Leesfragment: Mau en Gerty

12 februari 2016 , door Erik Schumacher
| | |

18 februari verschijnt Erik Schumachers Mau en Gerty, bij ons een voorpublicatie.

Nadat ze door de nazi’s uit Wenen is verdreven, reist de jonge schrijfster Gerty Kelemen naar de Verenigde Staten. Maar als ze onderweg de charismatische oliehandelaar Mau Hanemann ontmoet, besluit ze onverstandig te zijn: ze trekt in Amsterdam bij hem in. In Nederland zijn Mau en Gerty buitenstaanders. Ze behoren tot een miljoenenstroom van Joodse migranten uit het oosten, die sinds 1870 gaande was. Door hun dubbele stigma zijn de Joodse vreemdelingen nergens welkom. De levens van Mau en Gerty trekken een spoor door Europa, langs Hongarije en Litouwen, van Londen tot Parijs en via Westerbork naar Bergen-Belsen. In de kampen houdt één wens Mau en Gerty gaande: om op een dag hun dochtertje terug te zien, dat ze in de onderduik hebben weggegeven.

 

Amsterdam

Sommige dingen veranderen nooit. Bezoekers van Amsterdam worden door hun nieuwsgierigheid uiteindelijk allemaal in dezelfde richting gedreven. 'De straat loopt langs de oude grachten,' schreef Gerty in december 1939 in een brief aan Leo en Gretl Perutz. 'De meisjes zitten achter rood verlichte ramen in kleine kamers met witte bedjes. Je kunt er het huiselijk leven bijna ruiken en meestal zitten ze zelfs jumpertjes te breien.' De rosse buurt in het oude centrum van de stad vervulde Gerty met gulzige verwondering, zoals ze zich in haar nieuwe leven over zoveel verbaasde.
Gerty kon haar geluk eigenlijk niet geloven. Kort geleden was ze opgejaagd wild in Wenen, haar geboortestad die zich tegen haar had gekeerd. Al haar toekomstdromen had ze daar op stel en sprong moeten achterlaten, om zich neer te leggen bij de beroerde kaarten die het lot haar had toebedeeld: de keuze tussen slopend werk als dienstmeisje en een huwelijk met Fritz Lang, dat wel op een catastrofe moest uitlopen. Toen, als een deus ex machina, was daar Mau Hanemann. En nu zat ze opeens in Amsterdam, de hoofdstad van het kleine Nederland, die slaperige uithoek van West-Europa. Het was niet het buitenland waar Gerty als meisje van had gedroomd - de exotische vreemdelingen in haar verhalen kwamen uit Italië, Frankrijk, Zweden of Engeland, niet uit het land van molens en klompen - maar ze vond in Amsterdam 'meer dan ik me ooit gewenst heb', schreef ze Ruth. In de brieven uit de eerste maanden van haar getrouwde leven hield ze niet op te glunderen hoezeer ze het had getroffen met Mau. Ze vond hem wijs, redelijk en gevoelig. 'Hij heeft het beste en fijnste hart dat ik tot nog toe gevonden heb, en ik geloof dat het me zal lukken om zijn wolken te verjagen, als ze eens opstijgen.'
In haar korte verhalen had ze het huwelijk beschreven als een gevangenis. Nu was ze zelf getrouwd. Maar dit huwelijk was anders - geen vlucht in de veilige regelmaat, maar een avontuur, een sprong in het diepe, waarvoor Gerty juist zekerheden had opgegeven. Het was de keuze van een vrouw die, ondanks al haar desillusies in het leven en in de liefde, een stille hoop was blijven koesteren. Ze wilde blijven geloven dat er een man kon komen die haar niet zou teleurstellen, dat het grote geluk waar ze altijd van had gedroomd toch zou blijken te bestaan. Dat geloof was door Mau nieuw leven ingeblazen en had haar de moed gegeven om voor hem te kiezen. Tegelijkertijd wantrouwde ze haar geluk en bestudeerde ze het met vrolijke bevreemding. Kon er na alle tegenslag opeens toch zoiets bestaan als Gerty Hanemann, tevreden huisvrouw?
Na de formele voltrekking in Londen trouwden Mau en Gerty op 22 oktober opnieuw in Amsterdam, nu voor Maus vrienden en in de synagoge, zoals hij dat graag wilde. Aanvankelijk was er het plan geweest om op bezoek te gaan in Tel Aviv en daar te trouwen - zogenaamd voor het eerst, want Maus vader mocht niet weten dat ze al getrouwd samenwoonden zonder dat God daar Zijn zegen aan had gegeven. Die reis bleek praktisch niet haalbaar. Gerty zal opgelucht ademgehaald hebben, want ze zag op tegen de ontmoeting met al die zussen en al helemaal met haar schoonvader, die tegen Mau had gezegd: 'Het maakt me niet uit hoe de vrouw met wie je trouwt eruitziet, zolang ze maar vroom is.' Gerty zou een stuk betere papieren hebben gehad als die prioriteiten precies omgekeerd waren geweest.

 

Mau En Gerty 1

Mau en Gerty (aan tafel de vierde en vijfde van rechts) op hun huwelijksreceptie in Amsterdam, 22 oktober 1939.

 

Van de Cliostraat in de Apollobuurt, waar Mau samenwoonde met zijn broer Benno, verhuisden de jonggehuwden binnen loopafstand naar het Raphaëlplein. Op nummer 23 huurden ze een gemeubileerde etage. Voor het eerst van haar leven moest Gerty een volwaardig huishouden voeren. Die uitdaging benaderde ze met de goede zin van een ontdekkingsreiziger. Per brief hield ze Leo en Gretl op de hoogte van haar 'opmerkelijke transformatie van kluns tot een best goede huisvrouw - maar dan een huisvrouw die alleen ontbijt kan maken'. Avondmaaltijden waren nog te veel gevraagd. 's Zondags maakte ze wel warm middageten. 'Dan volg ik de schnitzel of wat dan ook met meer spanning dan een detective, omdat ik van tevoren niet weet wat eruit zal komen,' schreef ze. Meer te spreken was Gerty over de koffie die ze zette. Mau had een koffiezetter met vacuümsysteem gekocht, een gevaarte dat Gerty haar 'glazen wondermachine' noemde.
In maart 1940 volgde de eerste gezinsuitbreiding: een hondje van een halfjaar oud. Tipsy was volgens de verkoper een echte airedaleterrier, volgens de dierenarts een leuk vuilnisbakkie. Ze was lief, maar ook heel wild. Mau bestudeerde alle mogelijke boeken over de opvoeding van honden. Een eerste wapenfeit was dat Tipsy haar behoefte niet meer in de woonkamer deed, maar alleen nog op Maus kantoor. Ook leerde Mau haar om een pootje te geven, wat ze vervolgens iedere keer deed als iemand haar aankeek. Toen Tipsy wormpjes kreeg, zei Gerty dat ze voor Mau nu maar een boek zou zoeken over de psychologie van de worm. Mau en Gerty beleefden veel plezier aan hun hond. Zo had Tipsy een keer haar neus dwars door een raster geduwd in een poging om een worst te stelen uit de spekkast. Toen Mau Gerty erbij riep om te komen kijken, lachte ze zo lang dat ze de melk liet over- koken. Dat Tipsy het project op zich had genomen om het tapijt langzaam aan flarden te scheuren namen ze maar op de koop toe. Trouwens, Gerty wist daar wel een oplossing voor. Tipsy had afleiding nodig, dus moest er een katje bij. Maar Mau wilde er niet aan. 'Hij moet langzaam bekeerd worden,' schreef Gerty aan Leo en Gretl, 'alvorens ik een konijntje en een lammetje aanschaf voor in ons tuintje.'

 

Mau En Gerty 2 En 3 Nieuw

Mau en Gerty met Tipsy.

 

Mau ging elke dag naar de zaak. Hij was in Amsterdam uitgegroeid tot een succesvol ondernemer. Samen met Benno was hij directeur van NoHaKa, het Noordhollandsch Handelskantoor. NoHaKa was opgezet door David en Aron Kahan, de zoons van een Joodse oliemagnaat uit Azerbeidzjan die na de Russische Revolutie met zijn gezin naar Berlijn was gevlucht. Van daaruit hadden de Kahans opnieuw een olie-imperium opgebouwd, met vertakkingen in onder meer Lissabon, Londen en Klaipeda. Ze hadden Mau en Benno - die ze blijkbaar in het zakenleven hadden leren kennen - gevraagd om de Amsterdamse tak te bestieren. Na Hitlers machtsgreep hadden de Kahans zich gedwongen gezien om Duitsland te verlaten, maar ze bleven een internationaal netwerk aansturen en waren onlangs in New York een nieuwe onderneming begonnen. Mau en Benno hadden NoHaKa sinds begin jaren dertig uitgebouwd tot een goedlopend bedrijf, dat benzine en petroleum importeerde via Litouwse dochterondernemingen. NoHaKa draaide vanaf 1931 een jaarlijkse omzet van omgerekend tussen de 8 en 14 miljoen euro. In de schaduw van de reuzen Shell en Esso was NoHaKa eind jaren dertig de derde benzine-importeur van Nederland, met een aandeel van ruim een procent van het totaal. Het leverde genoeg geld op om twee olietanks te kopen in Leeuwarden, een kantoor te huren aan het Amsterdamse Koningsplein en de twee directeuren van een comfortabel inkomen te verzekeren van, naar de huidige koersen, zo'n 50.000 euro per jaar.


Mau En Gerty 4

Isaak Hanemann op bezoek bij zijn zoons Mau en Benno in Amsterdam, voordat Gerty daar kwam wonen.

 

Dat ze de echtgenote was van de directeur van een miljoenenbedrijf, betekende niet dat Gerty zich nu volledig instelde op een bestaan als huisvrouw. Ze vond werk in de fotostudio van Grete Weil, een vluchtelinge uit München, in de Beethovenstraat. En ze had nog steeds haar ambities als schrijfster, al kon het per dag verschillen hoeveel toekomst ze daar onder de omstandigheden nog in zag. 'Mijn korte verhalen zijn natuurlijk niet heel belangrijk,' schreef ze zuinigjes aan Ruth in augustus 1939, 'maar ik wil ze niet helemaal laten vallen, ook hier niet.' Het betekende dat Gerty een nieuw netwerk zou moeten opbouwen en haar weg zou moeten vinden in een nieuw taalgebied. Ze verdiepte zich in de Nederlandse literatuur, met de gedachte om op den duur vertalingen naar het Duits te maken. In januari was ze alweer zover dat ze Leo en Gretl strijdbaar schreef over haar voornemen om de 'Hollandse korteverhalenwereld te veroveren'. Ze had contact met een 'invloedrijke heer' die haar oude verhalen goed vond. Gerty was nu bezig zijn 'helaas zeer moeizame' gedichten te lezen. Waarschijnlijk doelde ze op de dichter en criticus Victor van Vriesland.
Net als eerder in Engeland stortte ze zich op de taal - met het oog op haar literaire toekomst, maar zeker ook om een plek te vinden in haar nieuwe omgeving. Ze worstelde met het 'curieuze' Nederlands en schreef in brieven aan Weense vrienden spottend over haar vorderingen: ze zou 'eerder monter dan verstaanbaar' praten. Maar ze deed het wel, bleef het proberen en maakte sprongen vooruit. Gerty leerde ook de eindeloos vlakke weides van het Nederlandse landschap kennen. In de weekends gingen zij en Mau er vaak op uit met de auto van de zaak. Het waren lange ritten, soms helemaal naar Brussel of Oostende. Nederland beviel Gerty 'als een grote, mooie tuin', schreef ze in een brief aan Leo en Gretl in Tel Aviv.
Het was vreemd, zo te corresponderen met haar Weense vrienden, met brieven vol indrukken uit landen over de hele wereld, opgetekend door mensen die elkaar kort geleden nog avond aan avond troffen in dezelfde cafés. 'Aan Wenen denk ik nog slechts alsof het Palermo is, of welke vreemde stad dan ook, waar je een paar mooie dagen en avonden hebt doorgebracht,' schreef Gerty in september 1939. 'Grappig, toch? Geen seconde heimwee. Hoogstens een beetje naar Sankt Wolfgang, dat ergert me, dat daar nu vreemden rondlopen.' Ze schreef over de dingen die in Amsterdam beter waren dan in Wenen. Het schaatsen over de grachten bijvoorbeeld, dat zag er leuker uit dan skiën. En Mau natuurlijk. 'Hij is veel beter dan de Weense mannen!', schreef ze pesterig aan 'Lieve Gretl, afschuwelijke Leo'. Natuurlijk miste ze haar Weense vrienden. En natuurlijk was er in Amsterdam niet zoiets als de Reiss Bar of café Herrenhof. Gerty bezocht het cabaret van de Duitse chansonnière Olga Rinnebach, die ze nog uit Wenen kende. Ze las met veel plezier het boek Ich erlebte 50 Jahre Weltgeschichte van de Weens-Joodse Berta Zuckerkandl, vol passages over Wenen. Maar daar werd Gerty heus niet sentimenteel van, schreef ze. Heus niet. Ze wilde nooit meer terug naar die stad. Nu was ze Amsterdamse. Maar dan weer geen Nederlandse. Door met Mau te trouwen had ze zijn nationaliteit gekregen: de Litouwse, niet de Letse, dat moest ze nu eindelijk eens goed onthouden. En dan was het weer de vraag hoelang ze in dit land zouden blijven. Gerty leerde naast Nederlands alvast ook een beetje Hebreeuws. Ze kon al 'laila tov' en 'chalon' zeggen - 'goedenacht' en 'raam', het was jammer dat die zaken weinig met elkaar te maken hadden. Een zionist was ze nooit geweest. Mau wel - sinds zijn geboorte, zou je kunnen zeggen. En zijn vader en zussen woonden daar. En haar Leo. Mau en Gerty moeten het eens zijn geworden over een plan - vaag en voorwaardelijk misschien - om op een dag ook naar Palestina te trekken.

[...]

 

Copyright © 2016 Erik Schumacher

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum