Leesfragment: Wat echt is

07 september 2016 , door Daniela Hooghiemstra
| | |

15 september verschijnt de debuutroman van Daniela Hooghiemstra, Wat echt is. Wij publiceren voor uit hoofdstuk 2.

Niets is wat het lijkt, ook de liefde niet.

Als vrouw van een rijke zakenman en klassenmoeder op eliteschool De Droom heeft Vanessa Wondergem een zorgeloos leven. De Droom is het centrum van haar bestaan. Als ze te horen krijgt dat haar eigenzinnige, moeilijk lerende zoon van de school af moet, belandt ze in een existentiële crisis. Alles in haar leven draait om haar man en haar zoon. Wie is zij zelf? Haar zoektocht heeft fatale gevolgen.

 

2

Koos Metselaar nam in het najaar van 2014 afscheid als directeur van De Droom. Henka Müller volgde hem op. Na de val van de Berlijnse Muur was zij vanuit Oost-Duitsland naar Amsterdam verhuisd. De ‘hele rataplan van Sovjetoverheersing,’ zoals Carola het noemde, had ze meegemaakt. ‘Nooit verse groenten, altijd overal in de rij, het moet verschrikkelijk geweest zijn.’ De twee vorige scholen waar Henka de scepter zwaaide hadden onder haar leiding het predicaat ‘excellent’ verworven.
Met Koos, een boomlange goedzak die ook wel ‘de gvr’ (de Grote Vriendelijke Reus) genoemd werd, was alles bespreekbaar. Hij animeerde de leerkrachten, charmeerde de ouders. Als ruzie dreigde, maakte hij een neuriënd geluid dat kalmerend werkte. Hij geloofde dat je overal van kon leren, dat prestaties of wat je daar dan ook onder mocht verstaan vanzelf kwamen. Macht moest worden verdeeld, verantwoordelijkheid moest worden toevertrouwd en kinderen moesten niet worden gedwongen. Vanessa vond hem de ideale directeur.
Henka pakte het anders aan. Tijdens haar welkomstspeech noemde ze de val van de Muur de kans van haar leven, maar al snel bleek dat de oude Oostblokmentaliteit met haar was meeverhuisd. ‘Kinderen zijn ruw materiaal dat gepolijst moet worden. Met fröbelen komen we er niet. De mondiale concurrentie rukt op. Het is erop of eronder.’ Zo zette zij de toon voor een nieuwe koers. De Droom moest een ‘excellente school’ worden.
Vanessa was daar niet op tegen, ze was het alleen niet eens met de manier waarop Henka het wilde bereiken. Democratie was theorie voor haar. Ze wist niet hoe je het in werkelijkheid deed: overleggen. Het plan voor een jeu-de-boulesbaan dat door een groepje moeders met aanstekelijk enthousiasme was uitgewerkt, werd door haar met één zakelijke e-mail van tafel geveegd. De discofeesten voor de ouders – ten tijde van Koos legendarische thema-avonden – schafte ze af. Wie eerder met vakantie vertrok, belandde voortaan in een formele absentieprocedure die kon uitmonden in een boete of een schorsing. ’s Ochtends afscheid nemen in de klas – vanouds een gezellig ritueel – mocht ook niet meer. Ouders moesten vanaf nu buiten zwaaien. Het ijzeren hek dat Henka daartoe langs het schoolplein liet plaatsen, was ‘de muur’ gaan heten. ‘De Droom is er voor de kinderen en niet voor de ouders.’ Met dat statement maakte ze duidelijk dat zij de bestaande cultuur van De Droom niet alleen niet kende, maar ook niet respecteerde.
Het ergste vond Vanessa de zogenaamde voortgangsmonitor die Henka zonder ruggespraak invoerde. Daarin werden de resultaten bijgehouden van wekelijkse taal- en rekentoetsen, die zij eufemistisch ‘proefjes’ noemde.
Jasper kon niet werken op commando. Als peuter staarde hij voor zich uit als Vanessa houten blokjes op elkaar stapelde. Hij leek niet te begrijpen waarom ze dat deed, dat ze dat voor hem deed. Hij gooide de blokjes ook niet omver, zoals de meeste andere kinderen. Hij pakte de blokjes op, bestudeerde ze en stopte ze terug in de doos.
Rekensommen weigerde hij te maken, terwijl hij juist plezier had in tellen. Verrekijkers fascineerden hem. Alle soorten van opnameapparatuur hadden zijn belangstelling. Al een tijdje hield hij zich bezig met liplezen. Toen hij op de kleuterschool zat, was het Vanessa opgevallen dat hij zijn handen op zijn oren legde als ze tegen hem praatte. Ze had het aanvankelijk voor dwarsheid aangezien, totdat ze in de gaten kreeg dat hij intussen aandachtig naar haar keek en leek te verstaan wat ze tegen hem zei. ‘Henka ziet niet dat kinderen onder druk dichtklappen,’ klaagde ze tegen de andere moeders van De Droom. Zij herkenden het probleem, maar voor een serieus protest kwamen de handen niet op elkaar.

Het nieuwe jaar was begonnen met sneeuw. Vanessa stond voor het raam. De dwarrelende vlokken stelden gerust. De wereld smolt, het regende te vaak. Bloemen en planten kwamen te vroeg, vogels verdwenen. Op animaties had ze gezien hoe Nederland door het water verzwolgen werd, in het ene scenario wat sneller dan in het andere. Maar nu was het koud, zoals het hoorde. Misschien viel het dan toch mee. De gracht leek een zeventiende-eeuws schilderijtje. Die ochtend had ze bontlaarsjes besteld via internet.
In de verte doemde een fietser op. Of eigenlijk twee. Jasper fietste over de gracht. Of eigenlijk werd hij gefietst. Ze zag dat hij niet zelf trapte. Hij stuurde ook niet. Hij hield zijn vingers in zijn oren. Hij zat met Jans op een soort tandem, een felblauwe fiets met aan de achterzijde een stang, waar het stuur van een kleinere fiets aan was vastgemaakt.
Vanessa durfde hem niet alleen te laten fietsen. Hij had geen aandacht voor het verkeer. Maar zelf trappen moest toch kunnen? Het bleef vreemd: je eigen kind zien, zonder dat het jou ziet. Het overkwam Vanessa geregeld, ook toen Jasper nog klein was. Ze had weleens een jas staan passen, terwijl ze hem in zijn wandelwagentje voorbij zag komen. Ze had de winkel uit willen rennen, hem uit zijn wagentje willen halen, zijn gezichtje willen kussen. Maar ze had het niet gedaan, omdat ze in die jas niet zomaar de winkel uit kon lopen, en ze hem daarna toch weer terug in dat wagentje zou moeten doen.
Jans zwoegde op de fiets. Zij was een kleine, tanige vrouw, die al vanuit de verte naar tabak rook. Sterk, maar ongezond. Ze was gekomen toen Jasper net kon lopen. Tijdens het kennismakingsgesprek was hij meteen bij haar op schoot gekropen.
‘Vergeet niet om tijd voor jezelf te maken,’ had haar moeder gewaarschuwd. ‘Je moet jezelf blijven ontwikkelen. Niet verzanden in een leeg bestaan.’
Vanessa was filosofie gaan studeren. Ze had gehoopt op interessante gesprekken, nieuwe inzichten. Maar te lang werd in haar ogen doorgezeurd over de betekenis van één woord en de oosterse filosofie die haar interessant leek werd zo goed als niet behandeld. De colleges werden gekaapt door Martha Klein, een professor vrouwenstudies die ageerde tegen wat zij male chauvinist philosophy noemde. Iedere maand een tentamen, ook dat stond Vanessa tegen. Na twee jaar was ze ermee opgehouden.
Haar dagen kwamen wel vol, dat was het probleem niet. Van een leeg bestaan had ze geen last. Van die eigen ontwikkeling was alleen niet zoveel terechtgekomen. Als ze op wilde sommen wat ze bereikt had, kon ze niets noemen. Ja, Elfenbos. Het Jeugdjournaal. Ze vroeg zich af of ouders op de middelbare school nog meehielpen met musicals. Of het na je veertigste moeilijk werd om een baan te vinden.
Het was sluipend begonnen: de twijfel. Het bestaansrecht dat ze aan haar kind ontleend had, begon een beetje uitgeput te raken. Op het schoolplein zag ze nieuwe, jongere moeders. Wie waren dat? Ze groetten haar niet. Wie was Vanessa, behalve de vrouw van Victor en de moeder van Jasper?
Ze zag hem van de fiets afstappen. Ze vroeg zich af wie hij zou worden. Wie, behalve haar zoon. Haar kleine jongetje. Hij was bijna twaalf en trapte niet zelf. Was er toch iets fout gegaan? En wanneer was dat gebeurd?
Sinds de komst van Henka kwamen in haar mailbox wekelijks grafieken binnen uit de voortgangsmonitor. De laatste tijd maakte zij ze niet meer open. In het lezen van grafieken was ze nooit goed geweest. Henka’s prestatiedrang vond ze overdreven. Jasper was pas elf jaar oud, ze ging hem niet opjutten. Haar moeder zei ook: het komt vanzelf.
‘Resultaatalarm’ had in de header van de laatste mail gestaan. De secretaresse van De Droom had gebeld. Henka had verzocht om een gesprek ‘inzake’ Jasper. Vanessa had zich voor die afspraak maar zakelijk gekleed, in een grijs mantelpakje. Alsof ze nog andere belangrijke dingen te doen had. In de spiegel boven de haard zag ze zichzelf. Advocaat, managing director, head of sales, ceo. Had dat ook gekund?
Ze wilde juist vertrekken toen Jasper binnenkwam. De sneeuw op zijn haar werd water in haar mond terwijl ze hem een kus gaf. Buiten had ze kinderen een sneeuwpop zien maken. Dat leek haar leuk, maar Jasper kwam niet graag buiten.
‘Hij houdt niet van de kou,’ zei Jans.
‘Ik heb een afspraak met Henka,’ zei Vanessa.
‘Is-ie stout geweest?’ Jans’ hese rokerslach schalde door de gang.

 

© 2016 Daniela Hooghiemstra

pro-mbooks1 : athenaeum