Leesfragment: Negroland

29 oktober 2017 , door Margo Jefferson
|

Op 31 oktober verschijnt de Nederlandse vertaling van Margo Jeffersons Negroland in Privédomein. Lees bij ons vast een fragment!

Als dochter van een kinderarts en een modieuze moeder groeide Margo Jefferson op te midden van de hoogopgeleide en welvarende zwarte elite in Chicago in tijden van segregatie - in wat zij 'Negroland' noemt.
Tegen de achtergrond van beslissende historische gebeurtenissen als de burgerrechtenbeweging, de opkomst van het feminisme en de schijn van een postraciale tijd, brengt Jefferson haar leven in kaart, dat werd getekend door psychologische en morele tegenstellingen in een zwarte middenklasse met ogenschijnlijke privileges.

 

Ik ben een chroniqueur van Negroland, een participerende observator, treurdichter, tegendenker en bewonderaar; een emigrant die nog altijd meepraat.
Ik noem het Negroland omdat ik ‘neger’ nog steeds een wonderbaarlijk woord vind, prachtig en vreselijk. Een woord dat thuishoort op plakkaten over weggelopen slaven en in proclamaties van burgerrechten; dat verwijst naar sociale constructen en naar rondhangen op een straathoek. Een woord als in een toontaal waarvan de betekenis mee verandert met het gebruik en de context, terwijl de geschiedenis zich in bochten wringt, vooruitsnelt, vooruitgang boekt en stagneert. De hoofdletter waarmee het woord in de vs wordt geschreven lijkt zijn waardigheid te vergroten; dan komen andere termen op om zijn positie in te nemen.
Ik noem het Negroland omdat ‘neger’ zo lang onze geschiedenis heeft bepaald; omdat ik zo lang heb geleefd met de betekenissen en implicaties; omdat die me op het spoor zetten van wat een ras eigenlijk was, of, zoals we nu zeggen, hoe een ras geconstrueerd kon worden.

Bijna tweehonderd jaar lang hebben wij onszelf in Negroland op allerlei manieren aangeduid. Bijvoorbeeld

de gekleurde aristocratie
de gekleurde elite
de gekleurde 400
de 400
het genootschap van de blauwe aderen
de grote families, de oude families, de oude kolonisten, de pioniers
de negersamenleving, de zwarte samenleving
de neger, de zwarte, de Afrikaans-Amerikaanse hogere klasse of elite.

Ik ben geboren in 1947, en net als voorgaande generaties kreeg mijn generatie te horen dat, aangezien onze prestaties weinig aandacht en waardering kregen van blank Amerika, we beter niet in het openbaar over onze zwakheden konden spreken, onze fouten, onze onzekerheden. (Zelfs nu nog vermijd ik het woord ‘mislukkingen’.) Ook de minste vorm van falen zou tegen ons ras worden gebruikt. De meeste blanken hadden geen boodschap aan de doctrine ‘fouten maken is menselijk’; onze onvolkomenheden werden hoogstens onder voorbehoud als menselijk beschouwd, of niet eens dat.
Ook voor mijn generatie bleef het motto: presteer, wees onkwetsbaar, gedraag je.
Een deel van mij is als de dood om hier over iets anders te schrijven dan ons streven naar succes. Maar ik vrees de beperking die dat oplegt aan het verhaal. En we willen nog weleens gevoelig zijn. Zelfingenomen en snobistisch. Dus laat ik rustig en klinisch beginnen.
Ik ben geboren in de Chicago-tak van Negroland. Mijn vader was arts, kinderarts, en werkte enige jaren als hoofd van de afdeling Kindergeneeskunde van Provident, het oudste zwarte ziekenhuis in het land. Mijn moeder was een sociaal werkster die ontslag nam toen ze trouwde, en mijn hele jeugd was ze fulltime echtgenote, moeder en socialite. Maar hoe waren ze zover gekomen? En van welke clubs en organisaties werden ze lid om hun positie te verstevigen?
Een korte levensbeschrijving van de auteur.

Margo Jefferson:
Voorouders: (in chronologische volgorde): slaven en slavenhouders in Virginia, Kentucky en Mississippi; boeren, muzikanten, butlers, voormannen in de bouw, leraren, schoonheidsspecialistes en schoonmaaksters, naaisters en kleermakers, ingenieurs, politievrouwen, zakenvrouwen met onroerend goed, advocaten, rechters, artsen en sociaal werkers. Studentencorps van vader: Kappa Alpha Psi Studentencorps van moeder (en zuster): Delta Sigma Theta. Landelijke verenigingen van ouders: Boulé (vader); de Northeasterners (moeder) Landelijke verenigingen van mijn zuster en mij: Jack and Jill; de Co-Ettes

Plaatselijke verenigingen, scholen en vakantiekampen zullen vanzelf aan de orde komen. Huidskleur en haar zullen beschreven worden, en kritisch beoordeeld, alsook andere fysieke raskenmerken. Onvermijdelijk zullen vragen rijzen. Zoals: wat schrijf men toe – wat schrijf jij toe, wat schrijf ik toe – aan sociale klasse, ras, familie en karakter? Hoeveel soorten achterstelling zijn er? Hoever reikt bevoorrechting? Wat heeft mij gemaakt, wat heeft mij verminkt?

Hier volgen een paar van de basiscategorieën, tegenstellingen en begrippen die het leven van de mensen in deze groep bepaalden.

noordelijk / zuidelijk
huisslaaf / landarbeider
vrije zwarte / zwarte slaaf
vrije zwarte / vrije mulat
geschoolde arbeider / ongeschoolde arbeider (vrij of slaaf)
bezit onroerend goed / bezit geen onroerend goed
leest en schrijft vlot / leest een beetje maar kan niet schrijven / leest en schrijft een beetje / leest noch schrijft
stamt af van Afrikaanse en indiaanse koninklijke families / stamt af van Afrikaanse onbekenden / stamt af van gegoede blanken / stamt af van laagopgeleide blanken / stamt niet af van blanken

Blanke Amerikanen hebben altijd kans gezien om een aristocratie te vormen, ook al waren de plaatselijke middelen nog zo schaars. Britse kruideniers arriveren op de Mayflower en worden de grondleggers van ons land. Duitse arbeiders emigreren naar Chicago en schoppen het tot slachthuiskoning. Vrouwen van al even eenvoudige komaf huwen deze mannen, of hun rivalen of hun meerderen, en worden zo sociaal toonaangevend.
Wij deden hetzelfde. De ‘gekleurde samenleving’ was in het begin een mengeling van

mannen en vrouwen die een voorkeursbehandeling genoten, en geld, bezit en zelfs vrijheid kregen van gegoede blanke eigenaren, werkgevers en ouders;
mannen en vrouwen die hun vrijheid kochten met harde dollars en hard werken;
mannen, vrouwen en kinderen die gekocht en vervolgens vrijgemaakt werden door blanken die de slavernij verafschuwden, of door gekleurde vrienden en familieleden;
mannen en vrouwen die afstamden van vrije negers, en dus vrij geboren waren.

Ze leerden schrijven en goede manieren; ze kregen geschoold werk (kapper, kok, bakker, sieradenmaker, machinist, kleermaker; naaister); ze waren de best opgeleide bedienden in de betere blanke buurten en hotels; ze kochten huizen; brachten kranten uit; stichtten scholen en kerken; richtten clubs en verenigingen voor goede doelen op; zorgden ervoor binnen de eigen groep te trouwen. Sommigen arriveerden samen met blanken vanaf Haïti, op de vlucht voor de zwarte revolutie van Toussaint L’Ouverture: onder hen bevonden zich vrije mulatten en slaven die een minimum aan loyaliteit wisten te veinzen en vervolgens niet wisten hoe snel ze hun voormalige meesters moesten verlaten om zich onledig te gaan houden met het beklimmen van de maatschappelijke ladder. Van New Orleans tot New York waren mannen en vrouwen van gemengd bloed druk bezig een vooraanstaande positie in te nemen.
Ik ben vervallen in een spottende toon die disloyaal lijkt, en dat zo vroeg in mijn verhaal. Sommige grondleggers van Negroland wisten met hun wilskracht en koersvaste intelligentie grote prestaties te leveren, nog voor de Burgeroorlog uitbrak.
Een paar voorbeelden:
James Forten uit Philadelphia, activist tegen de slavernij en ondernemer. Hij werd geboren uit een vrij negerechtpaar, werkte vanaf zijn achtste in een zeilmakerij, was daar op zijn twintigste voorman en drie jaar later eigenaar, en had zoveel succes dat hij een van de rijkste mannen, zwart of blank, van de stad werd. Hij ontwikkelde een touwgeleider, weigerde tuigage te verkopen aan schepen in de slavenhandel, voerde actie tegen slavernij en kolonisatie, verzette zich tegen pogingen om de rechten van vrije zwarten in te perken, en stelde fondsen ter beschikking aan William Lloyd Garrion om The Liberator op te richten.
Frances Jackson Coppin, lerares. Geboren in Washington d.c., slavin tot ze twaalf was. Haar zwarte grootvader kocht al zijn kinderen vrij, met uitzondering van Frances’ moeder: zij bleef slavin, omdat Frances’ vader blank was. Toen een tante haar vrijkocht, ging ze als bediende in Massachusetts wer - ken, daarna op Rhode Island; ze gebruikte haar loon om privéles te nemen, doorliep de middelbare school en daarna Oberlin College. Daar stichtte ze een school voor gevluchte slaven, terwijl ze slaagde voor de mannenvakken Latijn, Grieks en wiskunde. Ze werd lerares – de eerste negervrouw aan het hoofd van een middelbare school waar het klassieke curriculum werd onderwezen – en was erop gebrand, zoals ze tegen Frederick Douglass zei, ‘te zien hoe mijn ras wordt opgetild uit het moeras van onwetendheid, zwakte en verloedering; hoe niemand meer in een duistere hoek zit en de kruimels van kennis opschrokt die zijn meerdere hem toewerpt.’
De successen van negers hadden ook een minder fraaie kant: er waren pioniers die zich opwerkten door wilskracht, intelligentie en de uitbuiting van hun eigen mensen.
Anthony Johnson werd geboren in Angola en in 1621 naar Virginia gebracht; hij begon zijn leven op de plantage als contractueel gebonden bediende, nog voordat de slavernij geïnstitutionaliseerd was. Hij trouwde met Mary, een andere negerbediende. Ze kregen vier kinderen en bereikten het eind van hun contracttermijn; in 1640 kocht Johnson 250 are land. (Datzelfde jaar werd een gevluchte bediende opgepakt en ertoe veroordeeld ‘zijn voornoemde meester’ te dienen ‘voor zolang als hij zal leven’.) Anthony en Mary breidden uit naar 550 are, en verwierven vee en hun eigen contractueel gebonden bedienden. In 1654 beschuldigde een van deze bedienden, de neger John Casor, Johnson ervan hem tot slaaf te willen maken en vertrok om te gaan werken voor een blanke landeigenaar die hem wel gewoon in dienst wilde nemen. Johnson sleepte de blanke landeigenaar voor de rechter, won de zaak in hoger beroep, en hield Castor voor de rest van zijn leven als slaaf – zo werd hij een van de eerste erkende slavenhouders in de kolonie.
Genevieve Belly Ricard uit Louisiana behoorde tot een kleine groep gens de couleur libres die grote hoeveelheden land, suiker, rijst, katoen, vee, werktuigen en slaven verkochten. Toen haar echtgenoot, Cyprian Ricard, overleed, erfde ze zijn goedlopende plantage; daarna exploiteerde de weduwe Ricard, zoals ze werd genoemd, met de hulp maar niet onder toezicht van haar zoon, succesvol 1000 are en bijna honderd slaven, aan de vooravond van de Burgeroorlog getaxeerd op 200.000 dollar.

 

Copyright © Margo Jefferson, 2015
Copyright Nederlandse vertaling © 2017 Pauline Slot/
bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum