Leesfragment: De terugkeerling

01 januari 2016 , door Patrick Pouw
|

5 januari verscheen Patrick Pouws debuutroman De terugkeerling. Wij brengen een fragment. In samenwerking met Recensieweb.nl richten we iedere maand de schijnwerpers op literaire debuten. In januari vindt u op deze site, naast een fragment uit de roman van Patrick Pouw, voorpublicaties uit de romans van Jaap Bos, Judith Eykelenboom, Jerry Hormone, Vincent van Meenen, Erik Rozing en Lize Spit.

De terugkeerling is het verhaal van de tot de islam bekeerde Bilal van Wijk. Geboren als Pjotr in Nieuwegein, is Bilal bezeten door één gedachte: 10 jaar na de moord op Theo van Gogh in de voetsporen treden van diens moordenaar Mohammed B.

Dit is ook het verhaal van Mohammed el Amrani, die opgroeit in Kanaleneiland. Enkele weken voor 9/11 weet hij het betonnen getto dat hij zo haat te ontvluchten om in Manchester literatuur te gaan studeren. Na de moord op Van Gogh keert hij terug naar Nederland om voor de AIVD moslims te schaduwen. Dat voert hem - bitter en teleurgesteld - terug naar de wijk waar hij opgroeide. Daar wordt hij geconfronteerd met een onverwerkt verleden.

De terugkeerling is een rauwe, explosieve roman over identiteit. 'Als de mensen om je heen je beschouwen als moslim, dan is het heel lastig. Ze blijven je erop aanspreken, snap je?'

Mo

De kater valt mee. Een beetje wollig gevoel in het hoofd, een licht randje boven zijn linker wenkbrauw, een opgezwollen gevoel in zijn maag – dat is het wel. Een fijne bonus van steeds meer drinken: je kunt meer hebben.
Van Gierst lijkt het niet te merken, dat gezuip. Arrogant tot op het bot en vooral: plaat voor z’n kop. Die gast is zó naar buiten gekeerd: dáár zit de vijand, of het nu de politiek, de pers of een terrorist is. Wat zich in zijn directe nabijheid afspeelt? Hij heeft geen idee. Waarschijnlijk zou hij het niet eens merken als Mo tijdens een teamvergadering zijn lul uit zijn broek zou halen om een van de foto’s met ‘in de gaten te houden subjecten’ aan de muur van het vergaderhok eens duchtig te swaffelen.
Hij draait het raampje van zijn Golf naar beneden. Steekt een sigaret op.
Gadverdamme, Van Gierst. Wat heeft hij géén zin om die gast te zien vandaag. Ook omdat zijn leidinggevende een gedetailleerd observatierapport verwacht (dat er natuurlijk niet is, hij had gisteravond wel wat beters te doen), maar vooral omdat hij vandaag nog minder dan normaal trek heeft in de stupide opmerkingen, het getreiter, de stompzinnige humor en het ge-Mohammed van Dennis van fucking Gierst.
Vandaag is zijn – toch wel ietwat brakke – hoofd bij Melissa, en vooral bij haar vader, dokter Van Buuren.
Hij gooit zijn peuk door het open raampje naar buiten. Gisteravond was hij nog van plan zich ziek te melden, wat hij eigenlijk nooit doet, dus hij zou er zeker mee wegkomen. Maar vanochtend bedacht hij dat de vader van Melissa met wat hulp van de computer in Zoetermeer waarschijnlijk in no-time gevonden is. Sneller dan thuis in ieder geval.
Bovendien kan hij in Zoetermeer een beroep doen op nerd Nick, die ze misschien wat beter hadden moeten screenen voor ze hem aannamen, want de voormalig hacker en privacygoeroe ontpopte zich – eenmaal werkzaam voor De Dienst – al snel tot een wandelend lek. Intern althans: als je hem een beetje aandacht geeft, regelt hij alles voor je.
Guilty as charged, hij heeft menig nietszeggend observatierapportje opgeklooid met wat extra info van Nick, waardoor het nog heel wat lijkt. In de ogen van Van Gierst dan, want die is al snel tevreden als hij maar veel lettertjes voorgeschoteld krijgt.
Hij is al op weg naar de parkeerplaats voor medewerkers als het blauwe straatnaambordje met ‘Europaweg’ hem op een bizarre gedachte brengt: zonder die hele geschiedenis die begon op de Utrechtse Europalaan was hij nooit medewerker geworden van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, die sinds een paar jaar kantoor houdt aan de Zoetermeerse Europaweg.
Nooit eerder opgemerkt. Een gelovige zou er de hand van God in zien.

Bij de koffieautomaat staat Dennis te kletsen met El Kaddouri. Dan maar geen koffie.
Aanvankelijk leek het wel een goeie, die Youssef. Hij had oog voor wat mis is in de moslimgemeenschap, en hij had daar scherpe opvattingen over. Ze konden praten in het begin. Dronken samen zelfs weleens een borrel, wat hij verder eigenlijk alleen met Johan doet. Maar meer en meer raakt Mo ervan overtuigd dat El Kaddouri een ordinaire carrièretijger is. Zijn fanatisme en toewijding lijken onoprecht, zijn bezorgdheid over radicalisering is nep: hij is vooral bezig zijn superieuren tevreden te stellen, en zich zodoende omhoog te werken.
Dat verwijt kreeg hijzelf ook in het begin – natuurlijk is hij dat niet vergeten. Johan noemde hem, na een zoveelste biertje tijdens een maandagavondborrel (‘Waarom wachten tot vrijdag’: hun drinkmotto) zelfs een keer ‘starfuckertje’. Toen hij hem vroeg wat hij daar in godsnaam mee bedoelde, antwoordde Johan alleen maar dat hij ‘omhoogneuken niet sexy vindt’.
Hij heeft het Johan nooit kwalijk genomen. Die begreep – hoe kon hij ook? – simpelweg niet dat Mo’s fanatisme, bevlogenheid, en monomane werkdrift in die tijd voortkwamen uit iets anders; die werden niet gevoed door het verlangen superieuren tevreden te stellen, nee, hij had destijds een andere, veel persoonlijker missie. Noem het jeugdige overmoed. Hij wilde het goedmaken. Herstellen wat de anderen kapot hadden gemaakt.
Hoe heeft hij ooit zo naïef kunnen zijn?
Hij heeft de neiging weer naar buiten te lopen om nog een sigaret op te steken voor hij de vergadering in gaat. Maar dan moet hij weer langs de koffieautomaat, dus loopt hij meteen door naar het vergaderhok op de tweede verdieping.
Het hok is nog leeg, en hij moet moeite doen om niet het whiteboard van Van Gierst vol te kalken met obscene teksten, maar hij weet zich in te houden. Hij gaat zitten, sluit zijn ogen. Johan is er niet bij vanochtend, die mag zijn roes uitslapen na zijn dienst van gisteravond dus het belooft een trial te worden.

‘Goedemorgen, Mohammed. Nog niet volledig uitgeslapen, zie ik?’
Hij opent langzaam zijn ogen. Zwijgt.
‘Benieuwd naar je observaties van gister, kerel.’
‘Ik zei toch al dat hij zich niet liet zien?’
‘Ja, maar je had toen nog een paar uur te gaan, niet?’
Van Gierst draait zich om, loopt naar het whiteboard, pakt een stift, en schrijft in een kleuterhandschrift langzaam ‘Rachid Alaoui’ in rode letters op het bord.
‘Je bent netjes op tijd, trouwens, Mohammed,’ zegt hij, terwijl hij twee dikke strepen onder de naam zet. ‘Keurig, hoor.’
Mo krult zijn tenen in zijn All Stars, spant zijn bovenbenen, en bijt zijn kaken stevig op elkaar. Dragelijk maakt dat het niet, maar het verdooft de haat die hij voelt – een beetje dan.
Nadat zijn leidinggevende achter zijn opengeklapte Mac is gaan zitten, komen de andere teamleden een voor een binnenlopen. El Kaddouri blijft gelukkig uit zijn buurt; die gaat natuurlijk zo dicht mogelijk bij de chef zitten, hopend op een aai over zijn Noord-Afrikaanse krullenkop. Hij heeft vandaag weer eens zijn trouwkostuum uit de kast getrokken. Op de vouwen in z’n broek heeft z’n bruidje vanochtend vroeg waarschijnlijk uren staan zwoegen, want haar hubby moet er representatief bij lopen. Ook al zo’n ambitieus type, die Yasmina. Die ene keer dat hij haar zag, tijdens de bruiloft waarvoor hij tot zijn eigen verbazing was uitgenodigd (hij en Youssef gingen al niet meer zo lekker), lulde ze de oren van zijn kop. Ze blééf maar doormekkeren over haar werk op het ministerie, hoe belangrijk het allemaal niet was wat ze daar uitvrat, hoe trots ze was op Youssefs werk voor De Dienst, en hoe goed het was Mo eindelijk te ontmoeten, want ze had van haar man zóveel over hem gehoord, want hoelang werkte hij al niet…
Hij walgde van haar ‘wij succesvolle Marokkanen’-toontje. Gelukkig werd er drank geschonken. Er waren immers ook Nederlandse gasten, niet-moslims, die het bruidspaar tevreden moest houden.
Youssef en Yasmina raakten zelf natuurlijk geen druppel aan: wat zou de familie wel niet moeten denken? De vader van Yasmina – die erg zijn best deed om er als een middeleeuwse moefti uit te zien – gaf hem het boze oog toen hij, waarschijnlijk niet meer geheel steady, met zijn zoveelste witte wijn terugkwam van de bar.
Ooit was die droogkloot vanuit Marokko naar Nederland gekomen, en reken maar dat hij vóór hij z’n eigen bruidje over liet komen flink genoot van alles wat Nederland hem te bieden had. Er waren weinig mannen van de eerste generatie die durfden te erkennen dat veel van hen in die jaren zopen als tempeliers en elk blondje pakten dat zich liet pakken. En dat waren er nogal wat, want Marokkanen waren toen nog exotisch, dus in trek. De moefti’s van nu waren toen ze aankwamen in Nederland een soort Italianen, maar dan zonder kapsones, en met slechtere schoenen. Ze hadden een nieuw leven kunnen opbouwen, maar ze lieten uiteindelijk allemaal een Berberbruidje overkomen; ze importeerden wat ze achter zich hadden gelaten, omdat ze uiteindelijk het nieuwe, het onbekende niet durfden omarmen.
Helemaal mis ging het met het gros van die mannen na hun ontslag bij de fabrieken waar ze werkten, of na hun arbeidsongeschiktheid door het zware werk in diezelfde fabrieken. Werkeloos werd de moskee hun nieuwe huis, want thuis waren ze niet graag: daar maakte dat in razend tempo oud en dik geworden bruidje inmiddels de dienst uit. En dan waren er ook ook nog al die zonen en dochters die de krappe flats waarin ze woonden nog krapper maakten; je kreeg er amper lucht.

‘Is deze stoel nog vrij, schoonheid?’ Mo kan een glimlach niet onderdrukken, hoe chagrijnig hij ook is.
‘Ga zitten, stinkerd,’ zegt hij tegen Barry. Goeie gast. Volksjongen, Amsterdam-Noord, and proud of it. Moddervet, en misschien daarom wel zo’n goeie in z’n vak: niemand verwacht achtervolgd of geobserveerd te worden door een zompige beer. Radicalo’s al helemaal niet, die zijn zo fucking ijdel dat ze denken dat ze in de gaten worden gehouden door James Bondachtige fi guren, die hen in maatkostuums vanuit snelle bolides schaduwen.
Terwijl Van Gierst opstaat om nog een extra rode streep onder ‘Rachid Alaoui’ te zetten, wringt Barry zich in zijn stoel. Het past altijd maar net.
‘Fisherman’s Friend?’ fluistert hij als hij eenmaal zit.
Mo houdt zijn vlakke hand onder het gele zakje, en neemt zich voor vandaag zijn best te doen, en voor de verandering eens te luisteren naar de woordenstroom van zijn leidinggevende, vooral omdat dat het waarschijnlijk makkelijker maakt om vanmiddag ongezien weg te sneaken.

 

© Patrick Pouw, 2016
© Lebowski Publishers, Amsterdam 2016

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum