennifer niet bestaat. Dan zou alleen de tijd – de paar minuten afstand die tussen mij en Wendy zit – ervoor zorgen dat wij niet samen hand in hand lopen. Kun je nagaan, denk ik dan steeds. Er is maar één factor die tussen mij en Wendy in staat. Maar één! Dan doe je het als twaalfjarige jongen die nog niet eens in de groeispurt is toch niet slecht: het hadden er zoveel meer kunnen zijn.

 

© Martijn Neggers 2016  

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum