Leesfragment: Het boek tegen de dood

24 april 2016 , door Elias Canetti
| |

3 mei verschijnt in de reeks Privédomein Elias Canetti's Het boek tegen de dood, met een nawoord van Peter von Matt, vertaald door Ria van Hengel. Wij publiceren voor uit het hoofdstuk ‘Dodenboek’ uit Canetti’s map Totenbuch, de opening van de uitgave.

Een groot aantal teksten in Elias Canetti’s omvangrijke nalatenschap (meer dan tienduizend handgeschreven bladzijden) staat in het teken van een levenslange obsessie: de dood. Dit boek, dat hij zelf niet heeft kunnen voltooien, geeft een zeer compleet beeld van zijn denken over dit thema.

Canetti, die zichzelf als ‘doodsvijand’ typeerde, ondernam talrijke pogingen om de dood met zijn antropologische methode te omsingelen. Hij las schrijvers, filosofen en wetenschappers, verzamelde sprookjes, mythen en riten en deed nauwgezet verslag van zijn streven om grip te krijgen op het ongrijpbare. Centraal staat deze overtuiging: we leven naar de dood toe, en juist daarom mogen we hem niet accepteren. Want wie ja zegt tegen de dood, opent de deur voor oorlog en moord. Deze notities, grotendeels niet eerder gepubliceerd, tonen Canetti op zijn best: vitaal, polemisch, poëtisch, aforistisch en ironisch. Een weergaloze meditatie over de schaduwzijde van het leven, door samensteller Peter von Matt voorzien van een verhelderend nawoord.

 

Dodenboek

Sterrenkerkhoven

Het begint ermee dat men de doden telt. Iedereen zou door zijn dood de enige moeten worden, zoals God. Eén dode en nog één, dat zijn niet twee doden. Beter zouden de levenden geteld kunnen worden, en hoe funest zijn díé getallen al niet.
Hele steden en landschappen kunnen rouwen alsof al hun mannen zijn omgekomen, al hun zonen en vaders. Maar zolang er 11.370 zijn omgekomen, zullen ze er altijd naar blijven streven het miljoen vol te maken.

Mieren en de dood

De mier weet ook niets van epidemieën en van al die ziekten van ons. Je merkt het niet als hij dood is, zo gemakkelijk kan hij weer opstaan. Miss Fielde heeft wat dat betreft tamelijk wrede maar overtuigende proeven gedaan. Van de zeven mieren die zij acht dagen onder water had gezet, kwamen er vier weer tot leven. Andere mieren liet zij vasten, waarbij ze hun niets anders gaf dan een beetje water op een gesteriliseerde spons. Negen Formica subsericea hielden dat zeventig tot honderdzes dagen uit. Bij al die proefdieren werden toch maar drie gevallen van kannibalisme aangetroffen; en op de 20ste, 35ste, 62ste en 70ste vastendag slaagden nog enkele halfverhongerde mieren erin hun makkers wier toestand duidelijk hopeloos was een druppeltje honing aan te reiken. De mieren kunnen alleen niet goed tegen kou. Dood gaan ze er niet aan, maar ze vallen zo in slaap dat ze in een toestand van verstarring terechtkomen die economisch heel praktisch is en waarin ze rustig de terugkeer van de zon afwachten.

Het kennen van de dood schijnt de meest ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid te zijn. Het is erkenning van de dood geworden. Het opzettelijke doden onderling is pas mogelijk als men weet dat een dode tot op zekere hoogte dood is.

Het verdwijnen, het plotselinge en geheime weggenomen worden van grote en heilige mensen, omdat ze niet gestorven mogen zijn.

Jarenman, een weldoener

Je eigen jaren als aflossing voor de anderen. Iemand geeft mensen die hij waardevol acht enkele van zijn eigen jaren, om hun leven te verlengen. Hem is een lang bestaan voorspeld; hij weet dat hij zijn honderdste verjaardag zou bereiken. Dan besluit hij om er met behulp van reizen en grondig onderzoek achter te komen wie zijn jaren nodig heeft. Hij deelt ze heel weloverwogen uit, nooit te veel, nooit te weinig; het is een vermoeiend beroep. In de tijd die hij voor zijn eigen leven overhoudt, moet hij zorgen dat er optimaal van zijn offer gebruik wordt gemaakt.
De mare van zijn wonderlijke handel verspreidt zich al snel. Hij valt in handen van speculanten die aan zijn jaren willen verdienen. Ze moeten hem overtuigen van de levenswaarde, de algemene betekenis, het nut van hun cliënten, maar in werkelijkheid zijn dat stokoude belachelijke vrouwtjes, met veel geld en nog meer verlangen naar nog een paar belachelijke jaartjes erbij. De speculanten produceren dus waardevolle mensen, want die weldoener, een zuiver mens, gaat het helemaal niet om geld. Het beperkte aantal jaren van zijn leven maakt die jaren steeds kostbaarder; hoe minder er overblijven, des te meer mensen dringen op om ervan te genieten. Er ontstaan een soort heimelijke aandelen die van hand tot hand gaan en waanzinnige koersen bereiken. Degenen die al jaren hadden ontvangen voordat het speculeren begon, worden opgespoord en op allerlei manieren aangezet hun rechten van de hand te doen. Jaren worden versnipperd tot maanden en tot weken. Zij die hun rechten door koop hebben verkregen, vormen een vennootschap met een bestuur en verkiezingen. Die moet voornamelijk het moment in de gaten houden dat de weldoener het allang vastgestelde eindpunt van zijn leven bereikt. Vanaf dat moment is het van hen.

On the night following the 14th Sha’bán (the eighth month of the Muslim year) special services are hold in all mosques. The traditional reason is that ‘on this night the lote-tree of Paradise, on the leaves of which are inscribed the names of all living persons, is shaken, and the leaf of any mortal who is predestined to die during the ensuing year falls withering to the ground’. [Ibn Battuta]

[In de nacht na 14 Sha’abaan (de achtste maand van het islamitisch jaar) worden in alle moskeeën speciale diensten gehouden. De traditionele reden is dat ‘in die nacht de lotusboom in het paradijs, die de namen van alle levende mensen op zijn bladeren heeft staan, wordt geschud, en het blad van de sterveling van wie bepaald is dat hij het volgende jaar zal sterven, valt verdorrend op de grond’.]

Hij heeft de neiging alles op het meest verkeerde moment te doen; een troosteloze wanorde in de tijd, alsof hij niet kan accepteren dat de tijd onomkeerbaar is. Als hij de dingen in hun juiste volgorde doet, is hij bang dat hij de dood, waar al die volgordes naartoe leiden, erkent.

Chinese Seamen ‘Reincarnated’

Fifty-four Chinese seamen, threatened with deportation from Canada for refusing to go to sea again after they had been torpedoed, claimed that they were Canadians by reincarnation. They said that they died in the Atlantic after their ship was torpedoed and were reincarnated in a Canadian vessel which picked them up. The Canadian authorities disagreed with this doctrine and the Chinese must go to sea again.

[Chinese matrozen ‘wedergeboren’

Vierenvijftig Chinese matrozen, bedreigd met deportatie uit Canada omdat ze weigerden weer uit te varen na getorpedeerd te zijn, beweerden dat ze waren wedergeboren als Canadezen. Ze zeiden dat ze na de torpedoaanval in de Atlantische Oceaan waren gestorven en dat ze waren gereïncarneerd op een Canadees schip dat hen had opgepikt. De Canadese autoriteiten wezen deze leer af en de Chinezen moesten de zee weer op.]

‘Certainly animals are conscious of a very real uneasiness in the presence of the death of one of their own kind. None of them, however, make any pretence of burying their dead ceremonially. The first recorded examples of the latter come from the age of the so-called Neanderthal men, some fifty to one hundred thousand years B.C.’

[‘Het is zeker dat dieren een heel reeel onbehagen voelen bij de dood van een soortgenoot. Maar geen enkele diersoort probeert zijn doden plechtig te begraven. De eerste overgeleverde voorbeelden daarvan komen uit de tijd van de zogenaamde neanderthalers, zo’n vijftig. tot honderdduizend jaar v.C.’]

De laatste woorden van Antoinette Bourignon (1680)

‘Als ik sterf, dan sterf ik tegen Gods wil.’

Le soleil ni la mort ne se peuvent regarder fixement.

La Rochefoucauld

[Noch de zon noch de dood kunnen wij recht in de ogen kijken.]

August 26, 1942, Stalingrad

The last day’s fighting has been largely hand-to-hand with tommy-guns and bayonets. The dead are so thick upon the ground that there has been no time to bury even a tenth of them.
Front reports have described how the German armies solved this problem by the use of field incineration, in appearance not unlike large camp cookers.

[26 augustus, 1942, Stalingrad

Gisteren waren er voornamelijk man-tegen-mangevechten, met pistoolmitrailleurs en bajonetten. De grond is zo bezaaid met lijken dat er geen tijd is geweest om ook maar een tiende van hen te begraven.
Volgens frontberichten hebben de Duitse legers dit probleem opgelost door veldovens te gebruiken, die er bijna net zo uitzien als veldkeukens.]

Het verhaal van de man die niet wil dat iemand hem overleeft.

Died going to shelter

Hearing the sirens on Monday night, Charles Stephens Evans, a 67-year-old labourer, of Newport Street, Lambeth, got out of bed, and was on his way to a shelter when he collapsed and died in the street.

[Overleden op weg naar de schuilkelder

Toen Charles Stephens Evans, een 67-jarige arbeider uit Newport Street in Lambeth, maandagnacht de sirenes hoorde, stond hij op, en op weg naar een schuilkelder zakte hij in elkaar en overleed op straat.]

Stalingrad

‘They had time to bury their own dead in a brotherly grave.’

[‘Ze hadden tijd om hun doden in een broederlijk graf te begraven.’]

‘Ce qu’il y a de certain dans la mort est un peu adouci par ce qui est incertain; c’est un indéfini dans le temps qui tient quelque chose de l’infini et de ce qu’on appelle éternité.’

La Bruyère

[‘Wat er zeker is aan de dood wordt enigszins verzacht door dat wat er onzeker aan is; de tijd waarop hij zal komen is onbepaald en dat houdt iets oneindigs in en iets wat men eeuwigheid noemt.’]

Dood van een Australiër

‘A man had been found dying of spear wounds out in the bush, and carried to the Mission as he was breathing his last. I watched two of the lay brothers bearing the stretcher to one of the huts, a horde of natives following. I noticed that they held their burden curiously high in the air. Suddenly, as it was lowered for entry to a doorway, the natives crowding round, to my horror, fell upon the body of the dying man, and put their lips to his in a brutal eagerness to inhale the last breath. They believed that in so doing they were absorbing his strength and virtue, and his very vital spark, and all the warnings of the “white father” would not keep them from it. The man was of course dead when we extricated him, and it was a ghostly sight to see the lucky “breath catcher” scoop in his cheeks as he swallowed the “spirit breath” that gave him double hunting power.’ D. Bates, The Passing of the Aborigines

[‘In het struikgewas hadden ze een man gevonden die dodelijk gewond was geraakt door een speer, en ze brachten hem naar de missiepost terwijl hij stervende was. Ik zag hoe twee lekenbroeders met de brancard naar een van de hutten liepen, met een horde inboorlingen in hun kielzog. Het viel mij op dat ze hun last vreemd hoog hielden. Plotseling, toen ze hem lieten zakken om de hut binnen te gaan, stortten de om hen heen dringende inboorlingen zich tot mijn schrik op het lichaam van de stervende en drukten ze hun lippen op de zijne, in een bruut verlangen zijn laatste adem op te zuigen. Zij geloofden dat ze daarmee zijn kracht en zijn deugd, ja, zijn levensvonk zelf in zich opnamen, en alle waarschuwingen van de “witte vader” konden hen daar niet van weerhouden. De man was natuurlijk dood toen we hem uit hun handen bevrijdden, en het was een spookachtig gezicht toen de gelukkige “ademvanger” zijn wangen hol maakte bij het inslikken van de “zielenadem”, die hem dubbele kracht gaf om te jagen.’]

De dood van Thomas Morus

More ‘laying his head upon the block, bade the executioner stay until he had removed aside his beard, saying that that had never committed any treason’.

More ‘legde zijn hoofd op het blok en vroeg de beul te wachten tot hij zijn baard opzij had gelegd, want die had, zo zei hij, nooit verraad gepleegd’.]

Doden worden in de echt verbonden

‘When one man has had a son, and another man a daughter, although both may have been dead for some years, they have a practice of contracting a marriage between their deceased children, and of bestowing the girl upon the youth. They at the same time paint upon pieces of paper human figures to represent attendants with horses and other animals, dresses of all kinds, money, and every article of furniture; and all these, together with the marriage contract, which is regularly drawn up, they commit to the flames, in order that through the medium of the smoke (as they believe) these things may be conveyed to their children in the other world, and that they may become husband and wife in due form. After this ceremony, the fathers and mothers consider themselves mutually related, in the same manner as if a real connexion had taken place between their living children.’ Marco Polo I, 50

‘Als een man een zoon had en een andere man een dochter – ook al zijn die allebei al jaren dood – dan is het bij hen gewoonte om de overleden kinderen in de echt te verbinden en het meisje aan de jongeman tot vrouw te geven. Ze schilderen dan op papier menselijke figuren als bruidsjonkers met paarden en andere dieren, vele soorten kleding, geld en allerlei meubels; en dat alles geven ze, samen met het huwelijkscontract, dat volgens de regels is opgesteld, prijs aan de vlammen, zodat de rook (zoals zij geloven) al die dingen naar hun kinderen in de andere wereld kan brengen en zij werkelijk man en vrouw worden. Na die ceremonie beschouwen de vaders en moeders zich als met elkaar verwant, precies zoals wanneer hun kinderen in werkelijkheid met elkaar waren getrouwd.’]

Uit het dagboek van Grillparzer
de enige aantekening uit het jaar 1839

‘Het dienstmeisje van Fröhlich vertelt dat ze, toen haar vader was gestorven, “van wie ze zoveel had gehouden”, en zij bij het wassen en aankleden van het lijk had geholpen, de koude stijfheid van dat lijk verschrikkelijk had gevonden. Toen had ze gedacht: als een “jong, gezond iemand” bij hem zou gaan liggen, misschien zou hij van die warmte dan weer bijkomen. Toen ’s nachts dus iedereen sliep, was ze opgestaan, was bij haar vader in bed gekropen en daar de hele nacht blijven liggen. Toen men haar ’s ochtends miste en overal zocht, werd ze ten slotte half verstijfd bij het lijk gevonden. Een flink pak slaag was de beloning voor deze allopathische poging tot genezing. Er zit iets afschuwelijks, maar ook iets heroïsch in deze liefdevolle onnozelheid.’

 

Copyright © 2014 Erven Elias Canetti
Copyright © 2014 Carl Hanser Verlag München
Uit de nalatenschap samengesteld door Sven Hanuschek, Peter von Matt en Kristian Wachinger, met medewerking van Laura Schütz.
Copyright Nederlandse vertaling © 2016 Ria van Hengel/ bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum