Leesfragment: Donker woud

26 augustus 2017 , door Nicole Krauss
|

Op 28 augustus verschijnt Donker woud, de nieuwe roman van Nicole Krauss (Forest Dark, vertaald uit het Engels door Rob van der Veer). Lees bij ons alvast een deel van het eerste hoofdstuk.

Jules Epstein, een vermogend New Yorker, besluit aan het einde van zijn leven een andere weg in te slaan en zijn rijkdom beetje bij beetje te doneren. Met de laatste restanten reist hij naar Israël om daar een blijvend monument voor zijn ouders op te richten. Dan ontmoet hij Menachem Klausner, die hem aanziet voor een nazaat van Koning David en hem uitnodigt voor een reünie. Zijn Klausners motieven zuiver?

Ook een bekend Amerikaans auteur begeeft zich naar Israël. Ze laat haar gezin achter in Brooklyn en checkt in bij het Hilton Tel Aviv - waar ze al haar hele leven elk jaar verblijft - in de hoop dat het hotel als inspiratiebron voor haar nieuwe roman kan dienen. Een ontmoeting met professor Geizi Friedman zet haar op een ander spoor: hij weet waar de onvoltooide manuscripten van Kafka bewaard worden en wil dat ze er een af schrijft.

Donker woud is een betoverende roman over persoonlijke ontwikkeling, over herinneren en over welke plaats geschiedenis in ons bestaan inneemt.

N.B. Op dinsdagavond 29 augustus interviewt Ellen Deckwitz Nicole Krauss in het Amsterdamse Compagnietheater, op woensdagavond 30 augustus gaat Krauss bij Boek & Meester in het Rotterdamse Atminius in gesprek met Ernest van der Kwast.

 

Ajeka

Op het moment dat hij verdween woonde Epstein al drie maanden in Tel Aviv. Niemand had ooit zijn appartement gezien. Zijn dochter Lucie was wel met haar kinderen bij hem op bezoek geweest, maar Epstein had ze ondergebracht in het Hilton. Daar kwam hij ze opzoeken aan het overvloedige ontbijt en dan nam hij alleen maar een paar slokjes thee. Toen Lucie vroeg of ze bij hem langs mocht komen, had hij dat afgewimpeld met de verklaring dat het huis maar klein en bescheiden was, niet geschikt om mensen in te ontvangen. Nog maar nauwelijks bekomen van de recente scheiding van haar ouders had ze hem met licht vernauwde ogen aangekeken – er was voorheen nooit iets aan Epstein geweest dat klein of bescheiden was – maar ondanks haar argwaan had ze deze afwijzing toch moeten accepteren, net als alle andere veranderingen die haar vader had ondergaan. Uiteindelijk waren het rechercheurs die Lucie, Jonah en Maya naar binnen lieten in hun vaders appartement, dat zich in een vervallen gebouw bleek te bevinden, vlak bij de oude haven van Jaffa. De verf bladderde af en de douche hing recht boven de wc. Over de stenen vloer paradeerde een kakkerlak. Pas nadat een van de rechercheurs er met zijn schoen op had getrapt bedacht Maya, Epsteins jongste en intelligentste kind, dat haar vader misschien wel voor het laatst was gezien door een kakkerlak. Als Epstein er tenminste ooit echt had gewoond – de enige spullen die erop wezen dat hij het huis had bewoond waren een paar boeken, kromgetrokken door de vochtige lucht die door een open raam kwam, en een potje met bloedverdunners die hij slikte sinds er vijf jaar geleden een hartritmestoornis bij hem was geconstateerd. Het kon er niet smerig genoemd worden en toch had de woning meer gemeen met de sloppen van Calcutta dan met de kamers aan de Amalfikust of Cap d’Antibes waar de kinderen met hun vader hadden gelogeerd. Hoewel deze kamer, net als die andere, ook uitzicht had op zee.

In die laatste maanden was Epstein steeds moeilijker bereikbaar geweest. Zijn antwoorden kwamen niet meer meteen teruggezoefd, ongeacht hoe laat het was. Als hij vroeger altijd het laatste woord had gehad, was dat omdat hij nooit níét had gereageerd. Maar langzamerhand waren zijn berichtjes steeds schaarser geworden. De tijd die ertussen lag dijde steeds meer uit omdat ook in hem de tijd was uitgedijd: de vierentwintig uur die hij ooit had gevuld met alles wat maar denkbaar was werd nu vervangen door een schaal van duizenden jaren. Zijn familie en vrienden raakten gewend aan zijn onregelmatige stiltes; vandaar dat er niet meteen grote ongerustheid ontstond toen hij in de eerste week van februari nergens meer op reageerde. Uiteindelijk was het Maya die ’s nachts wakker werd van een trilling op de onzichtbare lijn die haar nog steeds met haar vader verbond, waarna ze aan zijn neef Moti vroeg een kijkje bij hem te gaan nemen. Moti, die vele duizenden dollars van Epstein had mogen ontvangen, streelde de kont van de slapende minnares die naast hem in bed lag, stak een sigaret op en schoof zijn schoenen aan zijn blote voeten, want al had het middernachtelijke uur al geslagen, hij was blij dat hij nu een reden had om Epstein over een nieuwe investering aan te spreken. Maar toen Moti was aangekomen bij het adres in Jaffa dat hij op zijn handpalm had neergekrabbeld, belde hij Maya terug: er was vast sprake van een vergissing, zei hij tegen haar, het was ondenkbaar dat haar vader in zo’n gribus zou wonen. Maya belde Epsteins advocaat, Schloss, de enige die nog iets wist, maar hij bevestigde dat het adres klopte. Toen Moti ten slotte de jonge huurster op de tweede verdieping had gewekt door met een stompe vinger de bel ingedrukt te houden, bevestigde zij dat Epstein inderdaad al een paar maanden boven haar woonde, maar dat ze hem al vele dagen niet meer had gezien, of gehoord, want ze was inmiddels gewend geraakt aan zijn nachtelijke heen en weer geloop boven haar plafond. Hoewel ze dat niet kon weten toen ze daar slaperig in de voordeur stond te praten met de kalende neef van haar bovenbuurman, zou de jonge vrouw ook gewend raken aan het heen en weer geloop van een groot aantal mensen die probeerden de gangen na te gaan van een man die zij amper kende en bij wie ze zich desondanks vreemd vertrouwd was gaan voelen.
De politie had de zaak slechts een halve dag onder zich voordat die werd overgenomen door de Sjien Beet. Sjimon Peres belde persoonlijk met de familie om te zeggen dat men hemel en aarde zou bewegen. De taxichauffeur die Epstein zes dagen daarvoor had opgehaald, werd opgespoord en naar het bureau gebracht voor verhoor. Hoewel hij hem kneep als een ouwe dief, zat hij de hele tijd te lachen, waardoor er een gouden tand zichtbaar werd. Later bracht hij de rechercheurs van de Sjien Beet naar de weg langs de Dode Zee en slaagde erin, na enige verwarring vanwege de zenuwen, het plekje te vinden waar Epstein was uitgestapt, op een kruising in de omgeving van de kale heuvels halverwege de grotten van Qumran en En Geidi. De opsporingsteams waaierden uit over de woestijn, maar het enige wat ze vonden was Epsteins lege, van een monogram voorziene aktetas, waardoor de mogelijkheid van zijn transsubstantiatie, zoals Maya het stelde, alleen maar reëler leek te worden.
Tijdens die dagen en nachten werden zijn kinderen, die gezamenlijk in de kamers van de suite in het Hilton verbleven, heen en weer geslingerd tussen hoop en verdriet. Er ging altijd wel een telefoon over – Schloss had er in zijn eentje drie in beheer – en elke keer dat dat gebeurde klampten ze zich vast aan de nieuwe informatie die werd doorgegeven. Jonah, Lucie en Maya hoorden dingen over hun vader die ze nooit eerder hadden geweten. Maar uiteindelijk werden ze geen steek wijzer over wat hij er allemaal mee had beoogd of wat er van hem was geworden. Met het verstrijken van de dagen waren er steeds minder telefoontjes gekomen, die ook nog eens niet een wonder inhielden. Langzaam hadden ze zich aangepast aan een nieuwe realiteit waarin hun vader, die bij leven zo standvastig en besluitvaardig was geweest, hen had verlaten met een laatste, volkomen dubbelzinnige daad.
Er werd een rabbijn bij gehaald, die hun met een zwaar accent in het Engels uitlegde dat de Joodse wet absolute zekerheid over een overlijden vereiste voordat de rouwrituelen in acht genomen konden worden. In gevallen waarin er geen stoffelijk overschot was, werd een getuige van het overlijden voldoende geacht. En zelfs zonder stoffelijk overschot of getuige volstond een melding dat de bewuste persoon door dieven was vermoord, was verdronken of door een wild dier gegrepen. Maar in dit geval was er geen stoffelijk overschot, geen getuige en geen melding. Geen dieven, geen wilde dieren, voor zover iemand wist. Alleen een ondoorgrondelijke afwezigheid waar ooit hun vader was geweest.

[...]

 

©2017 Nicole Krauss
©2017 Nederlandse vertaling Ambo|Anthos uitgevers en Rob van der Veer

pro-mbooks1 : athenaeum