Leesfragment: Nawoord bij Honoré de Balzacs Verloren illusies

27 maart 2016 , door Jamal Ouariachi
| | |

1 april verschijnt een nieuw deel in de Perpetua reeks, Honoré de Balzacs Verloren illusies (Illusions perdues vertaald door Jan Versteeg). Bij ons nu al een deel van het nawoord van Jamal Ouariachi.

Lucien Chardon, een jonge dichter uit de provincie, droomt ervan beroemd te worden. Hij wordt verliefd op een adellijke dame, die hem meeneemt naar Parijs. Daar raakt hij al snel al zijn illusies kwijt. Zijn opportunisme bezorgt hem grote problemen in de echte wereld. Hij vlucht, overweegt zelfmoord, maar keert uiteindelijk toch terug naar de stad van zijn dromen.

Voor de moderne lezer is er veel herkenbaar: de literaire wereld wordt ten voeten uit, en niet op haar voordeligst, getekend. Ambitie en naïviteit, doortraptheid en eerlijkheid, provincialisme en de beruchte grotestadsmentaliteit, armoede en rijkdom – de veelheid aan thema’s en tegenstellingen die in deze roman verenigd zijn is indrukwekkend. Deze even omvangrijke als volle roman is een van de hoogtepunten uit het grote oeuvre van Balzac. Diens La Comédie humaine komt in Verloren illusies schitterend tot zijn recht.

 

Nawoord (in drie delen)

1

‘Al was het boek een meesterwerk, gebruik je pen om het tot een stompzinnig niemendalletje, een gevaarlijk en ongezond werkje te reduceren.’
— Etienne Lousteau in Verloren illusies

Verloren illusies staat bekend als een klassieker. Het is opgenomen in de canon van de wereldliteratuur; Balzac wordt in één adem genoemd met grootheden als Flaubert en Tolstoi, Multatuli en Melville, en nog een hele reeks andere negentiende-eeuwse onsterfelijken. Maar is dat eigenlijk wel terecht? Niet zelden verhult de mist van de canon de werkelijke kwaliteiten van een boek – of het gebrek daaraan. En gebreken vind je genoeg in Verloren illusies.
Balzac werd, net als zijn hoofdpersonage Lucien Chardon, achtervolgd door schulden. Een gehaast schrijver, gedreven door geldnood. Dat zie je aan zijn slordigheden. Het boek loopt over van de clichés. Dat levert bijvoorbeeld een dorp op dat zich uitbreidt ‘als een inktvlek’, of ogen die glanzen ‘als die van joden die diamanten onderzoeken’. Mannen zijn steevast denkers, vrouwen varen immer op hun intuïtie. Niet zelden bedient Balzac zich van gemakzuchtige shortcuts als ‘het prototype van een winkelier in de provincie’. De vele scènes in Parijse salons komen je op den duur de keel uit, en er wordt zo veel aandacht besteed aan fi nanciële aangelegenheden dat zelfs een econoom er gaandeweg schurft van krijgt.
Ergerlijk is ook hoe Balzac telkens zelf opduikt in zijn verhaal, om commentaar te geven op zijn personages, op gebeurtenissen. We weten allemaal hoe Flaubert op dit punt afrekende met zijn leermeester: bij zijn beroemde uitspraak dat de schrijver in zijn werk ‘als God in zijn creatie moet zijn: alomtegenwoordig maar onzichtbaar’, noemde hij Balzac als voorbeeld van hoe het niet moest.
Kijken we naar de grote lijn, dan is het opnieuw gemakzucht troef. De Franse literatuur staat over het algemeen bekend als een gedachte literatuur, een traditie die loopt van Voltaire, via Rousseau, naar Sartre en Camus. Maar Balzac heeft geen tijd voor gedachten. Op zoek naar snel succes kiest hij voor oppervlakkigheid. Het is niet voor niets dat de naam Walter Scott keer op keer opduikt in het boek. Balzac heeft, in navolging van Scott, zijn werk een veel te sterk dramatisch karakter gegeven. Wat ontstaat is een genre, niet het product van een denkwereld. Een genre dat elke geest kan bevatten, waarin iedereen zich met goedkope middelen als schrijver kan manifesteren, laten we zeggen: een bedachte literatuur. Gevoelens zijn vervangen door gebeurtenissen. Denkbeelden door beschrijvingen. De intellectuele leegte regeert.
Nee, een meesterwerk is Verloren illusies bepaald niet.
Het is jammer én zorgelijk dat uitgeverij Athenaeum deze twijfelachtige klassieker in haar verder zo smetteloze Perpetua reeks opneemt, en daarmee het bestaansrecht van zulke reeksen op gevaarlijke wijze ondergraaft.

2

‘Artikeltjes vergaan, maar goede boeken blijven bestaan!’
— Raoul Nathan in Verloren illusies

Het moet wel afgunst zijn geweest waardoor ik mij genoodzaakt zag mij in bovenstaand stuk te beroepen op dat eenvoudige theorietje over twee soorten literatuur, een gedachte en een bedachte literatuur. Afgunst, ja. Hoe kan ik anders zo dom zijn regeltjes op te stellen die afb akenen wat literatuur wel of niet zou moeten zijn? Juist de hoogste vorm van literatuur slaagt erin idee en beeld in elkaar op te laten gaan. Juist in de literatuur hoeven genres geen gescheiden werelden te zijn. Waarom zou een romanschrijver eigenlijk niet én psycholoog én dichter én socioloog én historicus én journalist mogen zijn? Waarom zou hij een autobiografisch getint relaas niet mogen vermengen met onversneden fictie? Waarom zou hij beschrijvingen niet mogen afwisselen met essayistische passages?
Dit proza wordt er enorm rijk van. De tragiek neemt toe, juist door die af te wisselen met komische momenten. De innerlijke wereld van de personages wint aan overtuigingskracht doordat Balzac laat zien welke maatschappelijke processen erop van invloed zijn.
En waarom zou een schrijver niet zelf in zijn proza mogen opduiken? Dat Flaubert – dat slappe aftreksel van Balzac – zo laf was zich achter zijn personages te verschuilen, betekent niet dat anderen ook zo te werk moeten gaan. Proh pudor! Opinies in een roman doen de urgentie ervan alleen maar toenemen. Hier staat iets op het spel. De schrijver is niet onverschillig ten aanzien van zijn zelfgecreëerde wereld.
Ook stilistisch valt er niets op Verloren illusies af te dingen. Welke schrijver van een boek dat meer dan 700 pagina’s telt, kan zonder shortcuts? Het cliché, schreef Gerard Reve al, ‘heeft het bevrijdende van iets dat niet meer ter discussie staat’. Het is, kortom, een rustpunt tussen die vele, vele adembenemende stilistische uitspattingen waar elke pagina van Verloren illusies mee vol staat. Een rustpunt tussen alle ontregelende aforismen waar Balzac de lezer gul mee bestookt. Hoe kun je moeilijk doen over een zorgvuldig gekozen cliché bij een schrijver die zelfs van een aardappel nog een juweel weet te maken, zoals in die onvergetelijke passage over het armzalige studentenrestaurant Flicoteaux: ‘Aardappelen zullen nooit ontbreken. Al was er in Ierland of waar dan ook geen aardappel meer te vinden, bij Flicoteaux zou je ze krijgen. Daar verschijnen ze al dertig jaar op tafel in die goudgele kleur waar Titiaan zo’n voorliefde voor had, bestrooid met gehakte peterselie en begiftigd met een eigenschap waar vrouwen ze om benijden: zoals ze er in 1814 uitzagen, zo zullen ze er in 1840 nog steeds uitzien.’
Wie zoiets leest, vergeet toch onmiddellijk die zogenaamd typisch Franse gedachte literatuur? Bij Balzac kom je niets tekort. Daar waar al die grote Franse denkers hartstocht ontberen, is Balzac één en al gevoel — overigens zonder zijn brein te verliezen.
Verloren illusies is zonder enige twijfel een van de mooiste en compleetste romans aller tijden.

[...]

 

Copyright © 2016 Jamal Ouariachi

pro-mbooks1 : athenaeum