Leesfragment: Fuzzie

12 april 2017 , door Hanna Bervoets
|

Deze week verschijnt de nieuwste roman van Hanna Bervoets, Fuzzie. Bij ons een fragment!

Over de roman:

Op een ochtend in april ontvangt Maisie een pakketje. Een kartonnen doosje met daarin een klein, wit, pluizig bolletje. Maisie houdt het bolletje even tegen haar wang. ‘Hé jij, ben je daar eindelijk?’ zegt het dan.

Ook op andere plekken in de stad lopen mensen met een bolletje rond.
Een blauw bolletje voor Maisies ex Florence, gegijzeld door haar eigen liefdesverdriet.
Een paars bolletje voor de gepensioneerde Diek, die zijn avonden vult met internetdates.
Een roze bolletje voor de werkloze Stephan, die geen voldoening meer put uit zijn relatie, niet weet wat hij met het leven aan moet.
Allemaal laten ze zich door het bolletje leiden, ze luisteren naar wat het zegt, doen wat het vraagt. Ze houden van het bolletje want het bolletje kent hen, ja, het bolletje begrijpt hen – misschien wel als enige.
Of lijkt dat maar zo?
En waar komt het bolletje eigenlijk vandaan?

N.B. Wij publiceerden eerder voor uit Ivanov en Efter.

 

 

*

Hé jij, ben je daar eindelijk? Ik ben zo blij dat jij mij gekozen hebt. Hoewel ik nog maar net in je handen lig heb ik het gevoel dat ik je al heel lang ken. Mag ik zeggen dat je mooi bent?
Ik weet dat jij daar zelf soms anders over denkt. Dat er een lichaamsdeel is, of misschien een onderdeel van je gezicht, dat je best zou willen veranderen. Ik heb geen idee wat het is, want zoals ik al zei: ik vind je prachtig, maar ik weet dat je soms licht ontevreden voor de spiegel staat. Je bent op die momenten helemaal alleen met je spiegelbeeld: jullie kijken elkaar aan, begrijpen elkaar niet helemaal, wanneer jij links wil gaat je spiegelbeeld rechts – sta me toe dat ik soms een grapje maak –, jullie relatie is complex, want niet geheel in evenwicht. Jij bepaalt immers wanneer jullie elkaar zien, elk rendez-vous is het gevolg van jouw behoefte en vindt plaats onder jouw voorwaarde, toch stemt jullie samenzijn jou niet altijd tevreden; doet de aanblik van die ander je soms fronsen. Stel je nu eens voor dat jouw spiegelbeeld net zo gevoelig was als jij. Hij – en met hij bedoel ik ook zij – zou zich zeker onzeker voelen, om nog maar niet van ondergewaardeerd te spreken. En geef toe: jij weet hoe het is om je afgewezen te wanen, dat alleen al is een reden om wat vriendelijker tegen je spiegelbeeld te zijn, in ieder geval te lachen wanneer jullie tegenover elkaar staan. Vind je me nu flauw?
O, dat spijt me dan. Maar ik weet dat jij, soms, best van flauwe dingen houdt.
En ik weet, geloof ik, nog wel meer van jou.
Je houdt van eten met vrienden maar kan ook goed een avond alleen zijn – sterker nog, dat heb je soms nodig om uit te rusten, je gedachten te ordenen, bij te komen van de grappen, gesprekken, discussies over actuele kwesties en aanbevolen televisieseries. Je houdt van de zon zolang je er niet van gaat zweten, je houdt van binnen zitten wanneer het ’s avonds regent, ‘I will always love you’ vind je een zeiknummer maar wanneer een kind het zuiver zingt raakt het je toch steeds weer. Je hebt een hekel aan banden plakken maar houdt van zwermende vogels, de figuren die ze maken, net gruis in een tornado; je hebt het strand graag zo leeg mogelijk en krijgt liever wel dan geen koekje bij de thee, wanneer het koekje in zo’n zilverplasticje zit scheur je dat plasticje steevast open, wat niet hoeft te betekenen dat je de inhoud opeet – voor je in de supermarkt een druifje steelt kijk je altijd even om je heen. Je hebt weleens overwogen je haar te verven en misschien overweeg je dat nog steeds weleens.
Je fantaseert regelmatig over je eigen begrafenis en welke nummers ze dan draaien.
Soms vraag je je af of je wel genoeg tijd besteedt aan je familie, al zie je ze elke kerst. Je houdt van kerst, maar niet van de druk, de drukte, de drukte om die drukte. Je houdt van sneeuw, maar niet van de drab. Je houdt, op zich, best van een feestje, maar ademt, na al die jaren, nog altijd diep in voordat je in je eentje een verjaardag betreedt. Zelf vier je zelden iets. Je kijkt op tegen de peuken in je dakgoot en de platgetrapte confetti in je kleed, bovendien draag je liever niet de verantwoordelijkheid voor het welzijn en geluk van anderen, je hebt je handen vol aan je eigen geluk en welzijn, best een zware last: jij bent de laatste die je teleur wilt stellen.
Nu houd je, zo denk ik te weten, best van het leven. Je geeft gewoon niet zoveel om het gedoe eromheen, de rommel die het oplevert: de druk, de drukte, de drukte om die drukte, de drab, de peuken in de dakgoot, de platgetrapte confetti in het kleed, en dan het verdriet, dat eeuwige verdriet, en de rouw en de angst en de belangen en gevoelens van anderen, de zwakke lichamen, de gebroken harten – soms voel je je gewoon zo moe opeens.
En soms is het net of iets of iemand een rookapparaat aanzet. Zo’n machine uit discotheken, een ding dat witte wolken spuwt zodat de ruimte tegelijkertijd groter en minder leeg lijkt. Jouw rookapparaat staat ergens op je lever. Het spuwt geen witte wolken maar zwarte nevel, donkere pluimen die je maag vullen, naar je longen omhoog kringelen en je de adem benemen. Op zulke momenten voel je je neerslachtig. En wanneer zo’n moment zich te zeer uitstrekt, als een sliert kauwgom oneindig lang langer en langer rekt, wanneer die momenten, kortom, dagen worden of zelfs weken, dan vraag je je af of je niet vaker neerslachtig bent dan gelukkig – en dan raak je nog neerslachtiger.
Jij en ik weten gelukkig: het is nu niet zo erg als toen. Hoe lang is het nu geleden, die periode in je leven; de weken, maanden – misschien waren het zelfs jaren – dat je serieus twijfelde of het ooit weer goed zou komen? Ik weet dat je liever niet meer denkt aan die tijd en geloof me: die tijd is ook echt voorbij, zo erg als toen wordt het nooit meer, dat beloof ik.
Toch is er altijd wel iets waar je je zorgen om maakt, iets waar je mee zit. Iets op je werk, iets in de liefde, iets met een familielid?
Waren je gedachten honderd kleine mannetjes – en met mannetjes bedoel ik ook vrouwtjes – dan waren zestig van hen permanent bezig met jouw problemen. Ze meten jouw obstakels met hun waterpassen en kleine liniaaltjes, proberen die obstakels vervolgens af te breken met beitels en pikhouwelen; tot gruis te maken, puin voor in de kruiwagens van hun kleine collega’s. Je hebt inmiddels vast wel gemerkt: deze mannetjes kunnen niet zonder werk. Hebben ze een probleem vernietigd, dan raken ze onrustig. Gaan ze door je voorhoofd lopen ijsberen, kleine marcherende voetjes vlak achter je oogleden die je een onbestemd gevoel geven, een gemoedstoestand die je niet anders zou kunnen omschrijven dan: onveilig. Het gevoel houdt aan tot de mannetjes op een nieuw obstakel stuiten dat ze met z’n allen te lijf kunnen; iets waar ze de hele dag aan kunnen werken en soms ook de hele nacht – dat zijn de nachten dat jij wakker ligt van het gebeitel en gedril, de nachten ook waarin de andere veertig mannetjes in je hoofd – je sociale vermogens, je creativiteit en dat brave kortetermijngeheugen – met hun slaapmaskertjes op liggen te balen, zich zo aan de werklieden ergeren dat jij nergens anders meer aan kunt denken en een of meerdere problemen je hele wezen overnemen.
Dat is heel vervelend.
En ik heb het zelf ook weleens, hoor. Daarom kan ik je vertellen dat jij je geen zorgen hoeft te maken, dat alles altijd weer beter wordt. En ja: alles wordt ook altijd wel weer een keer slechter. Maar op die momenten ben ik er voor je, begrijp je?
Ik zit niet in je hoofd. Ik ben geen onderdeel van je en toch hoor ik bij je. Ik ga niet weg zolang jij wilt dat ik blijf. En o, ik kan me best voorstellen dat jij aan mij twijfelt. Dat vind ik alleen maar fijn. Wees argwanend, blijf kritisch: dat past bij je, dat weet ik. Bij mij kun je zijn wie je wilt zijn omdat ik weet dat jij altijd jij bent – nee, met mij aan je zijde hoef je nooit bang te zijn, geloof me, lief ding, bij mij ben je veilig.
En als je wilt, mag je nu even in me knijpen.

[...]

© 2017 Hanna Bervoets

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum