Leesfragment: Een soort van liefde

22 december 2017 , door Alicja Gescinska
| |

Een soort van liefde, de debuutroman van Alicja Gescinska, werd genomineerd voor de Confituur Boekhandelsprijs 2018. Lees bij ons een fragment!

Na de dood van haar vader, een gerenommeerde professor Duitse cultuurgeschiedenis, staat Elisabeth voor de taak zijn huis leeg te maken. Doordat ze nooit goed met haar vader op kon schieten, lijkt deze opdracht aanvankelijk niet erg zwaar. Maar wanneer Elisabeth een brief ontvangt, geadresseerd aan haar vader, openen zich kamers van het verleden waarvan ze niets wist.
Elisabeth en Anna, twee vrouwen die elkaar nooit hebben gekend, blijken elkaars leven in een definitieve plooi gelegd te hebben. Het is te laat om dat te veranderen, maar misschien is het nog niet te laat om het te begrijpen.
Een soort van liefde vertelt het verhaal van vele soorten liefde: van een moeilijke liefde tussen vader en dochter, en van een onverhoedse liefde tussen een oudere professor en een jonge studente. Lichamelijk, geestelijk, hartstochtelijk of ingehouden, steeds is de liefde ongrijpbaar en ambivalent.

 

1

Het geheugengevecht

De kamers ruiken muf, zoals alle ruimtes waarin te lang, maar te weinig is geleefd. De geur van een sleets leven, van het stof dat zich langzaam opstapelt in de kieren en spleten van een klein bestaan. De geur van niets meer te verwachten hebben, buiten dat niets zelf. Een geur die alle andere in de kiem smoort en onaangekondigd, van de ene dag op de andere, intrek in deze ruimtes had genomen. Vijf jaar geleden. Of misschien wel tien. Een geur die zelfs de kamers van Elisabeths jeugdherinneringen was binnengedrongen, want hoezeer ze ook haar best deed, ze kon zich niet meer herinneren dat hier ooit andere geuren hadden rondgewaaid.
Ze wil niet gaan zitten. Niemand zal haar een kopje thee aanbieden, de koektrommel tevoorschijn halen en haar vragen hoe het met haar gaat. Niet meer. Ze besluit haar beige, tot net boven de knie reikende trenchcoat aan te houden en schudt afwijzend met haar hoofd naar de staande kapstok, alsof die had aangeboden om haar jas aan te nemen en haar had uitgenodigd om in de zetel plaats te nemen.
Voor het eerst is ze alleen in dit huis. Ze kwam er niet vaak meer. Negen maanden was het geleden. Het moet enkele dagen na Kerstmis zijn geweest en nog voor het begin van het nieuwe jaar. Preciezer zou ze het niet meer kunnen zeggen. In die schemerzone tussen die twee te snel op elkaar volgende feesten om het einde van alweer een jaar te bezegelen en de illusie van een nieuw begin hoog te houden, probeerde ze altijd wat tijd voor hem vrij te maken. Ook toen had ze haar jas aangehouden.
Ze draait zich weg van de kapstok en van het schilderij dat naast de kapstok hangt. Een landelijk tafereel met een jachthond, een erfstuk dat al drie generaties in het bezit van de familie is en dat een centrale plaats had in het huis waar haar vader was geboren en opgegroeid. Elisabeth houdt niet van de jacht, ook niet van honden. Nu ze erbij stilstaat, beseft ze dat ze ook niet echt van schilderijen houdt. De muren in haar eigen woning zijn kaal en haast klinisch wit.
Haar vader hield erg van dat schilderij. Hij hoefde er maar kort naar te kijken om tot rust te komen en zich weer thuis te wanen in deze wereld. Ze had nooit diezelfde rust en dat gevoel helemaal thuis te zijn in zijn blik gelezen wanneer zijn ogen op haar waren gericht. Misschien heeft ze juist daarom zo’n hekel aan die hond.
Ze verlaat de hal om te ontsnappen aan dat nare gevoel waarmee die hond van olieverf haar opzadelt. Traag en bijna geluidloos begeeft ze zich van de ene kamer naar de andere. Van de woonkamer naar de keuken, van de keuken naar zijn werkkamer. Af en toe raakt ze een meubelstuk aan, tokkelt er lichtjes met haar vingertoppen op, zonder te weten waarom ze dat nu precies doet. Ze ontwijkt haar gedachten. Of dat probeert ze toch. Haar gedachten kunnen haar nu enkel terugvoeren tot haar kindertijd. Ze wil niet herinneren in dit huis waar haar niets rest dan herinneringen en de restanten van een leven waaruit die zijn opgebouwd.
Ze is zich ervan bewust dat ze haar best doet om niet te veel aandacht te schenken aan wat ze rondom ziet, wat ze ruikt en voelt. Maar door het besef dat ze zo min mogelijk wil beseffen, beseft ze zoveel meer. Ze kijkt rond met de wazige ogen van een treinreiziger die door het raam naar de voortschrijdende landschappen staart en amper registreert wat hij ziet. Het enige wat uit die ogen op te maken valt, is het verlangen dat de rit toch maar zo snel mogelijk voorbij zou zijn. Als haar blik dan toch iets langer op een meubelstuk blijft kleven, blijft het waas in de ogen onveranderd. Het geheugengevecht is ze stilaan aan het verliezen. Bij elke herinnering die haar bewustzijn dreigt binnen te dringen, gaat haar hart een tik sneller slaan, uit angst om door het verleden opgeslorpt te worden. Ongewilde herinneringen zijn het drijfzand van onze geest, weet Elisabeth uit ervaring. Ze ziet het bij al haar patiënten, ongeacht waarover ze komen spreken. Hoe meer een mens zich verzet tegen zijn herinneringen, hoe vaster hij erin komt te zitten.
Zijn onze herinneringen wel van ons, of zijn wij van onze herinneringen? Dat heeft ze zich in haar praktijk meermaals afgevraagd. We denken allemaal dat we heer en meester zijn over onze eigen gedachtewereld, maar eigenlijk zijn het onze gedachten die ons beheersen en niet omgekeerd. Onze gedachten doen ons graag geloven dat wij aan de stuurknuppel van ons leven zitten, terwijl zij het zijn die onze koers bepalen. Wie alleen is en te veel tijd heeft om na te denken, zal op een gegeven moment toch in de val van zijn verbeelding lopen en verstrikt raken in zijn eigen hersenspinsels. De losgeslagen gedachten terug in het gelid krijgen, daar komt uiteindelijk het grootste deel van elke therapie op neer.
‘Wacht nog en verkoop niet meteen alles. Gun jezelf tijd om te rouwen,’ had Sarah, met wie ze een praktijk deelt, de afgelopen dagen nog herhaaldelijk gezegd. Elisabeth kent de zin en onzin van die hele rouwtheorie. Zelfs de meest goedbedoelde woorden kunnen heel slecht advies zijn. Elisabeth wil geen tijd nodig hebben en is niet boos op het leven waaruit haar vader langzaam weggegleden is. Het leven was mild voor hem geweest, te mild. Ze kan niet aan het gevoel ontkomen dat hij te lang had mogen leven. Kun je daar dan nog om rouwen? Zesentachtig jaar. Dat is haast onfatsoenlijk, wanneer zoveel mensen met nog zoveel dromen en nog zoveel plannen het met zoveel jaren minder moeten stellen.
‘Ouders gaan altijd te vroeg, hoe oud ze ook zijn. Het verdriet blijft even groot.’ Dat was een andere uitspraak van Sarah, waarin Elisabeth weinig waarheid zag om zich aan op te trekken, al had ze iets soortgelijks ook weleens tegen een vriendin gezegd die behoefte had aan in dergelijke woorden verpakte troost. Maar ze heeft het nooit geloofd. Niet toen ze die woorden uitsprak en nu al helemaal niet. Mochten mensen enkel zeggen wat ze echt geloven, zou er ofwel heel weinig gezegd, ofwel heel veel ruzie gemaakt worden.
Wat een onzin, denkt Elisabeth ook nu weer. Was het niet juist beter wat vroeger heen te gaan? Het lijkt haar ongepast om zoiets te denken en ze voelt zich er schuldig bij, maar ze kan het niet verhelpen. Misschien waren de laatste jaren voor haar dan draaglijker geweest, zonder die voortdurende kwelling dat ze een ouder wordende vader heeft die ze niet wil opzoeken. Een vader die haar mist, maar die niets van haar vraagt, buiten een bezoekje van tijd tot tijd, misschien. Als het past in haar agenda. En misschien waren de jaren ook voor hem dan beter te verdragen geweest, zonder het besef dat hij een volwassen dochter heeft die hem niet komt opzoeken, tenzij ze er echt niet meer onderuit kan.
Elisabeths kronkelende gedachtegang wordt onderbroken door gejaagd geblaf. Ze kijkt door het raam en ziet twee honden in de tuin van de overburen lopen. Eén ervan is een nog jonge dobermann met wit verband rond de spitse oren. De honden lopen wild rond hun baasjes, en rond een enorme regenboogvlag die in het gras is geprikt. Daarnaast staat al bijna drie jaar lang een kleiner plakkaat met LGBT for Obama 2012. De twee vrouwen lijken de honden niet volledig onder controle te hebben en roepen om de aandacht die ze niet krijgen.

 

© 2016 Alicja Gescinska

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum