Leesfragment: Clarice Lispector. De biografie

28 april 2017 , door Benjamin Moser
| | |

Vorig jaar verscheen Benjamin Mosers biografie over de befaamde Braziliaanse auteur Clarice Lispector (1920-1977). Op 29 april vertelt Moser, tijdens de Independent Bookstore Day, op het Spui over zijn biografie. Lees bij ons een fragment!

Ze wordt vergeleken met Borges, Kafka en Nabokov, ‘die vrouw die eruitzag als Marlene Dietrich en schreef als Virginia Woolf’, en beleeft een golf van populariteit over de hele wereld, veertig jaar na haar dood: Clarice Lispector (1920-1977). Geboren te midden van de verschrikkingen van de Oekraïne na de Eerste Wereldoorlog, werd de jonge Clarice een persoon wier schoonheid, intellect en excentriciteit Brazilië fascineerden.


Clarice Lispector. De biografie (vertaald door Adri Boon) vertelt hoe deze uitzonderlijke vrouw ondanks een lange ballingschap en persoonlijke problemen uitgroeide tot een groot schrijfster, en ontrafelt op weergaloze wijze de mythes die haar omringen.

N.B. Eerder publiceerden wij voor uit Clarice Lispectors De ontdekking van de wereld en Het uur van de ster.

 

Inleiding: De sfinx

In 1946 keerde de jonge Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector uit Rio de Janeiro terug naar Italië, waar haar man viceconsul was, met standplaats Napels. Ze was als diplomatieke koerierster naar haar land gereisd met documenten voor het Braziliaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, maar omdat door de oorlog de gebruikelijke verbindingen tussen Europa en Zuid-Amerika niet meer functioneerden, volgde ze een ongewone route om zich bij haar echtgenoot te voegen. Eerst vloog ze van Rio naar Natal, aan de oostkust van Brazilië, vervolgens naar de Britse basis op Ascension, in de Zuid-Atlantische Oceaan, vandaar naar de kleine Amerikaanse luchthaven in Liberia, dan naar de Franse basis bij Rabat en Casablanca en ten slotte via Caïro en Athene naar Rome.
Tijdens elke etappe van de reis had ze enkele uren of dagen om rond te kijken. In Caïro werd ze door de consul en diens vrouw meegenomen naar een cabaret waar tot hun verbazing een buikdans werd opgevoerd op de bekende klanken van dé hit van het carnaval te Rio in 1937, Carmen Miranda’s I Want My Mama.
Verder maakte Egypte niet veel indruk op haar, schreef ze aan een vriend in Rio de Janeiro. ‘Ik heb de piramides gezien, de sfinx – een mohammedaan las mijn hand in het “woestijnzand” en zei dat ik een zuiver hart had [...]. Over sfinxen, piramides, piasters gesproken, het getuigt allemaal van vreselijk slechte smaak. Wonen in Caïro grenst aan het onbetamelijke. Het probleem is iets te voelen dat niet al ergens in een gids vermeld staat.’
Clarice Lispector keerde nimmer terug naar Egypte. Maar vele jaren later herinnerde ze zich de korte sightseeingtour toen ze in het ‘woestijnzand’ oog in oog stond met de sfinx. ‘Ik heb haar niet ontraadseld,’ schreef de mooie Clarice trots. ‘Maar zij mij ook niet.’

*

Toen Clarice Lispector in 1977 stierf was ze in haar land al een mythische figuur, de sfinx van Rio de Janeiro, een vrouw die sinds haar jonge jaren iedereen betoverde. ‘Toen ik haar zag kreeg ik een schok,’ zei de dichter Ferreira Gullar toen hij terugdacht aan hun eerste ontmoeting. ‘Met haar groene amandelvormige ogen, haar uitstekende jukbeenderen leek ze een wolvin, een fascinerende wolvin [...]. Ik dacht dat ik verliefd zou worden als ik haar nog eens zou zien.' ‘Er zijn mannen die me tien jaar lang niet konden vergeten,’ gaf ze zelf toe. 'Er was een Amerikaanse dichter die dreigde met zelfmoord omdat ik geen interesse toonde.’ De vertaler Gregory Rabassa herinnerde zich zijn ‘verbijstering bij het zien van die vreemde vrouw, die leek op Marlene Dietrich en schreef als Virginia Woolf.'
Tegenwoordig prijkt haar verleidelijke gezicht op postzegels. Haar naam geeft cachet aan luxueuze appartementencomplexen. Haar boeken, die tijdens haar leven dikwijls werden afgedaan als hermetisch of onbegrijpelijk, kun je op metrostations kopen via automaten. Op internet krioelt het van de fans en er gaat geen maand voorbij of er verschijnt wel een studie over een bepaald aspect van haar leven of haar oeuvre. Alleen al haar voornaam volstaat om te weten over wie het gaat, althans voor ontwikkelde Brazilianen, die zoals een Spaanse uitgeefster eens opmerkte, ‘haar allemaal hebben gekend, haar allemaal thuis hebben bezocht en allemaal wel een anekdote over haar kennen zoals Argentijnen in het geval van Borges. Of ze zijn tenminste op haar begrafenis geweest.’
De Franse schrijfster Hélène Cixous verklaarde dat Clarice Lispector was hoe Kafka zou zijn geweest als het om een vrouw was gegaan, of ‘als Rilke een in de Oekraïne geboren Braziliaanse jodin was geweest. Als Rimbaud een moeder was geweest en de leeftijd van vijftig jaar had bereikt. Als Heidegger had kunnen ophouden Duits te zijn.'De pogingen om deze ondefinieerbare vrouw te beschrijven zijn vaak in deze trant, met gebruikmaking van superlatieven, hoewel degenen die haar persoonlijk hebben gekend, of die haar kennen van haar boeken, benadrukken dat het meest opvallende aspect aan haar persoonlijkheid, het aura van mysterie, elke beschrijving tart. De dichter Carlos Drummond de Andrade schreef bij haar overlijden: ‘Clarice, / ze kwam uit het ene mysterie, ging naar het andere.’
Haar raadselachtigheid fascineerde en verontrustte iedereen die haar ontmoette. Na haar dood schreef een vriend: ‘Clarice was een vreemdeling op aarde, ze wekte de indruk of ze in de wereld rondliep als iemand die midden in de nacht aankomt in een onbekende stad tijdens een staking van het openbaar vervoer.’

*

‘Misschien dat haar beste vrienden en de vrienden van die vrienden iets over haar leven weten,’ schreef een interviewer in 1961. ‘Waar ze vandaan komt, waar ze geboren is, hoe oud ze is, hoe ze leeft. Want daar praat ze nooit over, “aangezien dat iets strikt persoonlijks is”.'Ze gaf erg weinig prijs van zichzelf. Tien jaar later lepelde een andere journalist gefrustreerd de antwoorden op die Clarice tijdens een interview gaf: ‘Ik weet het niet, ik ben er niet bekend mee, ik heb er nooit over gehoord, ik heb er geen verstand van, dat is niet mijn terrein, het valt moeilijk uit te leggen, ik weet het niet, ik zie mezelf niet zo, daar heb ik nooit over gehoord, geen idee, geen sprake van, ik denk het niet.'Een jaar voor haar dood wilde een reporter, die helemaal uit Argentinië was gekomen, haar uit de tent lokken. ‘Men zegt dat u ontwijkende antwoorden geeft, dat u een moeilijk mens bent, dat u niet wilt praten. Volgens mij klopt dat niet.’ Waarop Clarice antwoordde: ‘Ze hebben uiteraard gelijk.’ Nadat de reporter alleen maar ja’s en nee’s uit haar had weten los te krijgen vulde hij de stilte die viel met een verhaal over een andere schrijver.

Maar ze zei niets. Ik weet niet eens of ze me aankeek. Ze stond op en zei: ‘Ik ga van de winter misschien naar Buenos Aires.Vergeet niet het boek mee te nemen dat ik u heb gegeven. Daarin vindt u materiaal voor uw artikel.’ [Ze was] erg lang en had kastanjebruin haar en een donkere huid, [en] ik herinner me dat ze een lange bruine zijden jurk droeg. Maar misschien vergis ik me. Toen we naar de deur liepen, bleef ik staan voor een olieverfportret van haar. ‘De Chirico,’ zei ze voor ik iets had kunnen vragen. En toen, bij de lift: ‘Neem me niet kwalijk, ik houd niet zo van praten.’

In die leemte aan informatie kon er een hele mythologie ontstaan. Als men verhalen leest over verschillende momenten in haar leven dan valt het moeilijk te geloven dat ze allemaal over dezelfde persoon gaan. De punten waarop ze uiteenlopen zijn niet triviaal. De naam Clarice Lispector werd ooit opgevat als pseudoniem en haar oorspronkelijke naam werd pas na haar dood bekend. Waar en wanneer ze precies was geboren, was onduidelijk. Haar nationaliteit werd betwist en wat haar moedertaal was bleef duister. De ene gezaghebbende stem zal beweren dat ze politiek gezien rechts was en de andere dat ze communist was. Men zal benadrukken dat ze een vrome katholiek was hoewel ze eigenlijk joods was. Er zijn geruchten dat ze lesbisch was, en ook dacht men soms dat het eigenlijk om een man ging.
Wat deze kluwen van tegenstrijdigheden zo vreemd maakt is dat Clarice Lispector niet een vaag personage is, slechts bekend uit een paar oude papyrussnippers. Ze is nog maar dertig jaar dood. Veel mensen die haar goed hebben gekend leven nog. Ze was in feite al sinds haar twintigste een opmerkelijke figuur, haar leven werd breed uitgemeten in de pers en ze liet een omvangrijke correspondentie na. Toch zijn weinig grote hedendaagse kunstenaars in wezen zo onbekend als zij. Hoe kan het dat iemand die in het midden van de twintigste eeuw in een grote westerse stad leefde, die interviews gaf, die in een hoog flatgebouw woonde en per vliegtuig reisde toch zo raadselachtig bleef?
Zijzelf heeft eens geschreven: ‘Ik ben zo mysterieus dat ik mezelf niet eens begrijp.’

*

‘Mijn mysterie,’ verklaarde ze elders, ‘is dat er geen mysterie rondom mij bestaat.'Clarice Lispector kon net zo vaak praatlustig en toeschietelijk zijn als zwijgzaam en ondoorgrondelijk. Tot ieders verbijstering benadrukte ze dat ze een simpele huisvrouw was, en wie bij haar kwam in de verwachting een sfinx te ontmoeten trof dikwijls een joodse moeder aan die cake en cola aanbood. ‘Ik heb geld nodig,’ zei ze tegen een journalist. ‘Een mythe zijn is niet erg comfortabel.'Toen ze aan het einde van haar leven uitlegde waarom ze op een gegeven moment had besloten geen interviews meer te geven, zei ze: ‘Men zou een Clarice Lispector die haar teennagels rood lakt toch niet begrijpen.’
Ze wilde bovenal gerespecteerd worden als mens. Ze vond het vreselijk toen de beroemde zangeres Maria Bethânia zich voor haar voeten wierp, uitroepend: ‘Mijn godin!'‘O,’ roept een van Clarice’ hoofdpersonen uit, ‘het was gemakkelijker een heilige te zijn dan een mens!'In een weemoedig stuk getiteld ‘Profiel van een uitverkoren wezen’ beschrijft ze haar verzet tegen haar imago: ‘Dus probeerde het ondergronds de de foto te vernietigen: het deed of zei dingen die zo tegenstrijdig waren met de foto, dat die helemaal verstarde in zijn la. Het wezen hoopte levendiger te worden dan zijn foto. Maar wat gebeurde er? Wat er gebeurde, was dat alles wat het wezen deed de foto verder retoucheerde, mooier maakte.’
Ze moest het afleggen tegen de legende. Aan het einde van haar leven kreeg ze een vraag over een onvriendelijk commentaar dat in de krant was verschenen. ‘Het maakte me boos,’ zei ze, ‘maar ik was er gauw overheen. Als ik hem [de auteur van het commentaar] zou tegenkomen, zou ik slechts tegen hem zeggen: als u in het vervolg weer iets over me schrijft: het is Clarice met een c, niet met dubbel s, begrepen?'
Toch gaf ze nooit helemaal de hoop op te worden gezien als een mens van vlees en bloed, en de protesten tegen de mythologie die om haar was ontstaan klinken op de meest onverwachte plekken. In een stuk voor de krant dat ze over de nieuwe hoofdstad Brasilia schreef, staat opeens een curieuze uitroep: ‘Het heilige monster is gestorven: in zijn plaats is er een meisje geboren dat haar moeder verloor.’

*

‘Feiten en details vervelen me,’ schreef ze, en waarschijnlijk rekende ze daartoe ook alle dingen die betrekking hadden op haar eigen bestaan. Ze deed al het mogelijke in haar leven en in haar geschriften om ze te wissen. Aan de andere kant hebben maar weinig mensen zich zo volledig blootgegeven. Via de vele facetten van haar oeuvre – in romans, verhalen, brieven en journalistiek werk, geschreven in een prachtig proza dat haar tot ‘prinses van de Portugese taal’ verhief – wordt aan één stuk door een even unieke als boeiende persoonlijkheid ontleed en getoond in wat misschien wel de grootste spirituele autobiografie van de twintigste eeuw is.
‘[...] gelijk opgaand met de wens mijn privacy te beschermen [is er] het sterke verlangen om in het openbaar te biechten en niet in een biechtstoel.'Bij die biecht ging het om innerlijke waarheden die ze in de loop van een leven dat eigenlijk een lange meditatie is nauwgezet onthulde. Vandaar dat Clarice Lispector eerder wordt vergeleken met mystici en heiligen dan met schrijvers. ‘De romans van Clarice Lispector doen ons dikwijls denken aan de autobiografie van de heilige Theresia,’ schreef Le Monde. Net als wie de heilige Theresia of Johannes van het Kruis leest ziet ook de lezer van Clarice Lispector hoe een ziel binnenstebuiten wordt gekeerd.
Ze kwam uit de wereld van de Oost-Europese joden, een wereld van heilige mannen en wonderen die al met de vroegste voorbodes van verdoeming kennis had gemaakt. Zij bracht de brandende religieuze roeping van die verdwijnende gemeenschap naar een nieuwe wereld, een wereld waarin God dood was. Net als Kafka was ze vertwijfeld, maar anders dan Kafka strekte ze uiteindelijk gekweld haar armen uit op zoek naar de God die haar verlaten had. Ze deed verslag van haar queeste in termen die net als bij Kafka wel moesten verwijzen naar de wereld die ze achter zich had gelaten en ze beschreef de ziel van een joodse mystiek die weet dat God dood is maar, in een soort paradox die door haar hele werk heen loopt, Hem hoe dan ook wil vinden.
De ziel die in haar werk wordt getoond is de ziel van één enkele vrouw, maar daarin vindt men het hele palet aan menselijke ervaringen. Daarom is Clarice Lispector voorgesteld als zo’n beetje van alles: vrouw en man, Braziliaanse en vreemdelinge, jodin en christin, kind en volwassene, dier en mens, lesbienne en huisvrouw, heks en heilige. Doordat ze zo uitvoerig haar innerlijk beschreef, kon ze op overtuigende wijze alles voor iedereen zijn en werd ze aanbeden door degenen die in haar geniale expressiviteit een spiegel van hun eigen ziel vonden. Zoals ze zei: ‘Ik ben jullie zelf.

*

Er is veel dat ik je niet kan vertellen. Ik zal niet autobiografisch zijn. Ik wil “bio” zijn.’ Maar zelfs een universele kunstenaar existeert binnen een specifieke context, en in het geval van Clarice Lispector konden de meeste Brazilianen, en zeker haar lezers uit de middenklasse, zich die context maar moeilijk voorstellen. Geen wonder dat ze er nooit over sprak. Ver van Brazilië geboren, midden in een gruwelijke burgeroorlog, haar moeder tot de dood veroordeeld door een daad van onuitsprekelijk geweld, kende Clarice een achtergrond van ongelooflijke armoede en wreedheid.
In haar adolescentie leek ze haar afkomst overwonnen te hebben en de rest van haar leven vermeed ze er elke verwijzing naar, zelfs de meest vage. Misschien vreesde ze dat niemand het zou kunnen begrijpen. En hield ze dus haar mond, een ‘monument’, een ‘heilig monster’, vastgeklonken aan een legende waarvan ze wist dat die haar zou overleven en die ze met tegenzin en niet zonder ironie omarmde. Achtentwintig jaar na haar eerste ontmoeting met de sfinx schreef ze dat ze nadacht over een tweede bezoek.
‘We zullen zien wie wie verzwelgt.

pro-mbooks1 : athenaeum