Leesfragment: De geschiedenis van mijn leven

01 januari 2018 , door Fadhma Aïth Mansour Amrouche
|

Op 5 januari verschijnt De geschiedenis van mijn leven van de Algerijnse Fadhma Aïth Mansour Amrouche. Lees bij ons alvast een fragment.

De geschiedenis van mijn leven is de indrukwekkende autobiografie van de Algerijnse Amrouche (1882-1967), een Kabylische vrouw en moeder van acht kinderen, onder wie de Franse auteur Jean Amrouche en de schrijfster en zangeres Taos Amrouche. Nadat ze geboren werd als buitenechtelijk kind in een Kabylisch bergdorp groeide ze op als verstotene, want de Kabylische zeden en eer bepalen voor een groot deel de dorpsdynamiek en zijn vooral voor vrouwen streng.

In deze autobiografie vertelt ze eerlijk, pretentieloos en zonder drama over het leven in Kabylië en Tunis onder de Franse kolonisator en de oude gebruiken, het leven en de natuur, en familie. Dat maakt het meer dan een meeslepend levensverhaal dat soms de proporties van een grootse tragedie aanneemt, maar ook een uniek document over een tijd en plek helemaal niet zover van ons verwijderd.

 

Parijs, 16 april 1945

Lieve mama,

Al een paar weken wil ik je een lange brief schrijven. Soms als ik door Parijs wandel, stel ik me voor dat je aan mijn arm loopt. We gaan langzaam vooruit, heel langzaam, zoals vroeger ’s avonds in Radès, langs het treinspoor. Je sleept je arme voeten in je versleten sloffen voort, slaat de punten van je vale omslagdoek op je borst over elkaar. Maar jouw pientere meisjesogen ontgaat niets, je ziet alles, de kleurschakeringen in de hemel, de sterren die ons signalen sturen; een diepe vrede stijgt op tussen alle geuren uit de tuinen en versmelt met de vrede die neerdaalt uit de hemel.
En ik denk, vol melancholie, dat het leven ons niet veel van dit soort wandelingen meer zal gunnen, voordat het huis zijn vleugels over ons heen legt voor de nacht. Ons huis in Radès, waar ik niet aan kan denken zonder tot tranen geroerd te zijn. Een huis doortrokken van herinneringen en boordevol mijmeringen, met een innerlijke melodie van trieste beelden en gelukzalig glinsterende beelden – de laatste helaas zeldzamer dan de eerste – die nauw met elkaar verbonden zijn en een bitterzoete harmonie vormen.
Moedertje, lief moedertje, geduldig en berustend, treurig en vol onverschrokkenheid! Weet je wel dat jouw kleine Jean nog aan je rok hangt, dat hij voor eeuwig een jongetje blijft, en dat je altijd, waar hij ook is of wat hij ook doet, bij hem bent, niet als een vluchtig beeld dat als een bliksemschicht door zijn geheugen schiet, maar als de lucht die hij inademt en die hij nodig heeft om niet te stikken?
Hoe gaat het met je deze zomerachtige lente? Hou je al het werk in huis nog wel vol? Alle taken rusten nu op jouw en op papa’s schouders. Na meer dan vijftig jaar te hebben gezwoegd hadden jullie je rust verdiend, maar geen van jullie kinderen heeft jullie die nog kunnen geven.
Moeder, je bent ons geheime wonder. Want ondanks alle inspanningen die de geest en het lichaam afmatten, heb je dankzij God een uitzonderlijke eigenheid: achter je rimpels en je grijze haren schuilt nog altijd een frisse ziel, en je vermoeide ogen lopen van blijdschap over als een waterbron in de rotsen.
Mocht er een gevoel voor poëzie en voor de kunst in Marie-Louise en mij huizen, dan hebben we dat aan jou te danken. Je hebt ons alles gegeven, ons doordrongen van het belang van onze streek en onze doden. En je werk is nog niet voltooid, lieve moeder. Nu ik begin in te zien waarop ik mijn inspanningen voornamelijk moet richten, doe ik nogmaals een beroep op je. Ik vraag je je herinneringen op schrift te stellen, zonder te veel na te denken, al naargelang je stemming en inspiratie. Het zal niet makkelijk zijn. Maar hou in gedachten, moedertje, dat je je kindertijd en alles wat je in Kabylië hebt meegemaakt niet verloren mag laten gaan. Er kunnen heel waardevolle lessen uit worden getrokken. En voor mij zal het een heilig bezit zijn. Ik smeek je mijn verzoek in overweging te nemen…
Moeder, ik omhels je liefdevol,

Je kleine Jean

Maxula-Radès, 1 augustus 1946

Voor mijn zoon Jean,

Ik laat je deze geschiedenis na, de geschiedenis van mijn leven. Doe er na mijn dood mee wat je wilt.
Het is een waargebeurde geschiedenis, niets ervan is verzonnen, en alles van voor mijn geboorte heeft mijn moeder me verteld toen ik oud genoeg was om het te begrijpen. Ik heb deze geschiedenis opgeschreven omdat ik denk dat het goed is dat jullie ervan op de hoogte zijn.
Graag wil ik dat alle eigennamen worden weggehaald (mocht je er ooit iets mee doen) en dat je, als je er een boek van maakt, alle opbrengsten verdeelt tussen je broers, je zus en jezelf, rekening houdend met je eigen kosten en inspanningen.
Deze geschiedenis zal, eenmaal opgeschreven, worden verzegeld en aan je vader worden overgedragen, zodat die hem na mijn dood aan jou kan geven.
Ik heb deze herinneringen opgeschreven ter herinnering aan mijn teergeliefde moeder en mevrouw Malaval, aan wie ik mijn spirituele leven dank.

 

Copyright © Editions La Découverte
Nederlandse vertaling © 2017 Hester Tollenaar

pro-mbooks1 : athenaeum