Leesfragment: De Nederlandse Boekengids 2017-1: 'Keep Calm and Carry On?'

22 februari 2017 , door Lisa Doeland
| | | | | | | | | |

Komende week verschijnt de nieuwe Nederlandse Boekengids, de eerste van de nieuwe jaargang. Wij publiceren Lisa Doelands bijdrage 'Keep Calm and Carry On?' (in samenwerking met De Fusie), over kalmte in crisistijden - eindigend in een oproep. 

Vanuit de overtuiging dat er deze maanden iets wezenlijks op het spel staat, dat we in meerdere opzichten leven op een kantelpunt, dat veelstemmigheid en contrapunt van levensbelang zijn. Dus bevragen wij – of eigenlijk: onze auteurs, staand op de schouders van weer andere auteurs – de politieke en maatschappelijke actualiteit en geschiedenis van het populisme, en wel door het prisma van juist die Nederlandse populist die het meest openlijk en coherent zijn gedachtegoed en visie bepleit.
Maar ook bevragen wij de seksuele en erotische connotaties van macht, de neurologische achtergrond van uiteenlopende opvattingen van kunst (die vaak met het volkse en het elitaire worden geassocieerd), onze definities van Verlichtingsdenken, ons begrip van het verband tussen het hele kleine en het hele grote in de ons omringende wereld (en daarbuiten) en – niet te vergeten – hoezeer de klimaatvraag in de eerste plaats een politieke en economische machtsvraag is. Want je zou het haast vergeten, maar we razen terwijl Trump en consorten ons ‘vermaken’ met z’n allen het climate tipping point voorbij.

N.B. Neem nu een abonnement op de Nederlandse Boekengids!

 

Keep Calm and Carry On?

Ondanks een joekel van een klimaatprobleem en een vloedgolf aan burn-outs, versnellen we op de planeet aarde druk verder: die economie kan harder! Verscheidene filosofen en sociologen signaleren een kwalijke ‘versnellingskringloop’ en publiceren pleidooien voor alternatieve, meer ‘geaarde’ levenshoudingen. Lisa Doeland neemt die pleidooien eens onder de loep, in alle rust.

‘Keep calm and carry on’– opeens dook overal die rode kaart met witte letters op, erboven een kroontje. Kennelijk gaat er een kalmerende werking uit van de kaart, gezien de mate waarin ze aan muren van kantooromgevingen prijkt – buffel rustig door, het komt allemaal wel goed! Een raadzaam advies, lijkt het, voor de chronisch overbezette zzp’er, hoewel de boodschap oorspronkelijk voor een heel ander soort publiek bedoeld was. Het blijkt te gaan om een poster die in 1939 was ontworpen om in Groot-Brittannië te verspreiden in geval van een Duitse invasie. Een boodschap voor burgers in oorlogstijd dus, bedoeld om de moraal op te vijzelen. Het kroontje verwijst naar wat ‘Victorian stoicism’ genoemd wordt, waarbij de ‘stiff upper lip’ als symbolisch attribuut geldt. De Brit, die disciplineert zichzelf wel, houdt zijn hoofd koel en ook de zeden hoog in times of trouble. Maar de Battle of Britain werd in het voordeel van de Engelsen beslecht, de poster is nooit gedrukt en raakte in de vergetelheid – tot een boekhandelaar in 2000 een proefdruk ontdekte en haar in zijn winkel ophing. Die vond weerklank en ging in 2008 alsnog in massaproductie.
De oproep om kalm te blijven en door te gaan, is in het huidige tijdsgewricht echter geen teken van verzet, maar veeleer van onderwerping aan de status quo. Veel variaties op de iconische boodschap beamen het verschil: Keep calm and carry on, and on, and on, … and go on shopping, ... and enjoy capitalism. In het huidige tijdsgewricht appelleert ‘keep calm’ aan gedachteloos voortjakkeren. Er hijgt ons immers geen wereldoorlog in de nek, eerder een doorgedraafd consumptiekapitalisme.
In een aantal boeken dat onlangs gepubliceerd is in het Nederlands taalgebied, wordt stilgestaan bij de ‘versnellingskringloop’ die het late kapitalisme met zich meebrengt, en bij de aandachtsstoornissen en depressies die daarmee gepaard gaan. Gepoogd wordt een maatschappij- en cultuurkritiek te formuleren door de blik voorbij het zich haastende individu te richten. Of de benadering nu overwegend techniekfilosofisch is (Hans Schitzler), ethisch (Matthew Crawford), sociologisch (Hartmut Rosa), cultuurfilosofisch (Ignaas Devisch) of cultuurkritisch (Thijs Lijster), steeds is het uitgangspunt dat we worstelen met een aandachtsprobleem dat niet alleen fatale gevolgen heeft voor onze gemoedsrust, maar ook voor de staat van onze planeet. De pijlen zijn gericht op het kapitalisme en in opvallend veel betogen steekt dan ook het marxistische begrip ‘vervreemding’ in een geüpdate vorm de kop op. Want door al dat gejakker en die navelstaarderij – de boeken over mindfulness, een gezonde omgang met to-do lists en de weg naar een opgeruimde geest (en een leeg huis) zijn niet aan te slepen – raken wij vervreemd van de problemen van onze tijd: de ecologische crisis, de onmogelijkheid van constante groei, de onhoudbaarheid van onze manier van leven.

Eye-ball hours

Volgens de Nederlandse techniekfilosoof Hans Schnitzler wortelt ons aandachtsprobleem in wat hij de ‘industrialisering van de geest’ noemt. In ons digitale tijdperk is een nieuw soort proletariaat ontstaan: dat van de informatieverwerker. En die is net zo geketend als de fabrieksarbeider ooit was. In Het digitale proletariaat (2014) laat Schnitzler zien hoe grootindustriëlen vervangen zijn door grootdatabezitters, machines door megaservers, lichamelijke door geestelijke uitputting. Deze keer geen vervreemding van onze lichamelijke arbeid, maar van onze geestelijke. In ons online ‘bestaan’ betalen wij met onze emoties, vriendschappen en vooral: met onze aandacht. Het zijn de eye-ball hours die ertoe doen. Want hoe meer data er over ons verzameld wordt, hoe naadlozer er op onze behoeftes kan worden ingespeeld, hoe meer producten en diensten ons aangesmeerd kunnen worden. En dus is de online werkelijkheid niet voor iedereen hetzelfde, maar custom made – iedereen leeft in een eigen ‘filter bubble’ met daarin het nieuws dat we graag horen, de opinies die we delen en producten waarop we zitten te wachten. De internetelite – Facebook, Google, etc. – die, al dan niet via algoritmisch bestuur, ons een wrijvingsloze werkelijkheid voorspiegelt, heeft de hedendaagse productiemiddelen in handen.
Schnitzler legt de vinger op de zere plek. Want het mag dan goed toeven zijn in onze verkokerde onlinewereld, wanneer we alleen de echo van ons eigen gelijk horen, komt ons kritisch denkvermogen onder druk te staan. Juist nu we ontdekken hoe beïnvloedbaar mensen zijn – wie gelooft er in tijden van behavioural targeting, nudging en andere verleidingstechnieken nog in een good-old rationaliteit? – moeten we ons afvragen hoe we ons kunnen verzetten. Schnitzler noemt leren programmeren als een vorm van verzet: door het programmeerheft in eigen hand te nemen, eigenen wij ons de digitale productiemiddelen opnieuw toe en ontworstelen we ons aan de vervreemding.

Aandacht

Filosoof en automonteur Matthew Crawford zoekt de oplossing voor onze aandachtsproblematiek op een conceptueler niveau. In De wereld buiten je hoofd. Een filosofie van de aandacht (2015) bepleit hij een ‘ethiek van de aandacht’. Het is in naoorlogs Europa heel normaal dat non-stop onze aandacht gekaapt wordt. Zelfs de Amsterdamse tram is vaak een rijdende reclamezuil. Dit beroep op onze prikkelgedreven aandacht brengt onze doelgedreven aandacht – concentratie – in het gedrang. Crawford beschrijft in zijn boek onder meer welke technieken er gebruikt worden om mensen aan gokmachines gekluisterd te houden. Hij hekelt het prikkelgerichte aandachtsdesign van zulke apparaten, en trekt een parallel met het internet: alsof de designers daarvan er niet álles aan doen om de wil van de gokker/consument/surfer te breken en verslaving het werk te laten doen – een shot dopamine graag!
Onder het mom van keuzevrijheid wordt alles uit de kast getrokken om de gokker bij haar machine te houden, de consument te verleiden tot nog een aankoop, de Facebooker tot het delen van nog meer data. Maar wie is de keuzearchitect, vraagt Crawford zich net als Schnitzler af? Crawford pleit voor een ‘attentional commons’. Aandacht is een hulpbron en die mag je niet zomaar uitputten. Want zonder concentratie – het vermogen om de omgeving buiten te sluiten – geen doelgedreven aandacht, geen mogelijkheid om écht keuzes te maken. Wij zijn enorm beïnvloedbaar en juist dáárom is het zaak dat we niets steeds afgeleid worden. Vertrouwdheid met je omgeving ontwikkelen, handelingscompetenties, daar gaat het om. Ons concentreren, ergens goed in worden, of dat nou koken, ijshockeyen of orgelbouwen is.

Versnelling

De Duitse socioloog Hartmut Rosa concludeert in Leven in tijden van versnelling. Een pleidooi voor resonantie (2016) dat de ervaren tijdsdruk en de bijbehorende tijdshonger – druk, druk, druk! – op een daadwerkelijke versnelling duidt. Deze versnelling is het gevolg van een noodlottig huwelijk tussen moderniteit en kapitalisme, tussen snelheid en groei. Aan de basis van dit huwelijk staat het ideaal van de moderne, autonome mens, die van God los is en zijn dromen in het hier-en-nu zal moeten realiseren. Zoals Crawford al liet zien, zijn ‘autonomie’ en ‘vrijheid’ vooral een goed mom waaronder kapitalistische omstandigheden gemakkelijk gedijen – maar je kiest er toch zélf voor je ongans te kopen, om zonder na te denken alle voorwaarden te accepteren (zucht, tuurlijk, I accept!), om cookies toe te staan? We gaan volgens Rosa gebukt onder ‘versnellingstotalitarisme’. Hoe kan het toch dat we denken dat die versnelling een natuurlijk gegeven is, vraagt Rosa zich af?
Om dat beter te kunnen begrijpen, moeten we ons volgens Rosa afvragen waarvan we vervreemd zijn geraakt. Vervreemd zijn anno nu, betekent dat je niet in tune bent met je omgeving. We zijn vervreemd geraakt van ruimte (we voelen ons nergens meer thuis), van dingen (we kunnen onze eigen spullen niet meer repareren, en we houden onszelf voor dat ons afval zomaar verdwijnt), van handelingen (we worden steeds afgeleid van waar we daadwerkelijk mee bezig (willen) zijn), van tijd (we beleven van alles, maar komen weinig toe aan doorleefde ervaring), van onszelf en anderen. Rosa’s oplossing: resonantie. Resonantie gaat om in verbinding staan met jezelf en met je omgeving. Resoneren betekent: goed luisteren. En ook: beseffen dat de wereld ‘in jou meeklinkt’ en dat je zelf iets laat resoneren in de wereld. Dat we niet vrij en autonoom zijn in klassieke zin, betekent niet dat we geen invloed uitoefenen op onze omgeving; Crawford’s ‘attentional commons’ en Rosa’s resonantie liggen in elkaars verlengde. Beiden beseffen dat je onontkoombaar gesitueerd bent in een bepaalde omgeving.

Rusteloosheid

De Vlaamse cultuurfilosoof Ignaas Devisch zorgt voor de nodige relativering: we hebben altíjd problemen met nietsdoen gehad. We moeten altijd de hort op, iets doen, dingen ontdekken. To boldly go where no man has gone before! Deze rusteloosheid is volgens Devisch geen vloek, maar een zegen. Rusteloosheid bepaalt ons mens-zijn en is van alle tijden; het is de moderne onrust die ons weinig oplevert. Net als Rosa is Devisch kritisch op de tips en trucs die ons rustig moeten houden. Rust vinden we niet door op retraite te gaan, maar door routine in ons leven te brengen die ons in staat stelt om te doen wat wij belangrijk vinden. Devisch maakt een vergelijkbare beweging als Marli Huijer, die met Ritme. Op zoek naar een terugkerende tijd (2011) eveneens vrijheid zoekt in een vorm van disciplinering. Huijer beargumenteert dat het probleem veeleer onze tijdsbeleving is, niet een versnelling van de tijd. In een wereld die 24/7 doorgaat raken ritmes zoek, en dáár gaat het volgens Huijer mis. Haar oplossing? Laat je niet gek maken, hervind je eigen ritme. Ook Joke Hermsen staat met Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame tijd (2011) in deze traditie. Met haar pleidooi voor een van de kloktijd onderscheiden innerlijke tijd, zoekt zij naar een manier om ruimte te maken voor een beleving van tijd die niet gedomineerd wordt door snelheid en activiteit. Want waarom zou je?
Cultuurfilosoof Thijs Lijster zou Huijers en Hermsens ‘oplossingen’ juist voorbeelden van de kwalijke ‘grote vlucht inwaarts’ noemen. In De grote vlucht inwaarts. Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld (2016) bekent hij weinig heil te zien in wat hij ‘privatisering van wereldproblematiek’ noemt. Met verantwoord winkelen, netjes je afval scheiden en zonder douche in een klein huisje gaan wonen komen we er niet. De tijd van de Grote Verhalen mag voorbij zijn, maar we moeten toch een manier vinden om de ‘totaliteit’, waar iets goed mis mee is, te bekritiseren. Dan maar Sterke Verhalen. Lijster introduceert hiertoe de figuur van de detective. Een postmoderne welteverstaan, die er doorgaans achter komt dat zij zelf de misdadiger is, nou ja, áls ze al duidelijk in beeld krijgt om wat voor misdaad het precies gaat. Want het kenmerkende probleem vandaag de dag ‘is dat iedereen medeschuldig lijkt, maar niemand er verantwoordelijkheid voor draagt […]. Het is juist de ervaring van het ontbrekende centrum waar de postmoderne detectives uitdrukking aan geven’.

Doe iets!

Wat Schnitzler, Crawford, Rosa, en Lijster ons leren, is dat ons moderne mensbeeld (in meer of mindere mate) op de schop moet. Autonomie, das war einmal. We kunnen nog zo ons best doen ‘onszelf de wet te stellen’ – discipline, routine – maar zolang we omringd zijn door technieken die ingezet worden om ons te verleiden – eet mij! koop mij! bespeel mij! – in een omgeving die we bovendien steeds minder onder controle hebben, loopt dat op niets uit. Wat te doen? Schnitzler moedigt ons aan om in verzet te komen door te leren programmeren, Crawford nodigt ons uit om ons ergens in te bekwamen, Rosa zou wellicht zeggen dat we een vertrouwd moeten raken met ons afval (want is dat niet bij uitstek iets waarvan we vervreemd zijn geraakt? Vóór de negentiende eeuw werd immers vrijwel alles hergebruikt), Lijster nodigt ons uit om als een cultuurfilosofische detective onze verknooptheid met de wereld te onderzoeken. Zelf zie ik steeds de uit ijzer opgetrokken letters voor me die al enige tijd prijken boven een spoorovergang bij mij om de hoek: DOE IETS. Ja! Denk ik dan. Ik moet iets doen. Iets! Maar moeten we dat advies nou echt ieder op eigen wijze ter harte nemen? Zijn we dan niet weer terug bij af? Blijven we dan niet liever in onze bubbels zitten? Want ze zijn verdomde comfortabel. En de zondvloed, die komt na ons.
Maar het is niet alleen het individu dat op enigerlei wijze aangespoord wordt om in verzet te komen, er is ook het inzicht dat het om collectieve problemen gaat die niet op het individuele vlak zijn op te lossen. Zoals Trudy Dehue al uiteenzette in De depressie-epidemie (2008) en Paul Verhaeghe in Identiteit (2012), duiden de depressies en burn-outs waar wij aan lijden op een maatschappelijk probleem. Het is de omgeving die ons ziek maakt (of ons het gevoel geeft dat we ziek zijn). Het is niet voor niets dat Crawford voor attentional commons pleit, Rosa voor resonantie en dat Lijster aankaart dat het moeilijk is om een goed leven te leiden in een ‘onwaar’ geheel. En bij afwezigheid van een of andere onzichtbare hand die ervoor zorgt dat alles toch nog op z’n pootjes terecht komt, zal daar toch echt politiek handelen aan te pas moeten komen. Openprikken die bubbels! Door gedwongen afvalscheiding denken we inmiddels een stuk minder makkelijk over wat we weggooien (en in huis halen). Laten we het ‘de vervuiler betaalt’ eens flink doorzetten, dan komt het met dat collectieve bewustzijn vanzelf wel goed. Dan wordt vlees eten zoiets als roken, halen we onze neus op voor auto’s en krijgen verre vliegreizen iets viezigs. Keep calm and carry on? Beter van niet.

pro-mbooks1 : athenaeum