Leesfragment: Pax Romana

21 april 2017 , door Adrian Goldsworthy
|

25 april verschijnt Pax Romana van Adrian Goldsworthy in de vertaling van Roelof Posthuma, 29 april treedt hij op bij Athenaeum. Wij brengen een uitgebreid fragment!

In zijn nieuwe epos Pax Romana laat topauteur Adrian Goldsworthy zien hoe Rome de vrede handhaafde. De Pax Romana is vermaard vanwege een opzienbarend lange periode van vrede en stabiliteit. Maar deze vrede was afgedwongen door oorlog en betekende de facto complete overheersing. De Romeinen waren agressief en meedogenloos en de handhaving van deze vrede kostte miljoenen doden en betekende voor velen slavernij. Maar delen van het rijk waren door de Pax Romana generaties lang verstoken van oorlogen.

Goldsworthy beschrijft in dit meeslepende en rijk geïllustreerde boek dat leest als een roman, hoe de Romeinen dit voor elkaar kregen. Hoe ze kleine opstanden neersloegen voor die konden ontaarden in een echte revolutie; hoe ze de overwonnenen het gevoel gaven dat ze onderdeel van het rijk waren; dat Rome welvaart en voorspoed betekende zodat het verzet relatief snel wegebde. Collaboratie en zelfs enthousiaste aansluiting was schering en inslag en door de sluwheid van de legioenen, diplomaten en prefecten werd de Pax Romana overal ingevoerd.

Adrian Goldsworthy (1969) studeerde aan St. John’s College in Oxford, en specialiseerde zich in Romeinse geschiedenis. 

 

In vrede leven

Pax Romana is een van die Latijnse uitdrukkingen waarvan journalisten en cartoonisten nog altijd verwachten dat hun lezers die zonder vertaling begrijpen, net als mea culpa en Shakespeares 'Et tu, Brute?'. Een cartoonist kan een moderne politicus in toga en met sandalen en lauwerkrans afbeelden om Julius Caesar of een Romeinse keizer in het algemeen op te roepen. Hij weet dan dat de mensen zullen denken aan een leider die door zijn omgeving werd verraden, of die ten prooi was aan eigenwaan en krankzinnigheid, zoals Caligula of Nero. Op school wordt nog maar weinig Latijn of Grieks onderwezen, maar televisieseries over Rome zijn populair en om de zo veel tijd verschijnen er drama’s op televisie die tegenwoordig steeds vaker in huiveringwekkende beelden een wereld van verraad, seks en geweld afschilderen. Bloed en billen in plaats van het aloude zwaard en de sandalen. Zulke karikaturen vertellen ons weinig over het antieke verleden en des te meer over de huidige amusementssmaak, maar het is opvallend dat de makers ervan hun verhalen zelfverzekerd in een Romeinse context plaatsen omdat ze het gevoel hebben dat het publiek die wereld kan herkennen.
De Romeinen blijven ons fascineren, ook al is het meer dan vijftien eeuwen geleden dat het westelijke Romeinse Rijk instortte. Ze hebben met hun taal, recht, ideeën, plaatsnamen en architectuur een diepgaande invloed gehad op de westerse cultuur, en veel daarvan heeft zelfs doorgewerkt in streken die zij zelf nooit hebben gekend. Leiders en staten vanaf Karel de Grote hebben hun best gedaan om de geest van Rome en de keizers op te roepen als rechtvaardiging voor hun eigen macht. Rome duikt ook vaak op tijdens debatten in de Verenigde Staten over de rol van dat land in de wereld en voor de toekomst, en wordt door mensen van alle politieke stromingen gebruikt. Voor sommigen is het gebruik van militair geweld en diplomatieke druk om een Pax Americana over de wereld te verspreiden een hooggestemd ideaal, terwijl anderen het afschilderen als een sinister complot. Wereldrijken zijn niet in de mode en voor velen moet alles wat met supermachten en imperialisme te maken heeft per definitie slecht zijn. In hun ogen is vrede, of die nu Romeins is of gecreëerd door een moderne supermacht, niet meer dan een sluier waarachter verovering en overheersing worden verdoezeld. Het is geen nieuw idee. Al aan het eind van de eerste eeuw na Christus laat de Romeinse historicus Tacitus een Caledonische krijgsheer zijn mannen vertellen dat de Romeinen ‘een woestenij creëren en het vrede noemen’.
Het citaat komt uit de lovende biografie die Tacitus over zijn schoonvader Agricola schreef en gaat onmiddellijk vooraf aan het dramatische verslag van een veldslag waarin deze man de Caledonische stammen verslaat. In de biografie noch in zijn andere werken komt Tacitus naar voren als een vurig criticus van het Romeinse Rijk; de allesoverheersende toon van de literatuur uit die tijd is er een van verheerlijking van macht en succes. Dat is geen verrassing want het zit in de aard van de mens om gunstig over zichzelf te denken. Zoals de inwoners van de meeste grootmachten waren ook de Romeinen ervan overtuigd dat hun door de goden beschikte overheersing volkomen terecht was, en een goede zaak voor de hele wereld. Keizers beroemden zich erop dat hun heerschappij vrede in de provincies bracht en de hele bevolking ten goede kwam.
Het Romeinse Rijk was heel lang opmerkelijk succesvol en de Pax Romana heerste eeuwen in grote delen van West-Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het was een stabiel en klaarblijkelijk welvarend gebied, met weinig tot geen sporen van woestenij. De Romeinse vrede is onmiskenbaar realiteit geweest, want opstanden en grootschalig geweld waren uiterst zeldzaam, zoals zelfs critici van wereldrijken de Romeinen moeten nageven. Hun rijk was in alle opzichten ongewoon en dat maakt het des te belangrijker om te begrijpen wat de Pax Romana, afgezien van de blijvende fascinatie ervoor en het opduiken ervan in de huidige debatten, werkelijk inhield. Het maakt uit of het alleen maar het product was van botte militaire macht en onderdrukking, of van subtielere en meer onderhuidse dwangmethoden. Even belangrijk is het inzicht te krijgen in wat de overheersing de onderworpen bevolking kostte en hoe die het ervoer om deel uit te maken van een vreemd rijk. Een aanzienlijk deel van de wereldbevolking woonde en leefde in het Romeinse Rijk en dat is op zichzelf al een goede reden om te willen begrijpen wat dat betekende. Het is de moeite waard ons af te vragen hoe omvattend en zeker de Pax Romana in werkelijkheid was, maar om te beginnen moeten we dan ook stilstaan bij wat vrede eigenlijk inhoudt.
Ik ben geboren in vredestijd, als kind van ouders die de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt. Mijn moeder woonde tijdens de blitzkrieg als klein meisje in Cardiff. Ze herinnert zich nog de huilende sirenes van het luchtalarm, haar angst om in de donkere en koude schuilkelder in hun tuin te gaan zitten, het verschil in geluid tussen bommen, landmijnen en het luchtafweergeschut, het neerkletteren van de granaatscherven, de stank na de luchtaanval en de huizen die tot puinhopen waren ingestort, soms boven op de bewoners. Ze vertelt over de concerten die zij en haar vriendinnen organiseerden en waarmee ze centen ophaalden om ‘een Spitfire te kopen’, over de alomtegenwoordige uniformen en de onmogelijkheid om de straat over te steken vanwege de eindeloze stoet vrachtwagens met soldaten en voorraden die voorbijtrok, op weg naar de havens om de oversteek naar Normandië te maken. Die herinneringen zijn nog altijd levendig en direct wanneer ze over die jaren vertelt. Mijn vader zat als leerling bij de koopvaardijvloot, voer op de Atlantische route en was later in de Middellandse Zee ten tijde van de invasie van Tunesië en Italië. Zijn schip lag in de baai van Napels toen de Vesuvius in 1944 uitbarstte, en hij herinnert zich nog dat hij de as van het dek moest vegen. Hij vertelde maar zelden over de voortdurende dreiging van de U-boten en luchtaanvallen, over munitieschepen die explodeerden en een zee vol brandende stookolie, waar mannen doorheen probeerden te zwemmen om het vege lijf te redden. Hij verliet de koopvaardijvloot en was kort daarna oud genoeg om zijn dienstplicht te vervullen: hij diende in Palestina onder het Britse mandaat, waar de Engelsen zowel voor de Joodse als de Arabische militanten een doelwit waren. Zijn vader had tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het westelijke front, in Gallipoli, in Egypte en in Palestina gediend. Ze waren geen van beiden beroepsmilitair. Ze hadden, zoals miljoenen van hun tijdgenoten, ‘hun steentje bijgedragen’ en waren daarna blij te kunnen terugkeren naar het burgerleven.
Terwijl ik dit boek schreef, in 2015, werd herdacht dat Duitsland en Japan zeventig jaar eerder waren overwonnen. Er waren ook herdenkingen van gebeurtenissen uit de Eerste Wereldoorlog die honderd jaar geleden hadden plaatsgevonden, maar niettemin lijkt het voor mij nog steeds natuurlijk om over 1939-1945 te praten als dé oorlog, een gewoonte die ik heb overgenomen van mijn ouders en hun generatiegenoten. Mijn broer en ik behoren tot de laatsten die nog geboren zijn in een tijd waarin de levende herinnering aan de Tweede Wereldoorlog niet meer dan een generatie verwijderd was. Het was niet ongebruikelijk op onze school, waar de ouders iets ouder waren dan gemiddeld en tamelijk veel jongens vaders hadden die in het leger hadden gediend. De vader van ten minste één leerling was een zogenoemde Bevin Boy, een jongeman die tot de tien procent dienstplichtigen behoorde die door het lot werden aangewezen om in de Engelse kolenmijnen te werken. De oorlog leek nog bijzonder dichtbij en de meeste jongens van onze leeftijd waren er min of meer door geobsedeerd. Er werden nieuwe dramaseries uitgezonden en de talloze oorlogsfilms die in de jaren veertig, vijftig en zestig werden geproduceerd waren inmiddels oud genoeg om regelmatig op televisie te komen. Wij bekeken ze gretig, lazen boeken en strips over de oorlog, zetten bouwpakketten van bommenwerpers, jachtvliegtuigen, tanks en oorlogsschepen in elkaar, zwaaiden met speelgoedgeweren tijdens veldslagen waarin een van de partijen meestal de Duitsers of Japanners speelde en deden ons best om het geluid van machinegeweren en exploderende bommen zo goed mogelijk na te bootsen. Soms trokken we in ons spel ook naar het Wilde Westen of de onmetelijke ruimte – zwaartepunten van de televisie in de jaren zeventig – maar bovenal lieten we de Tweede Wereldoorlog herleven. Het was een goede oorlog tegen slechte vijanden en ‘wij’ wonnen, onder aanvoering van de vertrouwde acteurs op het scherm, de helden van onze stripverhalen en onze vaders. In de ogen van een jonge jongen was het veel opwindender dan school, en bij ons spel raakte niemand gewond, afgezien van een enkele blauwe plek of een schram van een doornstruik waar je doorheen moest.
Dé oorlog was in 1945 gewonnen, zodat ik in vredestijd ben geboren en opgegroeid. Het was de tijd van de Koude Oorlog, met de dreiging van een Derde Wereldoorlog op de achtergrond, die echter niet reëel was voor een kind, en zover ik mij kan herinneren, raakten de media pas in de jaren tachtig geobsedeerd door de mogelijkheid van een aanstaande nucleaire vernietiging. De Koude Oorlog eindigde vervolgens abrupt, met weinig tot geen waarschuwing vooraf: ik heb meer dan één persoon die voor de militaire inlichtingendienst van de NAVO werkte horen bekennen dat het hen volkomen verraste. Politici spraken over het ‘vredesdividend’: stevige bezuinigingen op de strijdmacht, waarna het vrijgekomen geld aan dingen kon worden uitgegeven waarvan ze vermoedden dat die stemmen zouden opleveren. Als student diende ik in de vroege jaren negentig in het Oxford University Officer Training Corps (UOUTC) waar nog steeds les werd gegeven in het identificeren van voertuigen van het Warschaupact, maar het gevoel dat er nog een plausibele vijand was voor een toekomstige, grote oorlog was verdwenen. Het was moeilijk je een nieuwe wereldoorlog voor te stellen en inmiddels was ik zeker oud genoeg om te beseffen hoeveel geluk ik had om in deze tijd te leven. Er heerste vrede, althans in zoverre dat er geen grootschalige oorlogen woedden waarbij westerse staten betrokken waren. Maar nooit tijdens mijn leven betekende vrede de volledige afwezigheid van gewapende conflicten waarbij Groot-Brittannië betrokken was, laat staan andere delen van de wereld.
Een paar maanden nadat ik werd geboren laaide de strijd in Noord-Ierland op. Decennialang stond het nieuws op televisie bol van beelden van opstanden, rellen, benzinebommen en de nasleep van bomontploffingen en andere aanslagen. Het is waarschijnlijk een kwestie van semantiek en politieke overtuiging wanneer een terroristische campagne een oorlog wordt, maar over het verlies aan levens bestaat geen twijfel. Hoewel de strijd geografisch voornamelijk geconcentreerd was in een relatief klein gebied, werd die soms door de IRA en andere republikeins gezinde paramilitaire groepen ook naar Groot-Brittannië en in sommige gevallen naar het continent overgebracht, met aanslagen op zowel civiele als militaire doelen. Een groot deel van mijn leven stonden er geen afvalbakken op spoorwegstations omdat daar te eenvoudig een bom in verborgen kon worden. In de UOUTC werd ons specifiek verboden om buiten Yeomanry House in uniform te lopen als er geen oefening of parade werd gehouden, vanwege het veronderstelde risico dat we doelwit konden worden van terrorisme. Het is nog niet lang geleden dat dit beleid voor het hele leger is ingetrokken.
Sinds 1945 is er maar één jaar voorbijgegaan waarin niemand van de Britse strijdkrachten in actieve dienst om het leven kwam. Behalve de Koreaanse Oorlog waren er de talrijke conflicten die gepaard gaan met het tanen van een wereldrijk. Tijdens mijn leven waren er de Falklandoorlog en de Eerste Golfoorlog en na de periode van het ‘vredesdividend’ Sierra Leone, Irak en Afghanistan, om nog te zwijgen over de luchtoperaties op de Balkan, in Libië en elders, of de vredesmissies op plaatsen waar die vrede niet altijd perfect was. Het komt maar zelden voor dat kranten en nieuwszenders niet over conflicten ergens ter wereld rapporteren, zelfs wanneer brandhaarden waarbij Groot-Brittannië of het Westen direct betrokken zijn buiten beschouwing worden gelaten. Net als hongersnoden en aardbevingen kunnen oorlogen makkelijk worden weggezet als het soort afschuwelijke dingen dat in verre landen gebeurt. Het nieuws erover blijft fragmentarisch, omdat de cyclus van de actualiteit doordendert naar nieuwe verhalen.
Een lijst van alle conflicten sinds 1945 zou even lang als deprimerend zijn. Niets kwam in de buurt van de grootschalige verwoesting die de twee wereldoorlogen teweegbrachten, maar dat is een schrale troost voor degenen die te maken hadden met dit geweld, dat varieerde van openlijke oorlogen tussen staten tot langdurige geweldcampagnes van kleine gemeenschappen, milities en andere ongeregelde troepen. Maar voor de meeste westerlingen zijn zelfs de conflicten waarbij hun eigen landen betrokken waren kwesties geweest die zich op grote afstand afspeelden, uitgevoerd door beroepsmilitairen, zonder directe invloed op het dagelijkse leven. Groot-Brittannië is sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer geconfronteerd met de dreiging van een invasie, in de VS ontbrak die nog langer. Na 1945 heeft geen enkel conflict het bestaan van die landen serieus in gevaar gebracht, of hun voedselvoorziening of aanvoer van andere basisbenodigdheden bedreigd. De Koude Oorlog had tot dat niveau kunnen escaleren, maar dat is ondanks een paar crises niet gebeurd.
De grootste bedreiging voor de westerse landen is tegenwoordig het terrorisme. Op dit ogenblik domineert dat onderwerp alle media, want ik schrijf dit voorwoord in november 2015, een paar dagen na de bloedige terroristische aanslagen in Parijs, die meer dan honderd onschuldige mensen het leven kostten en vele anderen kritiek, wellicht fataal, hebben verwond. Hoe afschuwelijk de aanslagen ook waren, zij zullen er niet toe leiden dat Parijs ophoudt te functioneren als commercieel centrum, zetel van de overheid en thuis van meer dan twee miljoen mensen. Het leven gaat door, hoe afschuwelijk het ook is voor hen die geliefden verloren, net zoals het leven doorging na de aanslagen in New York, Washington, Londen, Brussel, Madrid en Sydney. Het aantal terroristen en de middelen en wapens waarover ze beschikken beperken de schade die ze kunnen aanrichten. In de Tweede Wereldoorlog kostte het langdurige bombardementen die op een veel grotere schaal dood, verderf en verwoesting zaaiden om middelgrote of grote steden te verwoesten.
Terroristen streven naar publiciteit, willen angst zaaien en hun reputatie versterken. Op eigen kracht kunnen ze geen militaire overwinning boeken en dus hopen ze de landen die ze aanvallen te ontwrichten, de publieke opinie te beïnvloeden en bepaalde politieke doeleinden te bereiken. Terreur is bijzonder moeilijk te bestrijden en het is waarschijnlijk dat zulke meer of minder incidentele aanslagen nog lange tijd zullen doorgaan. Hoe succesvol veiligheidsdiensten ook zijn in het beperken en bemoeilijken van mogelijke terroristische aanslagen, het valt te betwijfelen of ze elk complot kunnen voorkomen. Statistisch gezien blijft het risico om slachtoffer te worden heel laag binnen de zeer grote bevolkingsaantallen in moderne landen, en mensen passen zich aan. Misschien zijn we iets nerveuzer door de nieuwe dreiging, maar nog altijd zijn we vooral bezig met de alledaagse vreugden en zorgen van onze eigen levens. De kans is groot dat aanslagen minstens evenveel woede als angst wekken onder het publiek, misschien zelfs meer. De grote meerderheid in westerse landen zal het gevoel blijven houden in vrede te leven. De meesten van ons beschouwen de stabiliteit, veiligheid, welvaart en veel hogere levensverwachting in de naoorlogse wereld als natuurlijk en normaal, zelfs als een recht. Het kost ons moeite om te bedenken dat het niet meer dan een kwestie van geluk is wanneer en waar we worden geboren.
Dit boek gaat over de Romeinse wereld en het Romeinse Rijk. Ik heb zo lang over mijn eigen leven en onze eigen tijd uitgeweid om duidelijk te maken dat vrede geen absoluut maar een relatief begrip is. Mensen kunnen het gevoel hebben in een vreedzame wereld te leven terwijl er sprake is van georganiseerd geweld of zelfs van grootschalige operaties. Afstand heeft een enorme invloed op het perspectief. Iemand die in het leger zit, en dan vooral in de actief inzetbare onderdelen, heeft waarschijnlijk een heel ander gevoel bij deze decennia dan zijn of haar familieleden. Het is van groot belang om dat te bedenken wanneer we naar de bronnen uit de Romeinse tijd kijken. We moeten niet verbaasd zijn om zelfs op het hoogtepunt van de veronderstelde Pax Romana ergens in het rijk aanwijzingen voor gevechten en oorlogen te vinden. Van belang is dat we inzicht krijgen in de schaal en frequentie van zulke incidenten en proberen te beoordelen in hoeverre die het leven van de totale bevolking raakten. De antwoorden zullen waarschijnlijk niet eenvoudig zijn, maar dit is de kernvraag. Zelfs in de moderne wereld is vrede een schaarse en kostbare zaak. Als de Romeinen werkelijk omstandigheden schiepen waardoor de meeste provincies langdurig in vrede konden leven, dan is het de moeite waard om die prestatie te bestuderen.
Ik ben een historicus en dit boek is een poging om een aspect van het verleden omwille van zichzelf te begrijpen. Het is niet bedoeld als rechtvaardiging of veroordeling van de Romeinen of enig ander wereldrijk, maar alleen om uit te leggen wat er gebeurde en waarom. Het is evenmin mijn bedoeling om gedetailleerde vergelijkingen tussen de Romeinen en andere imperiale machten te maken, en nog minder om lessen voor vandaag te trekken. Anderen zijn veel beter gekwalificeerd om over dergelijke zaken te schrijven en ongetwijfeld zullen tal van mensen die weinig over de geschiedenis of de huidige tijd weten in schrille bewoordingen gaan beweren dat het Romeinse verleden dit of dat bewijst. Er kunnen lessen worden geleerd uit de geschiedenis, maar het is wijs om er eerst veel werk van te maken een periode zelf te begrijpen, alvorens conclusies te trekken. Met dat doel heb ik dit boek geschreven.

 

© 2017 Adrian Goldsworthy

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum