Leesfragment: Mensen op Mars. Relaas van een manmoedige poging

24 augustus 2016 , door Joris van Casteren
| |

Vandaag verschijnt Mensen op Mars, het nieuwe boek van Joris van Casteren. Lees bij ons alvast een hoofdstuk.

Als het aan twee Nederlandse ingenieurs ligt, wonen er vanaf 2027 vier mensen op Mars. Dit viertal, dat om de twee jaar versterkt wordt door vier volgende pioniers, zal daar ook sterven, want terugkeren naar aarde is technisch nog niet mogelijk.

Toen Joris van Casteren in 2013 hoorde over dit onwaarschijnlijke project, Mars One, was hij direct gefascineerd. Hij begon gesprekken te voeren met de oprichters, talloze kandidaten in binnen- en buitenland, wetenschappers en andere deskundigen. Kolonisatie van de planeet Mars is niet langer een illusie, realiseerde hij zich.

Het idealisme en de hoogmoed waarmee het project gepaard gaat verrasten hem zeer. Van Casteren reisde de wereld rond op zoek naar avonturiers die betrokken zijn of willen zijn bij Mars One en naar locaties die een rol hebben gespeeld in het warrige beeld dat door de eeuwen heen van Mars heeft bestaan: van het observatorium in Arizona van Percival Lowell, die kanalen op de planeet meende te zien, tot de burcht buiten Praag waar de roemruchte ontmoeting tussen Johannes Kepler en Tycho Brahe plaatsvond.

Mensen op Mars, geschreven in Van Casterens bekende, door verwondering en droge humor gekenmerkte schrijfstijl, is een even komisch als onthutsend boek over een duizelingwekkende doorbraak die ophanden is.

 

24

Luitenant Crovius

De Deen die is doorgegaan naar de derde ronde heet Christian O. Knudsen. Hij woont in een leverkleurige portiekflat in Hellerup, een voorstad van Kopenhagen. Op de mat voor zijn deur staat ‘Oh no, not you again’.
Knudsen, een lijzige man van vijfendertig, loopt op zwarte sokken door zijn woning. Hij draagt een camouflagebroek en een t-shirt waar de Hulk en Spiderman op staan. Knudsen werkt als systeembeheerder bij een Deens internetbedrijf dat domeinennamen registreert. ‘We hebben ook vestigingen in Dubai en India,’ zegt hij.
Het is niet erg inspirerend werk. Maar hij kan het vanuit huis doen en het levert genoeg geld op om zijn belangrijkste hobby, live role playing, te bekostigen. Live role playing is een rollenspel waar meer dan honderd mensen aan kunnen deelnemen en dat meerdere dagen duurt.

Op de vloer voor Knudsens schrijftafel ligt een plastic mat, zodat de wieltjes van zijn bureaustoel het laminaat niet beschadigen. Op de schrijftafel staat een 3d-printer. Aan de muur hangen zes computerschermen. Knudsen laat zien hoe de schermen gezamenlijk één beeld kunnen vertonen.
Vanuit de woonkamer is er uitzicht op een Shell-benzinestation en de Tuborgflasken: een bierfles ter grootte van een vuurtoren. ‘Vroeger kon je erin, tegenwoordig is hij gesloten,’ zegt Knudsen. Ik ga op een blauwe bank zitten, onder het raam.
Knudsen vertelt dat hij gepest werd op school. Hij gelooft niet dat hij er psychische schade aan heeft overgehouden. ‘Ik bouwde een soort muur om mij heen en trok mij daarachter terug.’ Van buiten spelen hield hij niet, liever zat hij binnen. ‘Te knutselen aan iets.’
Omdat hij groter was, durfden de pestkoppen hem niet te lijf te gaan. ‘Feit is wel dat ze me buitensloten.’ Daardoor ontging hem van alles, zoals wat in de mode was. ‘Altijd droeg ik de verkeerde schoenen en kleren.’ Ook stotterde hij een beetje. ‘Er werd gefluisterd dat ik niet goed bij mijn hoofd zou zijn.’

Op de middelbare school had hij een vriend: Kip. Met Kip speelde hij computerspelletjes. ‘Net als ik hield Kip erg van elektronica.’ Knudsens vader werkte als technicus bij Defensie. Toen computers belangrijk werden, ging hij bij een Deens informaticabedrijf in dienst. ‘Daar werkt hij nog steeds.’
Zijn moeder had piloot willen worden, maar de opleiding was haar te zwaar. Ze werd huisvrouw en voedde Knudsen en zijn anderhalf jaar oudere zus op. Tegenwoordig werkt zijn moeder bij een bedrijfje dat sudoku’s en kruiswoordpuzzels voor tijdschriften maakt.
Alweer een tijd geleden gingen Knudsens ouders uit elkaar. ‘Gelukkig gaan ze redelijk normaal met elkaar om.’ Zijn vader kan het volgens hem goed vinden met de nieuwe man van zijn moeder.
Vroeger droomde Knudsen ervan astronaut te zijn. Veel astronauten zijn eerst piloot geweest, dus gaf hij te kennen piloot te willen worden. Toen zijn moeder vertelde hoe moeilijk dat was, gaf hij die ambitie op. Met zijn lengte zou het sowieso niet zijn gelukt, denkt hij. ‘Ik pas niet in alle soorten cockpits.’
Knudsen ging informatica studeren, op aanraden van zijn vader. Die had gezegd dat je met kennis van computers altijd wel ergens terechtkon. Intussen had Kip de vriendschap opgezegd. ‘Ik begrijp nog steeds niet waarom.’
In zijn studententijd ging Knudsen op advies van de dokter op fitness. Als hij zijn lichaam ontwikkelde, zou hij minder slungelig en onzeker overkomen. Op de sportschool deed hij hard zijn best en werd steeds gespierder.
De meeste sportschoolbezoekers trainden in groepen. Op een keer zag hij een jongen die net als hij in zijn eentje op de apparaten bezig was. ‘Hij deed me aan Kip denken.’ Na afloop maakten ze een praatje. De jongen, Torsten, werd zijn tweede vriend.
Torsten deed aan live role playing en vertelde Knudsen erover. Ook liet hij hem zijn kostuums zien. ‘Ik vond het erg indrukwekkend.’ Knudsen stemde toe toen Torsten hem vroeg of hij een keer mee wilde doen.

Het rollenspel heette City of cities en speelde zich af in het postapocalyptische jaar 2080. Meer dan tweehonderd mensen zouden meedoen. Torsten, die al veel ervaring had, was een hooggeplaatste officier in het mutantenleger.
Knudsen moest een zekere luitenant Crovius spelen. ‘Crovius hoorde bij de goeden.’ Van tevoren las hij het script nauwgezet door. In een feestwinkel in Kopenhagen kocht hij een kostuum dat volgens hem goed bij Crovius paste.
Torsten zou hem met de auto ophalen. Al een tijdje stond Knudsen voor de leverkeurige portiekflat te wachten in zijn Croviuspak, tot verbazing van enkele medebewoners, toen Torsten voorreed. ‘Je kunt je ook op de locatie verkleden,’ zei zijn vriend, die zijn officierspak in de achterbak had liggen.
Ze kwamen aan op een verlaten fabrieksterrein buiten de hoofdstad, waar het spektakel zich zou afspelen. Het was er een drukte van belang. Ze zochten een plek voor hun tent en terwijl Torsten zich omkleedde, verkende Knudsen alvast het terrein. In het midden was De Grote Piramide nagebouwd.
Alle postapocalyptische bewoners, stond in het script, zouden daar naartoe trekken om te onderhandelen over de laatste hoeveelheid grondstoffen die zogenaamd nog beschikbaar zou zijn. ‘Maar er waren dus ook mutanten in het spel,’ zegt Knudsen.

Hij verbaasde zich over de prachtige kostuums die meer ervaren spelers droegen en schaamde zich een beetje voor zijn Croviuspak. Het zat erg strak en zou in de loop van het spel uitscheuren bij de oksel.
‘Anders dan vroeger op school was er niemand die mij erom uitlachte,’ zegt hij. Er hing, ondanks de gewelddadige thematiek van het rollenspel, een zeer empathische sfeer. ‘Ik had me nog nooit zo op mijn gemak gevoeld.’
Nadat er een soort luchtalarm had geklonken, maakten de deelnemers hun wapens gereed. ‘Je kunt er echt mee schieten, alleen zijn de kogels van zacht rubber.’ Als luitenant was Knudsen verantwoordelijk voor drie anderen. Ze moesten onder zijn leiding ongeschonden De Grote Piramide zien te bereiken.
Toen het spel van start ging, besloot Knudsen zijn mannen eerst naar een café in een verwoest dorp te loodsen. ‘Daar wilde ik bespreken wat de veiligste weg naar De Grote Piramide zou zijn.’ In het café was echt bier te krijgen en Knudsen gaf een rondje. Juist op dat moment werd een van hen aangevallen door een mutant. Hij liep een fatale verwonding op en moest het spel direct verlaten. ‘Was ik maar nooit naar dat café gegaan: nog lang heb ik me er beroerd over gevoeld.’
Toen het spel na drie dagen voorbij was, merkte Knudsen dat hij was veranderd. ‘Doordat ik een ander speelde, leerde ik me voor het eerst ook werkelijk te verplaatsen in een ander.’ Zonder live role playing, zegt Knudsen, zou hij niet beschikken over de sociale vaardigheden waarover hij thans beschikt.
Bij een volgende editie van City of cities was hij opnieuw luitenant Crovius. Om bepaalde informatie te verkrijgen, martelde hij op weg naar De Grote Piramide een tegenstander. Met een rubberen hamer sloeg Knudsen erop los. ‘Het ging heel makkelijk, daar schrok ik wel van.’
Hoewel hij geen piloot of astronaut was geworden, hield hij de ontwikkelingen op het gebied van de ruimtevaart zo goed mogelijk bij. Op een internetforum over rakettechnologie las hij in de zomer van 2012 over Mars One. ‘Het leek me razend interessant, ik betaalde meteen het inschrijfgeld.’
Kort daarna had hij voor het eerst een vriendin. Knudsen was verliefd en vergat haar op de hoogte te stellen van zijn kandidatuur. Ze kwam er pas achter toen hij doorging naar de tweede ronde en daar op Twitter over berichtte.
De vriendin was geschokt, wat hem verbaasde. Ze eiste een gesprek. ‘Tijdens dat gesprek begreep ik haar beter.’ Ze hadden het al eens gehad over kinderen krijgen. ‘Het was nog niet echt gepland, maar we wisten dat we het alle twee wilden.’
Hij legde uit dat het niet zijn bedoeling was haar te kwetsen. ‘Dat snapte zij totaal niet.’ De ruzie escaleerde, de relatie ging over. Nu wil Knudsen geen vriendin meer. ‘Het geeft te veel gedoe, Mars One heeft mijn prioriteit.’

Knudsen denkt niet dat een zware meteorietinslag op aarde iedereen het leven zal kosten. ‘Er zullen altijd overlevenden zijn.’ We zullen ons niettemin klaar moeten maken voor vertrek naar Mars. ‘Want als er in de toekomst een catastrofe plaatsvindt hebben we in ieder geval een mogelijkheid om zo veel mogelijk mensen in veiligheid te brengen.’
Hij gelooft dat de eerste bewoners van Mars in harmonie met elkaar zullen samenleven. ‘Omdat ik ervan overtuigd ben dat mensen in essentie goed zijn, zeker bij een frisse start op een andere planeet.’
In het begin zal vermoedelijk een middeleeuwse structuur worden toegepast, denkt Knudsen. Waarbij specialisten op afzonderlijke terreinen beslissingen nemen. Een speciale rol ziet hij weggelegd voor bejaarde kolonisten: die zouden prima op de kinderen kunnen passen. ‘Voor het zware werk zijn ze ongeschikt, daar zijn de ouders van de kinderen juist druk mee bezig.’ Uiteindelijk zal Mars de onafhankelijkheid uitroepen. ‘Dat is destijds ook met de Verenigde Staten gebeurd.’

Zijn moeder en zus steunen zijn kandidatuur. Zijn vader is wat gereserveerder. ‘Vader is meer een pessimist, hij ziet overal gevaren.’ Die gevaren worden volgens Knudsen, met name in de media, schromelijk overdreven. ‘In het ergste geval gaan er vier mensen dood, dat valt dus nogal mee.’
Dat heeft hij ook tegen dr. Kraft gezegd, tijdens het videogesprek. Tevens vertelde hij hem over de pesterijen, vroeger op school. En dat hij nooit veel vrienden heeft gehad. ‘Daarom kan ik denk ik ook goed tegen langdurige isolatie.’
Na het bereiken van de derde ronde merkte hij dat mensen hem herkenden. Wat zijn landgenoten precies vinden van zijn kandidatuur weet hij niet. ‘Je komt er nooit achter wat een Deen werkelijk denkt.’ Oprecht enthousiast zijn de live role playing- vrienden. Door zijn bekendheid krijgt hij steeds belangrijker rollen in het spel.
Toen hij in de tweede ronde de medische test onderging bleek er te veel proteïne in zijn bloed te zitten, wat op leverschade zou kunnen duiden. Het kwam door de fanatieke krachttraining, waarbij het lichaam meer proteïne aanmaakt om de spieren te herstellen. Hij trainde minder, het proteïnegehalte kwam op het juiste niveau.
Op Mars zou hij ook graag fitnessen. ‘Maar alles wat je er optilt is veel lichter dan op aarde.’ Hij hoopt niet dat zijn spieren verslappen en hij in een ‘pudding’ zal veranderen. Knudsen vermoedt dat de menselijke ruggengraat zich door de zwakkere zwaartekracht op Mars anders zal ontwikkelen. Net als de ogen, waar veel minder druk op komt te staan.

Naast de blauwe bank waar ik op zit staat een emmer. Door een slangetje, dat is aangesloten op een aquariumpomp, wordt water uit de emmer omhooggestuwd. Het water komt uit in een plastic flessenhals, die met een touwtje aan het plafond is bevestigd. Aan de flessenhals hangen, onder elkaar, nog twee flessenhalzen.
De flessenhalzen zijn gevuld met Marszand. Dit speciale zand kun je bestellen bij Orbitec, legt Knudsen uit. Orbitec is een Amerikaans bedrijf dat het zand met aardse bestanddelen samenstelt.
In de bovenste flessenhals groeit een basilicumplantje, in de middelste kiemt tijm, in de onderste een stronkje boerenkool. In de zelf ontworpen constructie zijn ook koffiefilters verwerkt, en verloopstukjes die Knudsen met zijn 3d-printer heeft gemaakt.
Hij is trots op zijn vinding. Dit zelfvoorzienende systeem, waarbij volgens Knudsen geen druppel water verloren gaat, zal te zijner tijd goed bruikbaar zijn op Mars.

 

© 2016 Joris van Casteren

pro-mbooks1 : athenaeum