Leesfragment: Salam Europa!

15 oktober 2016 , door Kader Abdolah
|

Deze week verscheen Salam Europa!, de nieuwe roman van Kader Abdolah. Bij ons een uitgebreid fragment.

Sjeed Djamal, docent oriëntalistiek aan de Universiteit van Amsterdam, woont al lange tijd in Nederland. Op een dag krijgt hij een reisboek in handen van een Perzische sjah, die in de negentiende eeuw door Europa reisde. Sjeed Djamal vindt het fascinerend. Nieuwsgierig besluit hij om deze reis zelf te maken, met een afstand van anderhalve eeuw. Samen met zijn student Iris wijdt hij zich aan de geschriften van de sjah en zijn medereizigers. Hij ziet hoe de sjah dwars door Europa reist, en zelfs door België en Nederland. Op die manier volgt hij de reusachtige karavaan van de sjah die steeds dieper het continent in trekt. Gaandeweg dringt de geschiedenis, maar ook het heden van Europa, steeds dieper tot Sjeed en zijn assistente door.

Salam Europa!, de nieuwe, grote roman van Kader Abdolah, is een boek over nieuwsgierigheid en belangstelling voor de ander. Het is een overrompelende roman, over de schoonheid en de betekenis van het over de grenzen kijken, waarin realiteit en verbeelding door elkaar lopen. Tegelijk is dit boek een vertelling over het heden, waarin Kader Abdolah de gebeurtenissen van nu, rondom de immigratie en de terreur, op een onvergelijkbare manier in zijn verhaal verweeft, wat het een hoogst actuele roman maakt. Het resultaat: een schitterende oosterse vertelling over Europa.

 

Salam

En salam betekent groeten, gezondheid en vrede, dus proost.
Mijn naam is Sjeed Djamal en ik ben de verteller van dit verhaal.
Er wordt verteld dat er ooit een Perzische koning was die alles achterliet om een reis door Europa te maken. Graag wil ik een poging doen om zijn reisverhaal, oftewel de sprookjes die hij beleefd heeft, op papier te zetten.

Sinds ik met deze vertelling ben begonnen, kan ik het ware niet scheiden van het onware. Vaak verzin ik dingen, maar tot mijn verbazing zijn ze geloofwaardiger dan de werkelijkheid. Het komt door mijn vlucht: wie nooit meer terug naar huis mag belandt in een staat van verbeelding. Stendhal, de negentiende-eeuwse Franse romantische schrijver die in zijn werk zowel romantische als realistische invloeden verenigde, zegt ergens in een interview: ‘De werkelijkheid van de feiten kan ik niet geven, ik kan er alleen maar de schaduw van laten zien.’
Ik herinner me dat ik als kind de gebedschador van mijn moeder over mijn hoofd trok terwijl andere kinderen er met mij onder zaten. Ik begon hun verhalen te vertellen die ik zelf verzon. In de meeste verhalen wilde ik een sjah zijn die overal naartoe ging en alles deed wat hij wilde. Met dit boek heb ik hetzelfde gedaan; ik heb de sluier van mijn moeder over mijn hoofd getrokken en begon als een sjah aan een grote reis.
Met deze waarheid als basis ben ik aan dit boek begonnen.

Ik heb mijn graad in de oosterse talen aan de Universiteit Leiden behaald en momenteel geef ik les aan de Universiteit van Amsterdam op de afdeling waar men oosterse talen en beschavingen bestudeert.
Door mijn studie heb ik voor mezelf een deur geopend naar de oosterse wereld waar ik vandaan kom. Ik lees de klassieken en ik vertaal ze in het Nederlands. Af en toe kom ik op televisie om wat over Iran, Irak of Syrië te vertellen als daar iets aan de hand is. Vooral nu vluchtelingen massaal naar Europa komen, verschijn ik vaker in de media om een en ander uit te leggen.
Ik fiets veel en ik ga af en toe met collega’s naar de kroeg, maar soms zie ik mezelf als een oude monnik, een kloosterling. Een man die in alle rust en stilte met de oude geschriften bezig is. De monniken deden hun werk omwille van God, ik doe het om mijn honger naar verhalen te stillen.
Nu ik dit schrijf zit ik op een rustige plek naast het raam op de oosterse afdeling van de universiteitsbibliotheek. Het is een grijze dag in Amsterdam en het regent.

Ik woon nu al zo’n kwarteeuw in Nederland, waarvan vijftien jaar in Amsterdam. Door mijn beroep als docent oriëntalistiek heb ik goed contact met mijn collega’s in Duitsland, Frankrijk, België en Engeland. Daardoor ken ik Europa redelijk goed. Tijdens mijn reizen vraag ik me altijd af hoe het hier eerder is geweest, en hoe het komt dat ik nu langs deze wegen rijd. Als je in een oud huis gaat wonen, vraag je je ook af welke mensen er vóór jou hebben gewoond en wat ze er hebben meegemaakt.
Ik heb veel boeken over Europa gelezen, maar dat stemde me niet tevreden; ik zocht meer naar een persoonlijke ervaring, naar een eigenwijze kijk die niets heeft van een historische benadering. Graag wilde ik terugreizen in de tijd.
Toen ik zo’n twee jaar geleden naar Duitsland reed, langs die rustige grenswegen, kreeg ik opeens het idee een boek over Europa te schrijven. Ik wilde een eigen verhaal vertellen, een vertelling over Europa op mijn manier.

Ik geloof niet in toeval, maar op de Universität zu Köln kreeg ik een reisboek van een oude Perzische koning in handen. Aan het einde van de negentiende eeuw had hij gedurende zes maanden een unieke reis door Europa gemaakt. Halsoverkop heb ik zijn reisboek al in Duitsland uitgelezen. Ik vond het fascinerend.
Omdat hij een koning was kon hij overal naartoe gaan en stonden de deuren van paleizen, musea, privéwoningen van de Europese koningen en staatslieden, theaters, bordelen, cafés en bedrijven wijd open voor hem. Hij maakte dingen mee die verder niemand kon meemaken.
De reis van die koning hield me bezig, maar er ontbrak iets essentieels in zijn vertellingen. Hij heeft veel belangrijke dingen over het hoofd gezien. Als lezer zag ik tussen de regels van zijn aantekeningen alles wat hij niet had gezien. Dat kwam doordat ik zijn boek zo’n 130 jaar later las. Op de terugweg uit Duitsland ontstond het idee om met de kennis van nu een nieuw boek over hem en zijn belevenissen te schrijven.
En zo ging ik op zoek naar meer informatie. Het kostte me anderhalf jaar om de nodige gegevens te verzamelen en een reeks oude oosterse reisboeken en westerse autobiografieën te lezen, maar toen kon ik met mijn eigen verhaal beginnen. Voor het vertellen van de gebeurtenissen heb ik voor een oude oosterse vertelvorm gekozen: de hekajat. Het moet een reeks vertellingen over Europa worden in de stijl van oude Perzische vertellingen.
Om toch een houvast te hebben stelde ik eerst een fictieve tijd voor dit verhaal vast: het voorjaar en de zomer van 1880, zodat we toch iets dichter bij de werkelijkheid zouden kunnen komen. Maar ik kwam er algauw achter dat dit niet te doen was. In de vertellingen van de sjah zweeft de tijd tussen 1870 en 1890 en daardoor kwam ik vaak vast te zitten tussen de ware en onware tijd. Daarom heb ik in mijn eigen vertellingen de tijd ook maar losgelaten.
Elke vertelling heeft een begin, en voor deze vertelling begon het allemaal in Teheran. Ik ga kijken waar de koning is.

 

© 2016 Kader Abdolah

pro-mbooks1 : athenaeum