Leesfragment: Uw wil geschiede

17 september 2017 , door Truska Bast

22 september wordt Uw wil geschiede. Kinderen op katholieke kostscholen van Truska Bast bij Athenaeum gepresenteerd. Lees hier vast een fragment!

De levens van tienduizenden katholieke kinderen veranderden op slag toen hun ouders besloten om hen naar kostschool te sturen. Kinderen van soms pas negen of tien jaar oud kwamen terecht in een systeem dat draaide om gehoorzaamheid. De persoonlijke verhalen in dit boek – verhalen van mannen en vrouwen die tussen pakweg 1945 en 1970 onder de hoede van religieuzen werden gesteld – maken duidelijk hoe in dat kleine, gesloten universum macht en misbruik van macht hand in hand konden gaan. Sommigen werden er voor het leven getekend; voor anderen betekende kostschool een grote stap voorwaarts. Het een kon naast het ander bestaan. Maar uit dit boek blijkt nog iets anders: hoe verhalen mensen in staat stellen betekenis te geven aan ingrijpende gebeurtenissen en, misschien nog wel belangrijker, te laten zien wie zij uiteindelijk zijn geworden.

N.B. Kom ook naar de boekpresentatie bij Athenaeum Boekhandel op 22 september vanaf 17.00 uur.

 

1 Voorland

Lena had niet eens een koffer. Alle kleren die ze bezat, droeg ze over elkaar. Het was februari 1945 en in het westen van Nederland, vooral in de grote steden, was aan alles gebrek. Duizenden mensen stierven in de laatste oorlogswinter van honger en kou. Maar in Limburg was de oorlog voorbij, en na de strenge vorst van januari was het nu zacht voor de tijd van het jaar. De vijftienjarige Lena had geen idee wat haar te wachten stond toen ze die dag in de jeep van een jonge Engelse soldaat stapte. Hij zou haar naar Maastricht brengen, naar internaat Immaculata van de Zusters van het Arme Kind Jezus. Het was zo’n vijfendertig kilometer rijden vanuit Echt, het Midden-Limburgse dorp waar Lena was opgegroeid. Ze was de vierde van elf kinderen en woonde al haar hele leven in het grote huis naast de katholieke lagere school waar haar vader hoofdonderwijzer was. Het vertrek kwam voor Lena zo onverwacht dat ze zich later niet eens meer kon herinneren of ze afscheid van al haar broers en zussen had genomen. Ze wist nog wel dat ze bang was. Maar het was alsof de gebeurtenissen op die dag zelf niet helemaal tot haar doordrongen. Misschien kwam het doordat ze de maanden ervoor zoveel had meegemaakt.
Op de dag van Lena’s vertrek was het gezin, na een zwerftocht van drie maanden, nog maar een paar weken thuis. Eind november waren ze halsoverkop vertrokken nadat de geallieerden, die in september 1944 vanuit het zuiden oprukten om Nederland te bevrijden, bij Susteren waren gestrand. Het gebied ten noorden daarvan en ten oosten van de Maas bleef in handen van de Duitsers. Omdat die hun handen vrij wilden hebben, sommeerden ze alle inwoners te vertrekken. Dankzij Lena’s vader wist de familie te ontkomen aan een groot treintransport, en na een voettocht van twaalf kilometer door de sneeuw stopten ze bij een ontruimd café. Ze bivakkeerden er elf weken en sliepen op stro. Eind januari 1945, toen ook Echt was bevrijd, keerden ze terug. In hun huis was veel vernield en verderop werd nog steeds gevochten. Het openbare leven lag vrijwel helemaal stil. Ook de scholen waren dicht, en Lena, die in september 1944 naar de kweekschool van de Zusters Ursulinen in Echt zou gaan, zat voorlopig thuis. Maar toen kwam er een telefoontje van een tante van Lena. ‘Tante non’ werd ze genoemd, omdat ze was toegetreden tot de Zusters van het Arme Kind Jezus in Maastricht. De kweekschool van de Armenzusters, zoals ze in de volksmond heetten, was al wél begonnen. Lena vertelde het zo:

En die tante belde op: ‘D’r is nog een bedje vrij voor Leentje.’ Wij woonden in het schoolhuis en door de evacuatie was ons huis nogal... ja, er zaten geen ramen meer in en de piano stond achter in de wei. Maar in de school lagen Engelse soldaten, en ik was een jong meisje, en ik had het leuk met die kerels, ontspannen. Ik kreeg kauwgum en we kregen van alles, en ik waste wel eens truien uit voor die kerels. Maar ik moest ineens, onverwacht naar die kweekschool hier. Toen heeft een Engelse militair me hiernaartoe gebracht, terwijl de klas al begonnen was.

Het telefoontje van tante non moest voor Lena’s ouders een uitkomst zijn geweest. Zo kon hun dochter snel weer de draad oppakken. Er ging iets uitnodigends uit van dat zinnetje: ‘D’r is nog een bedje vrij voor Leentje.’ Alsof er speciaal voor haar een plekje was vrijgehouden dat warm en behaaglijk was. Misschien hadden Lena’s ouders hun best gedaan om het bericht zo iets aanlokkelijker te maken, en misschien gelóófden ze het ook wel. Maar de werkelijkheid was anders. Het bedje stond in Lena’s verhaal voor alles wat het internaat nu juist níét was. In en om Lena’s huis was het na de evacuatie weliswaar een chaos, maar het was ook een opwindende tijd. Er waren aardige mannen in de buurt die Lena kauwgum gaven, een luxeartikel. En door kleding voor de soldaten te wassen betekende Lena op haar beurt iets voor hen. Een van de soldaten, zou later blijken, had een oogje op Lena. Misschien hadden haar ouders het in de gaten en grepen ze in omdat haar eer op het spel stond. Haar vader had Lena tenslotte al vaak gewaarschuwd voor jongens. Er kon ‘onkuisheid’ van komen en dat was een doodzonde.
Hoe dan ook, ze besloten plots dat Lena naar het internaat in Maastricht zou gaan. En daar heerste een ijzeren discipline. Lena was er haar ongedwongenheid kwijtgeraakt, vond ze. De zuster vergiftigden haar met het idee dat mannen vieze, onbetrouwbare wezens waren. Maar het was ondenkbaar dat Lena tegen de beslissing van haar ouders in ging. ‘Lena gaat naar de kweek,’ had haar vader gezegd nadat ze bij de ursulinen in Echt haar mulodiploma had gehaald. ‘En ik wist níét wat het was,’ voegde ze eraan toe. Onvoorstelbaar, vond ze dat nu, maar zo weinig wist zij kennelijk als meisje van vijftien. En dus kon het gebeuren dat ze van de ene op de andere dag werd meegenomen naar Maastricht. Door zo’n aardige militair nog wel. Het was alsof ze in zijn gezelschap aan boord van de jeep nog één keer mocht proeven van de vrijheid.
Op internaat Immaculata van de Zusters van het Arme Kind Jezus veranderde Lena’s leven totaal. Ze had er later vaak over verteld, aan haar zussen bijvoorbeeld. Over de manier waarop zij en de andere meisjes er door de religieuzen werden gedrild. Over de straf die je kreeg als je in de rij bij de wc iets tegen een ander zei: ‘Alsof je een moord had begaan.’ Over het vreselijke zwarte lapje dat de zusters over Lena’s oog deden als ze weer eens een strontje had. Maar haar zussen hadden het niet zelf meegemaakt, en gaven haar soms het gevoel dat ze het nu wel lang genoeg had verteld. ‘Maar voor mij héb ik het nog niet lang genoeg verteld,’ zei Lena. ‘Om mee te voelen wat dat betekend heeft. Dat is heel pijnlijk geweest.’

Met haar vijftien jaar was Lena (geboren in 1929) niet eens zo jong toen ze bij de Zusters van het Arme Kind Jezus intern ging. ‘Pensionaires’ werden leerlingen zoals zij in die tijd genoemd. Andere kinderen gingen vaak al met twaalf jaar naar een pensionaat, kostschool of internaat; de termen zijn inwisselbaar. En soms waren ze nog jonger – negen of tien. Ze kwamen meestal uit katholieke gezinnen, volgden er de laatste jaren van de lagere school en stroomden dan door naar bijvoorbeeld mulo, hbs of kweekschool. Anderen gingen op kostschool zodra ze van de lagere school kwamen. Keus was er genoeg. Halverwege de twintigste eeuw was een wijdvertakt netwerk ontstaan van katholieke instellingen voor opvoeding en onderwijs. Van kleuterschool tot hogeschool en universiteit, voor elk niveau was een katholiek instituut, met eigen katholieke leermiddelen en lesmethodes, zoals ook de protestanten en de neutralen die hadden.
De opmars van katholieke instellingen begon in de negentiende eeuw. Vooral in de tweede helft, nadat in 1853 in Nederland de bisschoppelijke hierarchie was hersteld en de katholieken hun geloof weer openlijk mochten belijden, verrees in recordtempo een enorm aantal katholieke instellingen voor opvoeding en onderwijs. Belangrijke motor achter al die instituten waren de vele broeder. en zustercongregaties die in de negentiende eeuw waren opgericht. Anders dan oude, middeleeuwse ordes als die van de benedictijnen of kapucijnen, hadden jonge congregaties vaak lange namen. Liefdezusters van het Kostbaar Bloed bijvoorbeeld. Of: Zusters van het Onbevlekt Hart van Maria. In de volksmond werden ze vaak ingekort, zoals de Dochters van Maria en Joseph, beter bekend als de Zusters van de Choorstraat, in Den Bosch. Veel van de nieuwe congregaties zetten zich in voor onderwijs en daarbij kwamen de zedelijke en godsdienstige vorming op de eerste plaats. Maar ook vakinhoudelijk stonden scholen van religieuzen goed aangeschreven. Hun ideaal van discipline en gehoorzaamheid, in een geïsoleerde omgeving, droeg bij aan het positieve imago, want ook de elite was van oudsher op die manier klaargestoomd.
Er kwamen vooral veel scholen bij voor de nette burgerklasse: de hogere middenstand. Het was te danken aan de groei van de welvaart. Bovendien moesten kinderen uit de midden- en hogere klasse, anders dan die uit de hoogste kringen, later zélf een goed inkomen zien te verwerven. Daarvoor waren goede scholen nodig. Wat ook hielp was de snelle bevolkingsgroei. Het aantal meisjesscholen steeg het sterkst, want meisjes hadden op onderwijsgebied een flinke inhaalslag te maken. Er kwamen vooral veel kweekscholen bij, waar meisjes al vanaf hun twaalfde naartoe konden. Ouders waren er dol op: een onderwijsakte was de verzekering dat hun dochter, mocht ze ongetrouwd blijven, op een nette manier in haar eigen onderhoud kon voorzien. En dankzij de kweekscholen waren de ordes en congregaties op hun beurt verzekerd van voldoende nieuwe aanwas voor hun onderwijs. Maar ook de gemeenten en schoolbesturen waren blij: de religieuzen golden als goede en goedkope krachten.
Een grote, extra impuls kregen de congregaties in 1920, toen het bijzonder en het openbaar onderwijs financieel werden gelijkgesteld. De religieuzen kregen vanaf dat moment hetzelfde salaris als leken. Maar het grootste gedeelte van het salaris van de religieuzen vloeide rechtstreeks naar de congregatie. Dankzij deze bron van inkomsten groeide het aantal katholieke scholen en instellingen in handen van religieuzen nóg onstuimiger. En het aantal internaten groeide mee. De sterkste stijging vond plaats na de Tweede Wereldoorlog. Waren er in 1946 217 internaten in Nederland, veertien jaar later, in 1960, was dat aantal toegenomen tot 321. Daarmee was dan ook zo’n beetje het hoogtepunt bereikt. Vooral in de tweede helft van de jaren zestig liep het aantal razendsnel terug. In 1970 waren er 199 en nog eens tien jaar later, in 1980, bleven er nog maar vijftien over.
Tegenwoordig wordt onder de term ‘internaat’ meestal iets heel anders verstaan. Soms gaat het om een specialistisch orthopedagogisch behandelcentrum, maar ook jeugdzorg heeft instellingen voor kinderen met complexe problemen die een poosje, maar liefst zo kort mogelijk, uit huis moeten. Enkele instituten richten zich op kinderen van schippers, kermisexploitanten of circusartiesten. Het zijn kleinschalige woongemeenschappen en als het even kan gaan de kinderen die er wonen ’s ochtends net als thuiswonende kinderen op de fiets naar een school in de buurt. En een instituut als de Internationale School Eerde, gevestigd in een imposant kasteel in Ommen, doet nog het meest denken aan een exclusieve Engelse boarding school. Er zitten kinderen van vijfentwintig nationaliteiten van wie de ouders (meestal expats) bereid zijn om jaarlijks 18 000 euro voor een Cambridge Secondary 1-opleiding te betalen (21 000 euro voor Cambridge Secondary 2), nog afgezien van de 27 000 euro die het kost om er een jaar intern te wonen. Religieuzen zijn er in geen velden of wegen te bekennen.
Moderne internaten hebben dus nauwelijks overeenkomsten met de kostscholen waar het in dit boek om gaat: scholen die verbonden waren aan een rooms-katholieke kloostercongregatie en gevestigd op hetzelfde - meestal ommuurde - terrein. Vaak waren er op zofn terrein aparte gebouwen voor de klaslokalen, de slaap. en eetvertrekken en was er een aparte afdeling voor de religieuzen, waar de leerlingen niet mochten komen.

 

Copyright © 2017 Truska Bast

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum