Leesfragment: Vijf sterren voor de gaarkeuken

03 maart 2016 , door Wessel te Gussinklo
| | | |

4 maart verschijnt de nieuwe essaybundel van Wessel te Gussinklo, Vijf sterren voor de gaarkeuken. Wij publiceren het essay 'Simon Vestdijk, ikzelf en de baldadigheid' voor.

Vijf sterren voor de gaarkeuken is een kleine verzameling van de mooiste essays en essayistische vertellingen die Wessel te Gussinklo in de loop der tijd schreef, en waarin hij (aldus Jeroen Vullings in Vrij Nederland): 'Zijn historische kennis met brede zwiepende bewegingen uitvent.' Sommige daarvan zijn eerder gepubliceerd in diverse kranten en tijdschriften, andere verschijnen hier voor het eerst. De ene keer gaat het om een zaak van gewicht, de andere keer wat minder, maar altijd weet Te Gussinklo de lezer te betrekken met zijn losse, speelse verteltrant en de vaak baldadige toon van deze essayistische verhaaltjes, en steeds is: 'De lucht dun en ijl, het gevaar nabij en de geest vol van een vrolijke boosheid' (Nietzsche).

Wessel te Gussinklo studeerde psychologie in Utrecht. In 1986 verscheen zijn eerste roman De verboden tuin, die bekroond werd met de Anton Wachterprijs. Zijn tweede roman, De opdracht (1995), ontving de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, de ECI-prijs en de F. Bordewijkprijs, en werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en De Gouden Uil. Zijn meest recente roman, Zeer helder licht [voorpublicatie], stond op de toplijst van de ako Literatuurprijs en op de longlist van de Libris Literatuurprijs. In 2015 verscheen het cultuurfilosofische essay Wij zullen aan God gelijk zijn [voorpublicatie].

 

Simon Vestdijk, ikzelf en de baldadigheid

Bij Simon Vestdijk treft mij vooral zijn baldadigheid, een neiging die ik met hem deel. Allereerst het begrip baldadigheid zelf, een begrip dat in deze tijd een bijkleuring heeft gekregen die het dicht bij vandalisme en criminaliteit brengt maar dat tot voor kort onschuldiger associaties opriep. Afgeleid van het Middelnederlandse woord baeldaet dat ‘boze daad’ betekende, is het oorspronkelijk het meest verwant aan stoutmoedigheid. De voornaamste betekenis die het ondanks een zekere verschuiving ook nu nog heeft is: overtredingen door meestal jeugdigen in jeugdige overmoed begaan, een gedrag dat glimlachen doet, en met schouderophalen bezien dient te worden, relatief onschuldig, zonder boze opzet ontstaan door levenslust en vitaliteit.

Wat dit met zowel Simon Vestdijk als mijzelf te maken heeft hoop ik in het vervolg duidelijk te maken. Baldadigheid wordt gekenmerkt door het overschrijden van grenzen, het zondigen tegen regels, maar speels, zonder kwaadaardigheid of querulantisme en meestal zonder doel behalve het gedrag zelf. Het bezit een vriendelijke terloopsheid en vaak komische aspecten en vooral spot met de zelfopgelegde beperkingen, de schijnbare hypocrisie in de gedragsregels van de volwassenen en gevestigden. Men moet spelregels overtreden om ze toe te eigenen en ook om een eigen ruimte en vrijheid binnen die spelregels te verwerven.

Cultuur is een samenstel van spelregels dat tussen mensen en door mensen ontstaan is, maar eenmaal ontstaan, zijn eigen wetmatigheden volgt los van de mens zelf; de mens beperkend en misvormend en scheppend. Want zonder misvorming is er geen vorm, zonder beperkingen en begrenzingen is er alleen chaos. De mens ontwerpt machines, constructies, wetten, spelen, regels en is daarna onderhorig en pas werkelijk bestaand. Iedere schrijver kan vertellen hoezeer de vorm de inhoud verminkt en pas werkelijk helderheid geeft. Met behulp van de cultuur en de spelregels van de cultuur ontwerpt, componeert men zichzelf en de eigen wereld in de wereld die al bestaat om door adaptatie, verwerping en bijstelling tot een persoonlijke mening te komen. Aanpassing aan de spelregels, gebruikmaken, aanvaarding schenkt paradoxaal genoeg vrijheid want samenvallen met beperkingen is geen beperking meer, het is zelfverwezenlijking. Net zoals een sonnet vorm en inhoud is en pas dankzij beide kan bestaan.

Baldadigheid is het privilege van jeugdigen die hun eigen grenzen en vervormingen zoeken – bij ouderen is het alleen hinderlijk en zelfdestructief, inefficiënt in een wereld waarvoor men zich tot wapen moet omsmeden om zijn doeleinden te bereiken (de oudere baldadige is als een man die zich een pak heeft laten aansmeren en een halfjaar daarna nog steeds schurkende onwennige bewegingen maakt. Of hij heeft een tic, of het pak past niet). En baldadigheid is het privilege van kunst en kunstenaars, want kunst is tot op zekere hoogte een speelse overtreding en kunstenaars moeten in vorm blijven. Geen mij bekende schrijver heeft zoveel baldadige hoofd- en bijfiguren geschapen als Simon Vestdijk. Ik noem uit de losse hand zonder uitputtend te willen zijn Philip Corvage, meneer Visser, Caligula. Soms zelfs heeft de baldadigheid zich meegedeeld aan de werkelijkheid en is de hoofdfiguur de dupe zoals in De redding van Fré Bolderhey of Een moderne Antonius, waar een psychose toch wel buitengewoon baldadige vormen aanneemt. De baldadige bijfiguren zijn te veel om op te noemen. Natuurlijk zijn er behalve Vestdijks onmiskenbare voorkeur een aantal technische voordelen bij de aanpak. De komedie verkleint, vervreemdt en verwordt gemakkelijk tot een ondiepe zedenschets of satire, die zonder solidariteit of emoties te wekken het ridicule van het menselijke gedrag en het menselijk bestaan weergeeft. Het leven naar de spelregels waartegen de jeugdige rebelleert.

Anderzijds is er die tragedie die vergroot, verzwaart en licht tot pathetiek en onverteerbaar navelstaren leidt. Het leven in conflict met de spelregels.

De baldadige hoofdfiguur brengt door de grenzen die hij speels overschrijdt een verzoening tot stand tussen de komedie (door zijn gedrag en de reacties van anderen) en de tragedie (door zijn noodwendige zeer tot solidariteit bewegende ondergang) zonder dat uitputtend wroeten in een gevoelige ziel nodig is. Groot is onze solidariteit met hem die ook namens ons over de schreef gaat.

Maar hiermee is de baldadigheid in Vestdijks werk niet uitgeput. Niet alleen de figuren, situaties of wereld, ook de stijl is vaak baldadig met als uitersten voor mijn gevoel het begin van Het glinsterend pantser, en De Leeuw en zijn Huid. Ik meen dat ik geheel in de geest van Vestdijk handel als ik nu speels met de verschuldigde knipogen de astrologie van stal haal. Vestdijk als Weegschaal met een ascendant in Stier en de maan in Schorpioen. De Weegschaal die altijd alle voors en tegens ziet, elk argument met een tegenargument ontkracht om het evenwicht te behouden. Een ascendant in Stier die relatief goedgelovig beïnvloedbaar en naïef maakt en de twijfel dus versterkt. Maar met de heftige emoties van een maan in Schorpioen. De enige manier om aan de verlammende scepsis van deze constellatie te ontkomen is baldadigheid. Een baldadigheid die zich van geen enkele overtuiging meer iets aantrekt en argumenten en ideeën beschouwt als kleurige ballen waarmee gejongleerd wordt, maar die men vooral niet te ernstig moet nemen, hoewel zeker ook niet moet veronachtzamen want al valt er voor elk idee wat te zeggen, voor het ene toch meer dan voor het andere, en daarachter is een laatste ernst die niet te veel prijsgegeven mag worden.

Deze stijl, deze aanpak bepaalt Vestdijks formidabele leesbaarheid en de mij vaak verbijsterende veelvormigheid en gevarieerdheid. Hij is ook een van de geestigste schrijvers die ik ken. Al leidt deze scepsis en baldadigheid er soms toe dat het tragische vervlakt, en in plaats van de nagestreefde Jeroen Bosch- en El Greco-wereld een burleske Breugheliaanse werkelijkheid ontstaat.

Ik zou terug willen gaan naar de vijftiger, zestiger jaren. Ik hoorde zover ik weet voor het eerst van Vestdijk toen ik – na wegens onmogelijk gedrag van drie scholen verwijderd te zijn – op een internaat met streng regime geplaatst werd en schoolging op het Doorns streeklyceum. Vestdijk werd mij wel eens aangewezen als hij door het dorp fietste. Het was nodig dat er uitgelegd werd wie hij was. Twee jaar later had ik een vriend die – tenminste zo herinner ik het mij – als een soort behang alle wanden van zijn kleine kamertje van vloer tot plafond vol had staan met Vestdijk. Al het geld van zijn vakantiebaantjes besteedde hij eraan. Hij beval mij dringend aan ze te lezen. Ik vond de romans wel mooi geloof ik want ik las de meeste. Maar toen ik een tien jaar later geheel meegesleept alle Vestdijkromans in drie maanden herlas waren ze volstrekt nieuw voor me op een paar bijzaken na. Er was niets doorgedrongen. Ik was er te jong voor – net zoals voor Dickens die ik een paar jaar daarvoor gelezen had. Sartre, Camus vond ik op die leeftijd grote schrijvers – wat ze natuurlijk ook zijn – voor Vestdijk had ik te weinig geleefd en ervaren. Sartre en Camus hebben het over hoe je moet leven. Het zijn moralisten – al zijn ze natuurlijk veel meer. Met voorschriften en leefregels ben je van jongs af aan opgevoed, dat is ook bij een grotere moeilijkheidsgraad herkenbaar. De dubbelzinnigheid van het leven zelf waar Vestdijk het over heeft is dan nog ver weg.

Toen ik pas psychologie ging studeren schreef ik Vestdijk brieven over Gustav Meyrink die ik zeer bewonderde en die hij bewonderd had, en geheel verminkt door die opleiding vragen als: hoe kan Dostojevski een groot schrijver zijn als hij het alleen over psychotici, psychopaten en idioten heeft, of: is Van Gogh wel een groot schilder als zijn perspectief niet klopt, terwijl hij ook nog krankzinnig was.

Vestdijk schreef geduldige briefjes terug met verwijzingen naar literatuur, en met sussende kalmerende woorden die je op dat soort onzin terug moet zeggen.

Helaas echter, ook mijn herhaalde verzoeken om langs te mogen komen en een en ander eens diepgaand te bespreken standvastig afwijzend. Ik beschouwde Vestdijk toen al als de grootste Nederlandse schrijver met jeugdige overdrijvingen als: er zijn twee Nederlandse literaturen, de ene is Simon Vestdijk, de andere de rest. In 1964 had ik tot mijn verrukking een roman geschreven in de Vestdijkiaans korte tijd van twee maanden (De expeditie, een zeer baldadig boek dat hoe jeugdig ook – en vol feilen en zwakheden – nog steeds mijn hart heeft).

Van literaire tijdschriften had ik nooit gehoord. Uitgevers leken mij onbereikbaar, van een andere wereld. De enige mogelijkheid was Simon Vestdijk. Maar omdat hij altijd elk persoonlijk contact afgewezen had en zijn briefjes hoffelijk maar kort waren, leek het mij verstandiger het boek ongevraagd op te sturen. De begeleidende brief bevatte zinnen als: ‘Het zal zowel u als mij tot voordeel strekken als dit boek uitgegeven wordt.’ Of: ‘Wilt u eens bladeren en godlof soms lezen.’ Of, denkend aan zijn beschrijving van Du Perron in Gestalten tegenover mij en de metalige Indische r: ‘U heeft ook een Du Perrrrrron nodig gehad om uw werk uitgegeven te krijgen.’ (Du Perron met zes r’en, met de gedachte: dat zal Vestdijk leuk vinden.) De geschoktheid, de verbijstering toen ik het de volgende dag terugkreeg met de twee zinnen: ‘Ik doe dit soort dingen mijn leven lang al. Nu moet een ander het maar eens doen’ S. Vestdijk, zal ik niet beschrijven. Het enige wat mij te binnen schoot was onmiddellijk op mijn motor naar Doorn rijden in de hoop dat hij ergens buiten zou lopen, of dat enig gelukkig toeval... ik wist het niet precies.

Op die zonnige junimiddag was de Torenlaan verlaten. Ik wist niets anders te beginnen dan rondjes op de t-kruising maken en de laan op en neer te rijden. Wellicht zou er iets gebeuren. Mijn motor (voor de liefhebber: een bsa één-cilinder 500 cc kopklepper waarmee ik moeiteloos 180 km per uur haalde en al eens in één weekend naar Milaan heen en terug was gereden) had een mijn ego zeer bevredigend defect aan de uitlaat, waardoor ik de ontsteking op het stuur verzettend, door gasvorming in de uitlaat reusachtige knallen en zelfs vuurstralen kon produceren. Ik was daar na een paar keer heen en weer rijden reeds een beetje mee aangevangen, rijdend in een soort moedwillige koppigheid die allang niet meer Vestdijk betrof maar de situatie zelf: het heen en weer rijden, de steeds luider wordende knallen. Een situatie die ik niet meer zelf kon beëindigen, die slechts door iets van buitenaf, desnoods – nu Vestdijk niet verscheen – een catastrofe, vernedering en schande beëindigd kon worden.

Inmiddels was een Engels georiënteerde oudere heer, een spaniël aan een ingewikkelde schuifconstructie met zich voerend, in de laan verschenen, die onwelwillend mijn af- en aanrijden volgde.

Toen hij langzaam vorderend ter hoogte van het Vestdijkhuis gekomen was, besloot ik inmiddels geheel verzonken in het rondrijden en het produceren van knallen, weggedreven van elke oorspronkelijke bedoeling, bij het hem passeren de definitieve oorverdovende knal met vuurstraal te maken. Ik had tot dan toe de zegswijze ‘omvallen van schrik’ voor een hyperbool gehouden. Opzij kijkend om behalve het horen van de donderslag ook de alles overtreffende vuurstaal te zien, zag ik in het gras van de berm, iets opzij schuin achter mij de spaniël liggen, plat op zijn zij, zijn vier poten gestrekt. En op dat moment verder weg daarachter, verscheen voor het raam van het Vestdijkhuis – uit de diepte van de kamer waar hij zich een ogenblik vertrad stel ik mij voor, om na het beëindigen van de ene roman aan de andere te beginnen – de grote schrijver zelf, enigszins zijn broek optrekkend en zeer bleek achter het glas, om dat wat zich voordeed in de wereld der verschijnselen in ogenschouw te nemen.

Graag had ik nu verteld dat ik onder het oog van deze dompteur van baldadigheden boven mijzelf uitsteeg, mijn motor neerzette en die gedragingen en woorden alsnog vond waardoor alles goed kwam, of, zoals zijn figuren, tot een tragische maar zingevende apotheose opgestuwd werd. Niets van dit alles. Vreemd genoeg hevig geschrokken door zijn aanblik en het feit dat hij naar mij keek, alsof ik nooit echt geloofd had dat hij bestond, spoedde ik mij langs de deftig scheldende heer de laan uit, met om zo te zeggen mijn smoel in mijn handen, om voorgoed uit Vestdijks leven te verdwijnen, als ik daar al ooit in gefigureerd had. Misschien als een van die dubieuze motorrijders in zijn boeken.

Het heeft daarna lang geduurd voor ik weer een roman geschreven had.

 

© Wessel te Gussinklo

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum