Leesfragment: Het geluk van in Amsterdam te leven

09 november 2016 , door Nescio
| | |

15 november verschijnt de jubileumuitgave Het geluk van in Amsterdam te leven, een selectie door Lieneke Frerichs uit Nescio's Natuurdagboek. Wij brengen twee fragmenten, één bij het Spui, de ander rond het Oosterpark.

Lieneke Frerichs in haar inleiding: ‘Deze gelegenheidsuitgave bevat een ruime keuze uit Nescio’s Natuurdagboek. De stad Amsterdam staat daarbij centraal: allereerst de binnenstad en Amsterdam-Oost, waar het echtpaar Grönloh woonde. Daarnaast de wat wijdere omgeving: de Amstel, de Zuiderzeedijk, Diemen en Waterland. Ook zijn enkele beschrijvingen van langere uitstapjes gekozen, wanneer die getuigen van Nescio’s tevredenheid weer terug te zijn in zijn dierbare Amsterdam en de "eigen lucht" weer op te kunnen snuiven. Hij hield van het Nederlandse landschap, met zijn vele torens als bakens op de horizon, maar voelde zich toch altijd stedeling en Amsterdammer. Steeds weer kwam hij tot dezelfde slotsom: "Wien, Wien, ja du allein."’

N.B. Meer over Nescio op Athenaeum.nl: Daan Stoffelsen over hoe Nescio Amsterdam bezieltvertaler Damion Searls over Amsterdam Stories, een fragment uit Maurits Verhoeffs Verlangen zonder te weten waarnaar, en een bespreking van de Brieven uit Veere.

 

28 Juli 1950 Vrijdag. Met Os, Miep, Louis en Jan Tenger Pip naar den Parijzer trein van 7 uur 6 gebracht. Fantastische belichting, zon recht voor de kap, gouden rails etc. Fantastisch uitrijden en twee maal ombuigen van den trein (1e perron).

2 Augustus 1950 Woensdagavond. ’s Avonds na ½ 8 met Kees Zwolsman op het C.S. 4de perron. Gebroken wolkenlucht, fantastische belichting. Later in ¾ donker kopje koffie en fleschje bier op 1e perron.

5 Augustus 1950 Zaterdagavond. Alleen tegen ½ 8 op C.S. Licht als 28 Juli (1ste en 2de perron).

8 Augustus 1950 Dinsdagavond. Hetzelfde (4de en 1ste perron). Zeer duidelijk meer naar links. ’s Morgens uit lijn 9 een zonnebloem gezien in het plantsoentje tegenover het paleis op den Dam.

17 Augustus 1950 Donderdagochtend. Met Os aan het water van het tramstationnetje, later naar de bibliotheek op de Keizersgracht en toen over het Begijnhof. Lentelicht in de hondsdagen. Mooi gezicht uit den hoek van het begijnhof op het kerkje.

 

[...]

 

19 Maart 1952 Woensdagochtend. Om half acht stond een mal-kleine en erg rooie zon links van de kerk in den nevel te schijnen.
Tusschen ± 5 en ± 6 gefietst met een prachtige late-namiddagzon: Middenweg, Linnaeusstraat, Wyttenbachstraat, Pontanusstraat, begin van den Zeeburgerdijk, Mauritskade, Beukenplein, even aangegaan in de 3de Oosterparkstraat, terug door 2de Oosterparkstraat, Kastanjepleintje omgefietst, 2de Oosterparkstraat, Linnaeusstraat naar huis. Alle straten naar het Westen in zon: Vrolikstraat, Oosterpark, de verheerlijkte achterste Wagenaarstraat, schitterend zonder schaduw, behalve van hier en daar een stilstaande kar, zon precies in het midden, vensterbanken, daklijsten, lantaarnkappen, alles schitterend, de Dapperstraat dwars er over in de verte, zilverig, alles onbegrijpelijk en onmogelijk, de verrottigheid en de armetierigheid verheerlijkt, de geboorte van ‘Titaantjes’.
Mauritskade, gezien van Zeeburg, min of meer idem.

13 en 14 April 1952. Wolkenloos. Zomersche Paaschdagen. Alles groeit zienderoogen, de hooge boomen krijgen blaadjes (iepen). Magnolia’s!
Den eersten dag ’s ochtends bij Miep voor het raam naar de blaadjes gekeken, tegen 6 uur het Oosterpark omgefietst, prachtig licht (de toren!), prachtig licht op het Sint Elisabeth’s gesticht.
Den tweeden dag het Oosterpark omgefietst tegen twaalven. Rommelig op straat, tramhaltes vol menschen, varkenskoppen in auto’s, fietsers, tallooze onzinnige kinderen en proletige motorfietsen. Een oase: op zij van het Koloniaal Instituut met kijk naar de Bonifacius door hooge, nog geheel zwarte boomen, een geheimzinnig pad dat ’t park in gaat en dan buigt en onzichtbaar wordt, jong groen, zonder warmte en volkomen stilte. Weg zoogenaamde wereld, ik was in eens in alle provincies tegelijk: Limburg, de Graafschap. Dat pad heette te gaan naar het Parkherstellingsoord; maar dat was beslist een leugen, het kon alleen gaan naar een meertje met nymphen.
De jonge blaadjes dwarrelen door m’n ‘ziel’, die zoo groot is als Nederland.

 

Copyright © 1996, 2016 teksten: erven J.H.F. Grönloh
Copyright © 1996, 2016 tekstbezorging en commentaar: Lieneke Frerichs

pro-mbooks1 : athenaeum