Leesfragment: Liquidator

16 juli 2016 , door Andy Mulligan
| | |

Athenaeum Boekhandel Haarlem kiest deze zomer ook drie Young Adultzomerboeken. Een daarvan is Andy Mulligans Liquidator (vertaald door Esther Ottens). Wij brengen een uitgebreid fragment.

Liquidator is een spannende Young Adult thriller van Andy Mulligan, de auteur van het bekroonde Trash. Vicky en haar klasgenoten moeten voor school op snuffelstage. Al op haar eerste stagedag bij een frisdrankfabrikant komt Vicky achter een levensgevaarlijk geheim: het bedrijf gebruikt kinderen in Afrika als proefkonijn om verdachte ingrediënten in hun nieuwe frisdrank Liquidator te testen. De fabrikant is er alles aan gelegen om de affaire in de doofpot te stoppen. Dankzij hun moed, slimheid en trouw aan elkaar, en met gevaar voor eigen leven, lossen Vicky en haar klasgenoten een vreselijke misdaad op.

Liquidator werd geschreven door Andy Mulligan, een Britse schrijver die in Nederland debuteerde met Trash: een detective-achtige Young Adult over jongens die op een vuilstort wonen in Zuid-Amerika. Trash werd in Nederland bekroond met de Gouden Lijst en de Jenny Smelik-IBBY-prijs, en in 2014 werd er een grote internationale bioscoopfilm van gemaakt.

 

Een week eerder

Vicky

8.03 uur
School

Wapper en ik hebben een brommer. De brommer in kwestie heet George en we hebben hem vlak voor onze deur van het grofvuil gered. Hij gaat met horten en stoten en maakt rare geluiden, maar we kunnen best met hem opschieten en meestal laat hij ons niet in de steek.
Ik stapte als eerste op. Wapper ging voor me zitten. Ik dook onder zijn jas, sloeg mijn armen om zijn middel en daar gingen we, met onze knieën zo dicht mogelijk tegen ons aan. We scheurden door de straten met een vernietigende – wat? – veertig, vijftig kilometer per uur, wind mee en bergafwaarts! En nee, het mag niet, dat wisten we. Maar Wapper heeft sowieso geen rijbewijs en soms moet je weleens iets riskants doen, anders kom je nergens. Achteraf gezien had ik op safe moeten spelen en de bus moeten nemen, maar mijn vader had de hele nacht lopen ijsberen, dus ik had slecht geslapen en de wekker niet gehoord. En daarom was ik naar boven gerend om op Wappers deur te bonzen en om hulp te smeken.
‘Ik moet een lift hebben!’ riep ik.
En eerst zei hij alleen maar ‘nee’.
‘Je moet, Wap,’ zei ik. ‘Alsjeblieft! Dit is de grote dag, de belangrijkste dag...’
‘Hoezo?’
‘De stageplekken worden verdeeld,’ schreeuwde ik. ‘Geef me een lift, Wap! Dan ben ik je nóg dankbaarder, voor eeuwig en altijd.’
Eindelijk liet hij me binnen en ik gaf hem zijn spijkerbroek aan. Ik sleepte hem de trap af, maar toen bleek hij geen sleutels te hebben, dus moest ik weer naar boven om ze te halen. Mijn school is twintig minuten rijden, en we zaten al in tijdnood. We vertrokken om tien voor half negen, wat betekende dat ik al te laat was voor de dagopening (wat ik helemaal niet erg vond), maar om half negen gaat de bel en dan zou mijn klas op weg gaan naar de meest humorloze leraar die we hebben: de kale Millington.
Daarom moest ik op tijd zijn. We hadden een speciale, extra lange mentorles, waarin bepaald zou worden wie waar op snuffelstage zou gaan. Mijn school had zich opgegeven voor het gloednieuwe driedaagse project ‘Werk aan de winkel!’ en dat betekende dat onze hele klas woensdag, donderdag en vrijdag buiten de school zou doorbrengen, in de echte werkwereld. Waar zouden we heen gaan? Een tijdje geleden hadden we onze voorkeuren al opgegeven en brieven geschreven naar bedrijven, sportclubs, hotels en ziekenhuizen. Mogelijkheden genoeg, maar ik had mijn zinnen op onze plaatselijke krant gezet, waar ik wilde leren voor het enige wat ik ooit echt heb willen worden, namelijk onderzoeksjournalist. Ik droomde er al het hele schooljaar van, dus toen we, veel te laat, de hoofdweg op vlogen had ik een hele strategie in mijn hoofd. Ik zou van George springen en naar de zijingang rennen. Ik zou de klas in stormen en me op mijn stoel laten vallen. Daar zat ik dan al klaar terwijl de anderen nog binnen kwamen slenteren.
Ik deed mijn ogen dicht en voelde de ringweg onder me door rollen. Alles ging goed. Wapper gaf nog wat meer gas en sla lomde tussen het verkeer door, George gedroeg zich netjes, en het zou misschien allemaal prima in orde zijn gekomen als de benzineleiding niet verstopt was, waardoor we net voorbij een rotonde plotseling sputterend tot stilstand kwamen. Ik stak mijn neus onder Waps jas uit en waar bleken we te staan? Ik kon mijn ogen niet geloven: pal voor ons splinternieuwe, ultramoderne politiebureau. En wat denk je dat ons pad kruiste en midden op de weg bleef staan? Een fluorescerende patrouillewagen met twee strenge agenten die ons door de voorruit recht aankeken.
En ze lachten er niet bij.

Het duurde twee uur.
Twee zenuwslopende uren in een wachtkamer met witte muren, want zoals ik al zei, Wapper mag niet rijden, en het enige waar ik me mee kon legitimeren was een tas met schoolboeken en een gescheurde buskaart. Toen ze me eindelijk lieten gaan, moest ik Wapper achterlaten en het hele laatste stuk rennen. De ochtend was al bijna voorbij en toen ik happend naar lucht de deur van het lokaal opengooide, draaiden alle hoofden mijn kant op en zag ik meteen dat ik het grote moment had gemist. Iedereen had een envelop voor zich. Iedereen had een formulier. Op het bord stond een schema met namen en stageplekken – en alleen naast mijn naam stond niets.
‘Jezus, sorry hoor...’ hijgde ik.
Meneer Millington trok zijn wenkbrauwen op. ‘Te laat,’ zei hij.
‘Ik weet het, meneer. Ah... het was zó niet de bedoeling.’
‘Dat is het nooit, hè? Maar in de werkwereld, Vicky, en daar hebben we het vandaag over: de professionele werkwereld, is te laat komen bijna een misdrijf.’
‘Maar is er nog iets vrij?’ vroeg ik. Ik hijgde me kapot. ‘Heeft u iets voor me bewaard? De krant?’
‘Nee. Ik ging ervan uit dat je niet geïnteresseerd was, Vicky.’
‘Dat ben ik wel! Dat weet u best.’
‘Want je kunt ook altijd op school blijven, om te helpen met de brug...’
‘Dat wil ik niet. Ik wil meedoen!’
‘Dan mag je je zaakjes weleens wat beter regelen. Moet je jezelf nu eens zien.’ Langzaam liep hij naar zijn bureau. ‘Ik denk niet dat er nog veel in de map zit,’ zei hij. ‘Ik heb zeer zeker niets voor je bewaard en eerlijk gezegd zijn alleen de mindere klusjes over.’
Toen pas zag ik het. Het stond allemaal op het bord: het baantje dat ik het liefste wilde was aan de tweeling gegeven. Polly en Molly Tuttle zaten naast elkaar precies even zelfingenomen te glunderen. Leerling-bibliothecaris, mijn tweede keus, was naar David gegaan, een analfabeet die niet van boeken hield, behalve als hij ze in stukken mocht scheuren. Het enige andere baantje dat me nog een beetje interessant had geleken was assistent-boekbinder en dat was voor een jochie dat Lewis heette en ooit in een kast betrapt was op lijmsnuiven. Hij zat te trillen van opwinding.
‘Ze kan het riool in,’ zei een jongen links van me.
‘Mooi niet,’ zei ik.
‘Ze zochten twee mensen, toch meneer? Ze kan met mij samen!’ Het was ‘Peukie’ Cropper die dat zei, en hij knipoogde grijnzend naar me. Zijn hele familie zat in de water- en rioolbusiness en ik rilde bij de gedachte met hem mee te moeten. Peukie had geen vrienden en had het stomste haar van de hele klas, een soort pruikachtige klont die hij waarschijnlijk dankte aan het nagelschaartje van zijn moeder. Ik weet dat het niet belangrijk zou moeten zijn, maar dat was het wel – iedereen ging hem uit de weg. Ik zag zijn naam op het bord staan. Hij had het tot rioolwerker geschopt.
Onder hem stond Eleanor Louise. Eleanor wilde dierenarts worden en had de functie van hondenuitlater binnengesleept, wat aardig in de buurt kwam. Ze zat in elk geval gelukzalig te glimlachen en met een roze markeerstift haar envelop in te kleuren. Ben Gallagher werd computerprogrammeur – geen verrassing, want techniek was zijn lust en zijn leven. Eigenlijk zat de hele klas er opvallend tevreden bij.
Ik was de enige zonder stageplek.
‘Ik doe alles,’ zei ik. ‘Behalve het riool.’
‘O ja?’ zei Millington. ‘Mooi.’ Hij pakte de overgebleven enveloppen en maakte de eerste open. ‘Hier heb ik een leerling-knolrapenkeurder, op Hoeve Hailstone. Wel een eind rijden, maar... O, ze zoeken een jongen.’
‘En verder?’ vroeg ik.
‘Wasserijhulp, moet van wassen houden. Dat is niet toevallig een hobby van je, Vicky? Dan de laatste. Deze kwam zelfs pas gisteren binnen, het schijnt een noodgeval te zijn. Iets in de catering. Wat weet je van eten?’
‘Dat ik het eet,’ zei ik.
‘Maar ben je bekend met de bereiding?’
‘Nee, meneer.’
‘Dan is dit echt iets voor jou, hier ben je vast op je plek. Assistent- sandwichmaker bij Lockson & Lockson. Dat is een bedrijf net buiten de stad, en ze hebben hulp nodig in de keuken. “Inclusief instructie, werkkleding wordt ter beschikking gesteld.” ’ Hij keek me aan. ‘Maar wel om acht uur beginnen. Denk je dat je hiervoor je bed uit kunt komen?’
‘Ja, meneer Millington,’ zei ik. ‘Ik denk het niet alleen, ik weet het zeker.’
Toen lachte hij naar me, maar het was een triomfantelijk lachje. Millington was zo’n leraar die het leuk vond om enthousiasme in de kiem te smoren en hij zag dat hij me eronder had gekregen. Hij wist dat ik het baantje bij de krant had willen hebben, want ik had speciaal een briefje van mijn vader ingeleverd, dat de arme man onder dwang voor me had geschreven.
Ik nam mijn envelop aan en hoorde iemand gniffelen. De hele klas keek naar me en ik wilde alleen maar naar de wc om een potje te janken. Sandwiches, dacht ik teleurgesteld, drie doodsaaie dagen boterhammen smeren, alleen omdat een aftandse brommer op het verkeerde moment op de verkeerde plaats afsloeg. Toen de bel ging, was ik als eerste het lokaal uit.

Vicky

10.40 uur
Meisjes-wc's

Ik draaide de koude kraan open om mijn gezicht te wassen. De deur vloog open en ik wist meteen wie er achter me aan was gekomen.
‘O, Vicks,’ zei ze. ‘Vicks... ik vind het zo, zo rot voor je. O, lieverd... arme jij.’
‘Hoi, Katkat.’ Ik voelde twee magere armen om mijn schouders. Ik draaide me om en rook een duur parfum.
Een lange spriet drukte zich tegen me aan. ‘Ik haat die man! Die Millington is zo gemeen,’ zei ze. ‘Ik kan gewoon niet geloven wat hij je laat doen.’
‘Och, het is mijn eigen schuld, hè?’
‘Nee! Je bent te streng voor jezelf!’
‘Niet echt...’
‘Niemand anders wilde iets met dat sandwichgebeuren te maken hebben. Je had tegen hem in moeten gaan! Ik had je gesteund, dat weet je. Je moet assertiever zijn!’
Ze knipperde met haar ogen en een traan gleed sierlijk van haar wimpers op een donker, scherp uitstekend jukbeen.
‘Ze stoppen je weg in een of andere keuken!’ jammerde ze. Haar stem beefde. ‘God, wat zal dat niet met je huid doen? Je bent toch al zo bleek! En je háár! En moet je je schouders zien, ze zullen je afbeulen, als een slaafje.’
‘Katkat, zaterdag is het weer voorbij.’
‘Zie je? Je bent ook al zo positief!’
‘Maar wie kan het iets schelen?’ zei ik. ‘Jij bent de schoonheidskoningin en jij gaat iets heel bijzonders doen.’
‘Helemaal niet waar,’ zei ze. ‘En het kan míj wat schelen. Ik wil je helpen!’
‘Dat lukt niet, Katkat. Maak jij je maar druk om je eigen leven. Je zult een beroemdheid worden.’
‘Een beroemdheid?’ herhaalde ze met een lachje. Bij de gedachte aan haar eigen stage begon haar hele gezicht te stralen.
‘Dat lijkt me niet.’
‘Maar het is een enorme kans.’
‘Ik heb geluk gehad, Vicks, meer niet. En ik wil het trouwens niet over mij hebben! Wist je dat Edgar fitnessinstructeur wordt, in de sportschool?’
‘Dat is geen verrassing,’ zei ik.
‘Nee, hij sport inderdaad heel veel. En Leela, heb je gezien wat die gaat doen? Iets hypermoeilijks – iets met dokter of tandarts?’
‘Ze gaat bij een chirurg...’
‘Getsie! Waarom?’
‘Dat is juist goed, Katkat. Ze is dol op die dingen. Mag Damien naar de brandweer?’
‘Ik geloof het wel. Heb je zijn puistjes gezien de laatste tijd? Nog erger dan die van Peukie. Volgens mij is het lepra, Vicks. Ik hoop maar dat niemand hem hoeft te bellen bij een noodgeval. O, wauw... ik kan niet wachten tot het zover is. Ze sturen een auto om me op te halen!’
‘Wie?’
‘Weet ik niet. Zijn mensen, denk ik.’
‘Dus het gaat echt gebeuren? Dat had ik al gehoopt.’
Katkat glimlachte opnieuw. Ze streek een haarlok achter haar oor en draaide een rondje voor de spiegel. ‘Tegen niemand zeggen, hè?’ zei ze. ‘Maar ze belden gisteravond met de laatste instructies. Dus, wie weet?’
‘Ga je naar zijn huis?’
Ze knikte en klapte in haar handen. ‘Ik kan het nog steeds niet geloven! Ik heb het aan mijn vader te danken, Vicky, de school heeft niets gedaan. Maar ze moeten me komen halen, vanwege alle beveiligingstoestanden. Ik durf trouwens te wedden dat ik hem niet te zien krijg – niet de man zelf. Straks zit ik in een of ander achterkamertje niets te doen!’ Ze lachte en haar ogen vulden zich weer met tranen. ‘Je zult zien, het is natuurlijk net zo stom als sandwiches maken. Als ze zien hoe dom ik ben, gooien ze me er meteen uit. O Vicky, misschien kunnen we beter van plaats ruilen! Alleen kun jij eigenlijk niet zingen, hè? Of dansen.’
‘Ik red me wel, Katkat.’
‘Maar je kunt het altijd proberen. We moeten in elk geval contact houden.’

Ik kan het maar beter nu vertellen, dan hebben we het gehad.
Katkat Madamba zou haar drie dagen doorbrengen met een belachelijk beroemde rockster die zich aan het voorbereiden was op het concert van de eeuw. Wij wisten het al weken, maar we hadden haar moeten beloven het geheim te houden. Hoe ze het voor elkaar had gekregen? Contacten en gunsten, daar draaide het natuurlijk allemaal om. Haar vader was muziekproducer en haar moeder zat in het modellenwerk. Er waren kruiwagens gebruikt en deals gesloten. Katkat, de mazzelaar, mocht theezetten voor de band tijdens de laatste repetities.
De echte naam van de ster kunnen we (om juridische redenen) niet noemen, maar ik weet zeker dat je hem kent, want zijn muziek is overal. Hij is waarschijnlijk het bekendste popicoon van onze tijd en hij heeft ontelbare awards gewonnen en meer geld verdiend dan hij ooit zal kunnen uitgeven. Hij organiseerde vroeger die gigantische festivals tegen oorlog en ongelijkheid. Maar de laatste jaren leefde hij zo ongeveer als een kluizenaar, dus hoe ze hem zover hadden gekregen om dit optreden te doen was een raadsel.
Hij zou de hoofdact zijn van Afrika Huilt!, een groot benefietconcert voor arme, zieke kinderen. Het was binnen anderhalve minuut uitverkocht, maar hij had geweigerd een tweede avond te doen. Het zou een eenmalig spektakel worden. Je weet vast over wie ik het heb. Laten we hem Snowy noemen – de naam die zijn vrienden hem gaven vanwege die beroemde bos spierwit haar.*
Ik moet er trouwens bij zeggen dat Katkat zelf ook een geweldige muzikant is, eerlijk is eerlijk. Ze speelt basgitaar in de beste band van de school (verder allemaal jongens) en heeft sinds haar vijfde zangles. Je ziet zo dat ze voorbestemd is om beroemd te worden, en in het begin verbaasde ik me er wel eens over dat ze op ons doodgewone schooltje terecht was gekomen. Ze zat nog maar een paar maanden bij ons en bleef vaak thuis vanwege eetproblemen en angstgevoelens. Het viel haar niet mee om haar plek te vinden.
Ze keek weer in de spiegel. ‘Ze laten me nooit dicht bij... de maestro,’ zei ze. ‘Daar komt niemand.’
‘Jij vast wel, Katkat,’ zei ik.
‘Echt niet.’
‘Maar hij houdt toch van iedereen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Je kent het verhaal. Hij laat niemand meer in zijn buurt komen. Hij trekt een zijdezachte cirkel om zich heen en daar mag je alleen binnen komen als hij je uitnodigt. Hij is heel bijgelovig.’
‘Dat zijn alleen maar roddels,’ zei ik.
‘Niet waar!’
‘Ik durf te wedden dat hij je mag. Jullie worden vast de beste vrienden.’
Ze legde haar handen om de mijne en ik voelde hoe mager ze waren. ‘O Vicks,’ zei ze. ‘Jij weet echt hoe je iemand moed kunt inpraten, hè? Laten we elkaar steunen. Jij kunt wel wat steun gebruiken, arm kind. Je bent zo alleen, met die arme vader van je en die vreselijke jongen. Hoe heet hij?’
‘Wapper.’
‘Wapper.’ Ze gaf me lachend een zoen. ‘Geen idee hoe je het uithoudt met jouw leven. Ik zou het niet kunnen.’

*Voor wie meer wil weten: er zijn verschillende biografieën over Snowy. We kunnen er twee aanbevelen: Leven aan de top: de zuivere waarheid en Is hij een god? De eerste is geautoriseerd, dus prima als je op zoek bent naar feiten en plaatopnamen. De tweede is een recht-voor-z’n-raap-verkenning van Snowy’s spirituele reis en behandelt zijn levensveranderende tijd bij de animistische stammen van de Congo. Zijn eigen website is ook een goed vertrekpunt, maar daar staat misschien een deel van dit verhaal op, dus kijk daar nog even niet naar.

Woensdag

Vicky

7.02 uur
Keuken van Lockson & Lockson

Ik geef het woord zo aan de anderen, maar het was mijn stage die voor de eerste klap zorgde, dus ik mag nog een hoofdstuk. Op de grote dag was ik op vóór de vogels wakker werden. Ik gaf onze huisdieren zo snel te eten dat ze verschrikt naar me keken, maar daar trok ik me niks van aan. Ik was namelijk van plan om te vroeg bij die sandwichtent te zijn.
We hadden flink ruzie gemaakt over het vervoer, want er gingen geen bussen die kant op en durfden we George nog wel te gebruiken? Hij was weer opgelapt, maar toch zei ik nee. Wapper zei dat we het er best op konden wagen en na een boel zinloos gebekvecht gaf ik me gewonnen. We moesten gewoon extra voorzichtig zijn. En, o ja... hier moet ik even benadrukken dat Wapper, ondanks de opmerking van Katkat (en zo rot bedoelde ze het vast niet), de betrouwbaarste persoon in mijn leven is, al sinds de dag dat ik hem bloedend en zonder een cent op zak op een parkeerplaats gevonden had. Ik kwam van de glasbak en hij zat op een paaltje en was net beroofd. Eerst geloofde ik niet wat hij vertelde, maar al gauw ontdekte ik iets belangrijks: Wapper liegt niet.
En hij heeft lef ook, zoals je zult zien.
Maar goed, hij kon nergens heen en hij zag er zo ellendig uit dat hij van mijn vader bij ons in de kelder mocht slapen, opgekruld naast de wasmachine. Eén nacht werd twee weken en... hij is nooit meer weggegaan. Mensen denken dat hij mijn broer is en eigenlijk is hij dat nu ook.
We hadden intussen tijd gehad om wat meer over onze stage te achterhalen en ik had nu een veel positiever gevoel bij mijn functie. Het was maar een baantje als broodjessmeerder in een doorsneekeuken, maar ik had ontdekt dat het bedrijf, Lockson & Lockson, een groot en rijk advocatenkantoor was. De website was zo flitsend vormgegeven dat onze stokoude computer erop vastliep. Ik had nog net een glimp opgevangen van ultramoderne kantoren met groepjes mooie, zelfverzekerde advocaten. Vanaf het scherm keken ze me ernstig aan en het was overduidelijk dat de sandwiches die ik zou maken tussen perfecte rijen hagelwitte tanden terecht zouden komen. Hier werden natuurlijk reuze-interessante gesprekken gevoerd! Advocaten waren ontwikkelde, belezen mensen die rapporten en pleidooien schreven.
Stel dat er een om hulp verlegen zat, net op het moment dat ik hem of haar een broodje kwam brengen? Of dat een oude vennoot met slechte ogen een brief voorgelezen wilde hebben? Misschien zou ik dan opeens wel naast hem zitten en zouden we samen een antwoord opstellen. Ik had het met Wapper besproken en we waren het erover eens: kansen krijg je als je er klaar voor bent! Daarom ging ik vroeg van huis, met het vaste voornemen om Millington te laten zien dat ik heel goed op tijd kon zijn.
Toen ik eindelijk onder Wappers jas uit durfde te kruipen, hield ik letterlijk mijn adem in. Het leek wel alsof we zo een sciencefictionfilm in waren gereden. Het gebouw van de firma Lockson was een enorme glazen raket die klaarstond om op te stijgen, maar nu nog vastzat aan stalen kabels, die zeker twaalf verdiepingen hoger uitliepen in een steil, blauw puntdak. Op de parkeerplaats stond een gele Porsche. Verderop klaterde een waterval over de in grote bronzen letters gegoten bedrijfsnaam.
‘Jezusmina,’ zei ik.
‘Wat?’ zei Wapper. ‘Laat je niet intimideren, joh.’
‘Doe ik ook niet. Ik vind het prachtig!’
De rijkdom en de macht spatten ervanaf en ik zou recht op de draaideur zijn afgestapt als Wapper me niet bij mijn arm had gepakt.
‘He, Vicks,’ zei hij. ‘Doe even rustig.’
‘Ik ben rustig!’
‘Niet waar. En je werkt maar in de keuken, ja? Dus kalm aan een beetje.’
‘Maar het is zo mooi, Wapper! Kijk nou eens...’
‘Ik denk niet dat dat jouw ingang is. Je moet de zijdeur hebben. Daar.’
Hij draaide me om en wees naar een bordje:

KEUKEN ­→

Een pijl wees de weg tussen de struiken door, naar een stel uitpuilende vuilnisbakken. Ik vond de bel en drukte er lang en hard op. Minuten later klonk er een hoop geknars en gepiep en kwamen er onder een rolluik langzaam twee voeten tevoorschijn. Er volgde een werkschort, gemaakt van degelijk, uitwasbaar nylon, en uiteindelijk keek ik in de ogen van een oude dame die zo buiten adem was dat ze geen woord kon uitbrengen.
Ik hield mijn introductiebrief omhoog. ‘Bent u mevrouw Meakin?’ vroeg ik.
Ze knikte, en ik haalde diep adem.
‘Ik ben Vicky,’ zei ik. ‘Ik heb geen diploma of ervaring, maar ik leer graag.’

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum