Leesfragment: Een land zonder grenzen. Een Israëlische schrijver reist door de bezette gebieden

03 september 2016 , door Nir Baram
| | | |

Op 8 september verschijnt Een land zonder grenzen van Nir Baram (Haerets meëver leharim, vertaald door Sylvie Hoyinck), lees bij ons nu alvast het voorwoord.

In een verlangen stemmen te horen die normaal gesproken niet snel de reguliere media halen reist schrijver Nir Baram een jaar lang langs de grens tussen Israël en Palestina. Of hij nu een kibboets bezoekt op de rand van de Gazastrook, verblijft in een buitenpost van kolonisten, een wandeling door Oost-Jeruzalem maakt of bij een vluchtelingenkamp met 30.000 Palestijnen langsgaat: zonder oordeel brengt hij in kaart wat de gevoelens en meningen in de regio zijn. Hij spreekt met kolonisten, politici, activisten, ex-gevangenen en soldaten, met bewoners die geboren zijn nadat de bezetting is begonnen en met degenen die zich Israël van voor 1967 herinneren. Zijn reportage toont de realiteit van het dagelijks leven in een conflictgebied en weerspiegelt de complexe politieke situatie ten tijde van spanningen, oorlog en verkiezingen.

 

Voorwoord

Ik begon deze reis om erachter te komen hoe het land waar ik al mijn hele leven woon en waar ik de rest van mijn leven zal blijven wonen (althans, zoals de plannen er momenteel uitzien), er echt uitziet.
Van kinds af aan worden we gebombardeerd met beelden, kaarten en artikelen over het Israëlisch-Palestijnse conflict. We horen over ongelijkheid, over doden, over onrecht in Djenien, Ramalla of bij het checkpoint Qalandia, en meestal zijn we geschokt. Soms lijkt het erop dat het grootste deel van ons politieke leven in shock voorbijgaat. Maar de afgelopen jaren lijken de Israëli's moe te zijn van de schok die vergezeld gaat van hulpeloosheid - en misschien wel moe zijn van de schok vanwege die hulpeloosheid - en niet langer in de Palestijnen geïnteresseerd te zijn. De meeste Israëli's, en misschien ook de meeste mensen in de wereld, zijn tot de slotsom gekomen dat er geen kans bestaat om het conflict op te lossen.
In de afgelopen jaren zijn de shock, apathie en wanhoop oud nieuws in het publieke debat in Israël en in de wereld. Het lijkt alsof alles al is gezegd. Maar het verbazingwekkende in dit alles is de manier waarop de overgrote meerderheid van de Israëli's (en de mensen in de wereld) over het conflict praten sinds ze oud genoeg zijn om een eigen mening te hebben, en ondertussen geen flauw idee hebben hoe het leven op de Westelijke Jordaanoever, het gebied dat de kern van het geschil vormt, er uitziet. De meesten zijn er nog nooit geweest, sommigen zijn er tijdens hun dienstplicht in het IDL geweest en dat was lang geleden. Het lijkt erop dat we het over een theoretische plaats hebben, onduidelijk, een schets in onze politieke verbeelding, precies zoals gebeurt met de plaatsen waar burgeroorlogen woeden in Syrië of in Congo.
Wat in de afgelopen jaren duidelijk is geworden, is dat maar weinigen van ons vandaag de dag een uitgebreid of volledig beeld hebben van de Westelijke Jordaanoever en de Groene Lijn. Daarom ben ik deze reis begonnen. Om de verhouding tussen mijn politieke opvattingen en de realiteit op de Westelijke Jordaanoever echt en zo integer mogelijk te onderzoeken. Ik werd moe van de besprekingen in cafés of conferenties op universiteiten of in Genève, waar men het over de bezetting had, zonder dat iemand er echt wist waar de Groene Lijn loopt. Hoe een vluchtelingenkamp er tegenwoordig uitziet. Hoeveel mensen er in voorposten in Sjomron wonen. Waar de scheidingsmuur door Bethlehem loopt. In het jaar dat ik de Westelijke Jordaanoever bezocht, kwam ik iedere keer terug naar Tel Aviv en vertelde ik mijn vrienden hier en in de wereld wat ik gezien had. De reacties die ik kreeg varieerden van verbijstering tot ongeloof: bestaan er echt wijken zoals Ras Khamis, waar Israëlische burgers aan de Palestijnse kant van de muur wonen? Zijn er echt allerlei obscure, vloeibare, wetteloze plekken, zonder duidelijke gemeentelijke of landelijke controle? Zijn de nederzettingen echt helemaal verspreid over de Westelijke Jordaanoever en niet alleen in de nederzettingenclusters? Reizen de Palestijnen en de kolonisten over dezelfde wegen en staan ze in dezelfde files? Zijn er zo veel seculiere kolonisten? Gaandeweg besefte ik dat er tussen het Israël dat ik ken en de Westelijke Jordaanoever niet alleen checkpoints als Qalandia bestaan - er bestaat vooral een barriere in het bewustzijn, die steeds concreter wordt.
Ik ben opgegroeid in het Israël van de jaren tachtig, in de jaren dat honderdduizenden Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever iedere dag naar Israël kwamen, en door de straten van Jeruzalem, Tel Aviv, Haifa en andere steden liepen. Sinds de Oslo-akkoorden, of nauwkeuriger gezegd, sinds het uitbreken van de tweede intifada en de bouw van de muur is de scheiding tussen de Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever en de Israëli's rigide en geprogrammeerd geworden; de Palestijnen lijken uit onze straten te zijn verdwenen en de meeste Israëli's zijn nog nooit voorbij de Groene Lijn geweest. En zo kan het dat de Joodse jongens van achttien die ik sprak, nog nooit van hun leven een Palestijn hebben ontmoet, niet een, en dat de Palestijnen van diezelfde leeftijd me met verbazing aankeken toen ze me zagen: de eerste Jood in hun leven. Maar zelfs oudere Israëli's die ooit Palestijnen kenden uit de Westelijke Jordaanoever, zelfs met hen samenleefden, hebben ook al vele jaren geen Palestijnen gezien. In de praktijk is de Westelijke Jordaanoever in de ogen van de meeste Israëli's een gebied geworden dat ergens uit het zicht, voorbij de hoge bergen ligt. Ze weten dat er daar bepaalde dingen gebeuren, soms bespreken ze de bezetting en de nederzettingen, maar ze hebben geen idee hoe de Westelijke Jordaanoever er tegenwoordig uitziet, of hoe de mensen daar leven. De meeste Israëli's houden een politieke discussie over de bezetting met in hun hoofd de kaart zoals die er in 1995 of 2004 uitzag, zonder enig werkelijk verband met de werkelijkheid zoals die in de regio bestaat, en het onvermijdelijke resultaat is dat het publieke discours in Israël doordrenkt is van zombietermen, dat wil zeggen: termen die in het politieke debat en in de media bestaan, maar die - als je over de wegen van de Westelijke Jordaanoever reist, de nederzettingen en de vluchtelingenkampen bezoekt of bij de checkpoints staat - op de koude grond geen enkele relevantie hebben. Het is moeilijk om te praten over een oplossing wanneer je geen idee hebt hoe de plaats waarover je spreekt eruitziet.
Het gebied is zonder twijfel een belangrijk onderwerp. Maar hoe zit het met de mensen die er wonen? We spreken namens mensen, we weten wat de politieke doelstellingen van de Palestijnen zijn, zonder hun standpunten of de verschillende stromingen in de Palestijnse samenleving te kennen; we denken dat de kolonisten de geboden van extremistische rabbijnen reciteren omdat we hen op de televisie hebben gezien, en dat mensen als Aboe Mazen, Hamasleiders of kolonistenleiders - het zijn uiteindelijk maar enkele tientallen gezichten - de miljoenen mensen die op de Westelijke Jordaanoever wonen echt vertegenwoordigen. Meestal citeren we mensen die onze gedachten bevestigen of we herhalen wat vage personages die we niet hebben ontmoet maar die de stereotypen symboliseren waarmee wij gemakkelijk kunnen omgaan, gezegd hebben.
Op deze reis, het hele afgelopen jaar, heb ik honderden mensen gesproken, Joden en Arabieren, uit alle klassen en van alle politieke kleuren. Ik luisterde naar hen, stelde vragen, vroeg of ze hun leven, ambities en doelen voor de toekomst wilden beschrijven. Ik sprak ze thuis, op het werk, bij het checkpoint, op straat, in hun natuurlijke omgeving en probeerde hun nood van veraf te herkennen. Soms luisterde ik naar mensen die ik altijd zag als politieke vijanden - Hamasleden of inwoners van de buitenposten - en ik leerde hun verhaal kennen, kwam te weten waar ze in geloven en wat hun ideeën voor de toekomst zijn. Gaandeweg realiseerde ik me dat de vertrouwde scheiding in voor- en tegenstanders van vrede te simplistisch en onzinnig is. In feite is de complexe realiteit die op de Westelijke Jordaanoever bestaat niet te begrijpen door een antwoord te geven op de vraag: twee staten, ja of nee? Deze realiteit is opgebouwd uit diverse percepties van tijd en ruimte, uit een afwijkende opvatting over belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis, uit tegenstrijdige religieuze overtuigingen, uit de angst voor de ander, uit dagelijkse gewoonten, uit nood en uit ideologische principes. Luisteren naar mensen helpt om een complexer beeld van de wereld te vormen, soms vol tegenstellingen, en het maakt het mogelijk om in een minder vast patroon over de toekomst te praten, verschillende ideeën echt te onderzoeken en vooral het verband te doorgronden tussen je eigen politieke opvattingen en de realiteit die je in het veld vindt. Natuurlijk heb ik momenten gehad waarop ik voelde dat mijn politieke standpunten op hun grondvesten schudden en dat ikzelf niet gespeend ben van fixaties.'Je moet leren naar de aarde te luisteren,' zei een jonge Palestijn uit vluchtelingenkamp Balata, 'en dan bedoel ik écht luisteren.' Naar de aarde luisteren. Ik peinsde over zijn woorden. In zijn fascinerende boek Palestinian Walks: Forays into a Vanishing Landscape citeert advocaat en Palestijns schrijver Raja Shehadeh het werk Notes of a Journey from Cornhill to Grand Cairo van William Makepeace Thackeray, die door de rumoerige landschappen van de Westelijke Jordaanoever van de eerste helft van de negentiende eeuw zwierf. 'Fear and blood, crime and punishment, follow from page to page in frightful succession. There is not a spot at which you look, but some violent deed has been done there: some massacre has been committed, some victim has been murdered, some idol has been worshipped with bloody and dreadful rites.'
Wat Thackeray toen schreef, is tweehonderd jaar later nog steeds waar: op de Westelijke Jordaanoever omhult het verleden alle landschappen, het schittert van elke heuvel, wurmt zich in elke zin, navigeert in iedere gedachte en schetst steeds beelden in je bewustzijn (en soms zijn die onbegrijpelijk). Terwijl het probleem dat me tot deze reis bracht, eigenlijk de toekomst was. In Israël wordt voortdurend gewezen op de twijfels over de toekomst van ons bestaan. Cynisme, ontwijkende vragen, bijbelse cliches en horrorprojecties kenmerken het publieke en ook het privédebat over de toekomst, en dat is niet toevallig. In Israël leven mensen uit het politieke linker- en rechterkamp zonder een duidelijk beeld te hebben over de toekomst, ze hebben eigenlijk niet eens een vaag beeld, terwijl de toekomstige apocalyps in hun achterhoofd soms sterk op de voorgrond treedt en zich soms tijdelijk terugtrekt. Het lijkt erop dat niemand zich echt kan voorstellen hoe de toekomst van 2040 of van 2060 eruitziet. De meeste mensen hebben niet eens een oplossing voor deze simpele vraag: Wat zijn de grenzen van het land waar ze wonen en wat voor soort land moet dit eigenlijk zijn?
De meesten van mijn vrienden, ook de meest pessimistische en sceptische, zijn in de afgelopen jaren vaders en moeders geworden. De meesten hebben kinderen op de wereld gezet in een land waarvan we helemaal niet zeker weten of het in de toekomst nog zal bestaan, zeker in zijn huidige vorm. En desondanks houden de meesten een dagelijkse routine aan alsof er geen twijfel over het voortbestaan van Israël is: ze kopen appartementen, leiden zakelijke ondernemingen en sparen voor de opleiding van hun vijfjarige dochter. Het lijkt of er een rare discrepantie wordt gecreëerd tussen de pessimistische politieke opvattingen van de meeste Israëli's en hun dagelijks leven; ze doen alsof alles blijft zoals het is, alsof dit heden eindeloos zal zijn. 'En de jaren werden afgevlakt en samengeperst en waren sneller dan wij', zoals de dichter Israël Pinkas schreef. 'Maar we gedroegen ons alsof we "onsterfelijken" waren en alsof er overal tijd voor was.'
Deze kloof tussen de sombere politieke toekomst en ons leven, dat zich schijnbaar in haar schaduw afspeelt, maar haar in feite ontkent, stoorde me. Ik bleef maar aan mijn vrienden, politieke medestanders en rivalen vragen: Hoe zal onze toekomst eruitzien? Wat voor land wordt dit? Hoeveel landen? Welke landen? Welke wetten zullen er gelden? Misschien willen jullie je nu samen een voorstelling maken van de toekomst? Geleidelijk aan realiseerde ik me dat we niet willen praten over de politieke toekomst van Israël, we zijn tevreden met algemene opmerkingen of vage voorspellingen doorspekt met zwarte humor; in de afgelopen jaren is er een collectieve onderdrukking van de toekomst ontstaan.
Op mijn reis ben ik uiteraard niet naar de toekomst gegaan. Maar overal waar ik was, heb ik ernaar gevraagd, heb ik naar oplossingen gevraagd, naar ideeën, wilde ik dat mensen hun plannen ontvouwden, grenzen trokken, de gevolgen van hun visie onder ogen zagen, en als ze geen visie hadden, heb ik ze gevraagd erover na te denken en gezegd dat we er binnenkort weer over zouden praten. Ik vroeg naar grenzen, burgerschap, identiteit, ik vroeg naar 2040 en 2060. Ik was vast van plan om de Joden en de Arabieren die op de Westelijke Jordaanoever leven de vraag voor te leggen die mij de laatste jaren het meeste kwelt, de meest doorslaggevende vraag die er is: hoe zal onze toekomst hier eruitzien?
Ik heb geen tijd verspild met gekibbel over oude geschiedenislessen; soms wilde ik mensen naar de grenzen van hun redenering leiden, hun politieke visie toetsen aan de stenen van de realiteit. Deze reis gaf me de kans om oog in oog te komen met die vormeloze demon die ons wacht in de toekomst. Schrijvers vermengen gefluister, herinneringen, angsten en dromen in ons bewustzijn en maken 'van demonen een verhaal', maar in deze politieke reis wilde ik van de demon een zo helder mogelijk politiek model maken, of eigenlijk verschillende modellen die gaan over het verleden, het heden en de toekomst. Dit punt is cruciaal: ieder politiek model in Israël moet omgaan met het verleden, het heden en de toekomst, en de meeste bekende modellen gaan niet over alle drie, of ze creëren een nieuw verleden op basis van hun opvattingen en bepalen dat alles is begonnen toen Israël in 1967 de Westelijke Jordaanoever bezette.

***

Aan het eind van mijn reis werd me gevraagd of ik nu optimistischer of wanhopiger ben. Eerlijk gezegd weet ik dat niet precies. Misschien moet ik me ontnuchterd voelen, en tot op zekere hoogte voel ik me inderdaad zo, maar niet altijd. Ik heb tenslotte op deze reis veel wanhopigmakende dingen gezien, ik ben erachter gekomen hoe complex en vertakt het systeem van de bezetting is - een doolhof waarin je gedoemd bent de weg kwijt te raken en waardoor wij tot een samenleving van cipiers zijn geworden - maar ik heb ook mensen ontmoet die me hoop gaven of zelfs inspireerden, en ik heb nieuwe ideeën gehoord. Uiteindelijk denk ik dat de strijd om de politieke ruimte waarin Joden en Arabieren met gelijke rechten leven, nog lang niet voorbij is. Uit de twintigste eeuw kan een ding zeker geleerd worden: enorme veranderingen die niemand zich kon voorstellen, hebben ineens plaatsgevonden, soms in een oogwenk. Er bestaat geen hoogste order die zegt dat de oorlog hier geen eind heeft. Ik geloof nog steeds dat we niet genoeg hebben gedaan, we hebben niet genoeg politieke moed laten zien, nieuwe ideeen niet echt verkend, en dat alles kan veranderen. In tegenstelling tot wat ik op deze reis vaak gehoord heb, moet ik geloven dat het lot van de mensen die hier wonen daar nog steeds van afhankelijk is, en dat we nog tijd hebben.

 

Copyright © 2015 Nir Baram
Copyright Nederlandse vertaling © 2016 Sylvie Hoyinck

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum